Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 130613 achteropaanrijding in file; wijze waarop verzoeker reed niet verwijtbaar; geen eigen schuld

Rb Amsterdam 130613 achteropaanrijding in file; wijze waarop verzoeker reed niet verwijtbaar; geen eigen schuld;
- gevorderd € 5.542,04 obv 19,3 uur; uren opstellen verzoekschrift gematigd; begroot en toegewezen € 4.700,00

2.  De feiten 
2.1.  Op 8 juni 2012 heeft een kop-staart aanrijding plaatsgevonden op de Middenweg te Amsterdam, waarbij [A] als bestuurder van een Volkswagen Lupo (hierna: de Volkswagen) van achteren is aangereden door een Renault Megane (hierna: het ongeval). De heer [B] (hierna: [B]) reed op het moment van het ongeval als passagier mee in de Volkswagen. De Volkswagen was eigendom van de heer [C] (hierna: [C]), een vriend van [A]. 
2.2.  De Renault Megane (hierna: de Renault) werd bestuurd door mevrouw [D] (hierna: [D]) en was ten tijde van het ongeval op grond van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid bij ABN. Mevrouw [E] (hierna: [E]) reed op het moment van het ongeval als passagier mee in de Renault. 

2.3.  [A] en [D] hebben na het ongeval gezamenlijk de voorzijde van een aanrijdingsformulier ingevuld. Bij de toedracht is ten aanzien van de Volkswagen aangevinkt “stond geparkeerd/stond stil” en ten aanzien van de Renault “botste op achterzijde, in dezelfde richting op dezelfde rijstrook rijdend”. 
[D] heeft op de achterzijde van het aanrijdingsformulier bij de vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” het volgende ingevuld: 
“Ik, want ik zag te laat dat hij alweer op de rem stond. Dhr. [rb: [A]] rijde te trag en zat steeds te remen. Hij vertoonde een heel raar rijgedrag.” 

2.4.  Bij brief van 11 juni 2012 heeft [C], voor zover thans relevant, aan ABN bericht: 
“(…) 
Hierbij stel ik uw verzekerde aansprakelijk voor de gevolgen van het ongeval dat op 8 juni 2012 op de Middenweg te Amsterdam plaatsvond tussen het voertuig, merk Renault (…) en mijn voertuig, Volkswagen (…) omdat uw verzekerde achterop mijn auto botste toen ik stond te wachten voor een verkeerslicht. 
(…) 
Er is (nog) geen sprake van letsel. Er is (nog) geen sprake van ziekenhuisopname. Controle van de bestuurder, dhr. [A] (…) vindt plaats op 11 en 12 juni 2012. Afhankelijk van de uitkomsten van de onderzoeken kan een ziekenhuisopname benodigd zijn (…)” 

2.5.  Bij brief van 2 juli 2012 heeft ABN de aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. De schade aan de Volkswagen van [C] is door ABN volledig vergoed. 

2.6.  De advocaat van [A] heeft ABN, voor het eerst bij brief van 6 juli 2012, aansprakelijk gesteld voor de door [A] ten gevolge van het ongeval geleden en nog te lijden schade. 

2.7.  [B] heeft middels een (ondertekend) “getuigen informatieformulier” van het kantoor van de advocaat van [A], gedateerd 8 juli 2012, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
“(…) Wij stonden stil ivm file en werden plots na 10 sec van achteren aangereden. (…)” 

2.8.  Op 9 augustus 2012 heeft [D] ten overstaan van een medewerker van Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. (hierna: Delta Lloyd), de schaderegelaar namens ABN, voor zover thans relevant, de volgende (ondertekende) verklaring afgegeven: 
“(…) Het was druk op de Middenweg en ik reed in een soort file, het verkeer reed langzaam. 
Toen ik voor het verkeerslicht stond, stond ik op de linker rijstrook en voor mij stond toen al de een rode Volkswagen, een klein model. 
Toen het groen werd trokken we op, hij [rb: [A]] was de eerste bij het verkeerslicht maar hij trok erg langzaam op en er waren al meerdere auto’s voorbij voordat ik van links naar rechts in kon voegen; we reden eigenlijk stapvoets en dat stoorde ons. 
Zo bleef ik achter die auto rijden en ik schat dat we stapvoets reden, ongeveer 15-20 kilometer per uur. Voor die Volkswagen ontstond voldoende ruimte maar hij reed dat gat niet dicht (…) 

Op een bepaald moment nam ik wat afstand van hem en gaf daarna weer gas om bij te trekken. Eerder had de auto 1 vaker geremd, heel vaak. 

Waarom had de auto steeds geremd? 
Ik weet dat niet, ik zag geen aanleiding om tussentijds te remmen. 
Ik ben dom geweest omdat ik tevoren zag dat hij raar gedrag vertoonde. Ik had beter op moeten letten. Ik gaf dus gas bij en toen ik bij hem in de buurt was, remde de bestuurder van die auto weer ineens. Of eigenlijk stond hij al stil. 

Was er een reden om te remmen of stil te staan? 
Nee, ik zag geen reden zoals iemand die overstak of een dier dat overstak. Hij stopte daar gewoon. 

(…) 
Kun je stellen dat zij de aanrijding hebben uitgelokt? 
Tja, zij reden erg vreemd en stopten en remden onnodig maar ik kan niet zeggen of zij daar een opzet mee hadden. 
Ik heb hoe dan niet opgelet en ben bij hen achterop gereden. (…)” 

2.9.  Op 14 augustus 2012 heeft [E] ten overstaan van een medewerker van Delta Lloyd, voor zover thans relevant, de volgende (ondertekende) verklaring afgegeven: 
“(…) 
Op een gegeven moment moesten we wachten voor een verkeerslicht en bij het aanrijden, nadat we bij het verkeerslichten hadden staan wachten, reed hij [rb: [A]] ineens van links naar rechts en ging plots voor ons rijden. 
[D] [rb: [D]] moest toen remmen en de auto is enige tijd voor ons blijven rijden. 
Op een bepaald moment botste [D] met haar auto achter tegen die rode auto. 

(…) 
Die man [rb: [A]] had een aparte manier van rijden maar wat er exact is gebeurd weet ik niet. Als ik praat over een rare manier van rijden bedoel ik dat hij terwijl er weinig ruimte was invoegde en dat deed zonder richting aan te geven. 
Toen hij voor ons reed trapte hij steeds op de rem, dat zag ik omdat de remlichten aan gingen en we reden ongeveer 30 kilometer per uur. 
Die man reed onregelmatig. 

Ten tijde van de aanrijding reed de auto in ieder geval erg zacht maar ik weet niet of hij remde; de remlichten ware volgens mij niet aan toen [D] er achterop reed. 
(…) 
Ik sluit niet uit dat [D] met haar voet van de rem schoot maar dat weet ik niet zeker. (…)” 

3.  Het deelgeschil 
3.1.  [A] verzoekt de rechtbank – na wijziging van zijn verzoek ter zitting van 16 mei 2013 – voor recht te verklaren dat de aansprakelijkheid van ABN voor de schade die [A] heeft geleden c.q. nog zal lijden ten gevolge van het verkeersongeval op 8 juni 2012 vast staat en dat ABN gehouden is tot volledige vergoeding van de door [A] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het [A] overkomen ongeval op 8 juni 2012. Voorts verzoekt [A] veroordeling van ABN tot betaling van EUR 5.177,64 ter zake de kosten van rechtsbijstand gemoeid met het erkend krijgen van de aansprakelijkheid en veroordeling van ABN tot betaling van EUR 5.542,04 ter zake de kosten van dit deelgeschil, een en ander – voor zover mogelijk – uitvoerbaar bij voorraad. 

3.2.  [A] stelt daartoe dat ABN volledig aansprakelijk is voor de door hem ten gevolge van het ongeval geleden en te lijden materiële en immateriële schade, nu van eigen schuld aan zijn zijde geen sprake is. [A] meent dat beëindiging van het geschil tussen partijen omtrent de (omvang van de) aansprakelijkheid en zijn (vermeende) eigen schuld kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over zijn vordering, als bedoeld in artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). 

3.3.  ABN erkent haar aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval maar stelt zich op het standpunt dat er sprake is van 50%, althans een in goede justitie door de rechtbank te bepalen percentage, eigen schuld aan de zijde van [A]. Voorts voert ABN aan dat [A] niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van enig letsel en van daaruit voortvloeiende schade die voor vergoeding in aanmerking komt. 

3.4.  De rechtbank overweegt dat [A] zijn oorspronkelijke verzoek om ABN te veroordelen om aan hem een voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade te betalen ter hoogte van EUR 3.115,00 heeft ingetrokken, nu partijen ter zitting van 16 mei 2013 op dit punt een schikking hebben bereikt. Dit verzoek behoeft derhalve geen bespreking meer. 

4.  De beoordeling 
Lenen de verzoeken zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure? 
4.1.  ABN heeft zich in haar verweerschrift gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank betreffende de vraag of de verzoeken van [A] zich lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. 

4.2.  Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Rv). 

4.3.  [A] verzoekt – naast de verklaringen voor recht – veroordeling van ABN tot betaling van EUR 5.177,64 ter zake de kosten van rechtsbijstand gemoeid met het erkend krijgen van de aansprakelijkheid. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat onenigheid tussen partijen over de betaling van deze buitengerechtelijke kosten aanleiding is geweest voor het vastlopen van de onderhandelingen tussen hen en dat beoordeling van dit verzoek kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering van [A]. De rechtbank is derhalve van oordeel dat dit verzoek zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w Rv en zal dit verzoek dan ook afwijzen. 

4.4.  Het verzoek van [A] om voor recht te verklaren dat de aansprakelijkheid van ABN voor de schade die hij heeft geleden c.q. nog zal lijden ten gevolge van het verkeersongeval op 8 juni 2012 vast staat en dat ABN gehouden is tot volledige vergoeding van de door hem geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 8 juni 2012, leent zich naar het oordeel van de rechtbank wel voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Immers, indien de omvang van de aansprakelijkheid van ABN wordt vastgesteld, kunnen partijen verder onderhandelen over de omvang van de schade teneinde een vaststellingsovereenkomst over de vordering van [A] met elkaar te kunnen sluiten. De rechtbank zal thans derhalve overgaan tot de inhoudelijke beoordeling van dit verzoek van [A]. 

Omvang aansprakelijkheid ABN 
4.5.  Zoals hiervoor reeds overwogen staat vast dat ABN in beginsel haar aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkent. ABN stelt zich evenwel op het standpunt dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [A], nu zijn gedrag volgens ABN ook aan het ontstaan van het ongeval heeft bijgedragen. ABN meent daarom slechts gehouden te zijn om een deel van de (gestelde) schade van [A] te vergoeden. Ter onderbouwing van de vermeende eigen schuld van [A] voert ABN aan dat [A] blijkens de hiervoor geciteerde verklaringen van [D] en [E] (zie hiervoor onder 2.8 en 2.9) abrupt heeft ingevoegd zonder zijn richtingaanwijzer te gebruiken, abrupt heeft geremd zonder noodzaak en dat hij het gat niet dicht reed. 

4.6.  [A] betwist dat zijn gedrag heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval en dat hij abrupt remde zonder noodzaak. Daarbij wijst [A] erop dat sprake was van een file situatie. [A] stelt dat hij remde omdat de auto’s voor hem stil stonden en dat hij uit veiligheidsoverwegingen altijd een lengte van twee auto’s afstand houdt, zodat hij het gat dus inderdaad niet helemaal dicht rijdt. 

4.7.  De rechtbank overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat op het moment van het ongeval sprake was van langzaam rijdend fileverkeer op de Middenweg. Op grond van het aanrijdingsformulier en de overgelegde verklaringen staat vast dat [D] niet tijdig heeft geremd en met de Renault achterop de Volkswagen is gereden. Derhalve is ABN, als WAM-verzekeraar van [D], in beginsel aansprakelijk voor de schade die [A] ten gevolge van het ongeval heeft geleden en nog zal lijden. ABN heeft haar aansprakelijkheid ook erkend. Daarmee is het eerste deel van de door [A] verzochte verklaring voor recht toewijsbaar. Het antwoord op de vraag of ABN dientengevolge ook gehouden is om tot volledige vergoeding van de door [A] geleden en nog te lijden schade over te gaan, is afhankelijk van het antwoord op de vraag of het verweer van ABN, dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [A] in de zin van artikel 6:101 van het Burgerlijk Wetboek (BW), slaagt. 

4.8.  De rechtbank is van oordeel dat ABN, in het licht van de betwisting van [A], onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat sprake is van gedrag van [A] dat heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Vast staat dat de gestelde abrupte invoegmanoeuvre van [A], die blijkens de overgelegde verklaringen overigens alleen door [E] is opgemerkt, reeds enige tijd voor het ontstaan van het ongeval heeft plaatsgevonden, zodat deze daaraan niet heeft bijgedragen. Dat [A] abrupt en zonder noodzaak zou hebben geremd, is, gelet op de gemotiveerde betwisting door [A], niet vast komen te staan. De rechtbank overweegt dat er in een file situatie verschillende mogelijke rijstijlen bestaan. De gestelde wijze waarop [A] reed, namelijk door regelmatig te remmen en het gat met zijn voorligger niet helemaal dicht te rijden, komt de rechtbank geenszins verwijtbaar voor in de gegeven omstandigheden. Het enkele feit dat deze rijstijl blijkens hun verklaringen niet overeenkomt met de rijstijl van [D] en [E] in een file situatie, maakt dit niet anders. Op basis hiervan kan de rechtbank dan ook niet concluderen dat het gedrag van [A] aan het ontstaan van het ongeval heeft bijgedragen. Het beroep van ABN op eigen schuld aan de zijde van [A] zal derhalve worden afgewezen. Dat betekent dat ook de verzochte verklaring voor recht dat ABN gehouden is tot volledige vergoeding van de door [A] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade ten gevolge van het hem overkomen ongeval op 8 juni 2012 toewijsbaar is. Dat de omvang van het letsel en de daaruit voortvloeiende schade thans nog niet vast staan, doet daar niet aan af. 

Kosten deelgeschil 
4.9.  [A] verzoekt de rechtbank om over te gaan tot veroordeling van ABN in de kosten van het deelgeschil zoals door hem begroot. 

4.10.  ABN acht het niet redelijk dat de door [A] opgevoerde kosten voor het deelgeschil volledig voor vergoeding in aanmerking komen. Daartoe voert ABN aan dat het aantal gedeclareerde uren haar bovenmatig hoog voorkomt en dat het gehanteerde uurtarief niet redelijk is. Voorts wijst ABN erop dat op grond van artikel 1019aa Rv de kosten slechts kunnen worden begroot. 

4.11.  De rechtbank overweegt dat op de voet van artikel 1019aa Rv in beginsel begroting dient plaats te vinden van de kosten die [A] heeft gemaakt in het kader van de deelgeschilprocedure. Daarbij dient de rechter de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets te hanteren: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. Daarvan is gelet op het voorgaande echter geen sprake. De rechtbank zal derhalve overgaan tot begroting van de kosten van de behandeling van het verzoek op de voet van artikel 1019aa Rv. 

4.12.  [A] begroot zijn kosten van rechtsbijstand ten behoeve van deze deelgeschilprocedure op EUR 5.542,04. Uit de door [A] overgelegde declaraties met urenspecificatie blijkt echter dat dit een bedrag moet zijn van EUR 5.524,48 (6,8 uur x EUR 195,00 per uur + 9,1 uur x EUR 238,50 + 6% kantoorkosten + 21% BTW + 3,4 uur x EUR 238,50 per uur + 6% kantoorkosten + 21% BTW). 

4.13.  De rechtbank acht de gehanteerde uurtarieven in een zaak als de onderhavige niet onredelijk. Wel acht de rechtbank, met ABN, het aantal opgevoerde uren bovenmatig. Blijkens de overgelegde urenspecificaties hebben mr. Tempel en mr. Wolf gezamenlijk ongeveer 13,5 uur besteed aan het opstellen van het verzoekschrift. Gelet op de betrekkelijke eenvoud van het verzoek en het gehanteerde hoge uurtarief van mr. Wolf, dat impliceert dat zij een ervaren advocaat is, acht de rechtbank dat niet redelijk. De rechtbank zal de aan het opstellen van het verzoekschrift bestede uren derhalve matigen tot 8,5 uur en het deel van de gemaakte kosten dat in redelijkheid ten laste van ABN dient te komen, begroten op EUR 4.700,00, inclusief EUR 267,00 aan griffierecht. 

4.14.  De advocaat van [A] heeft ter zitting toegelicht dat op haar website voor (potentiële) klanten zo eenvoudig mogelijk is weergegeven op wat voor kosten zijn in totaal moeten rekenen, waarbij geen splitsing is gemaakt naar uurtarief, BTW en kantoorkosten. Nu ABN deze toelichting ter zitting niet heeft weersproken, gaat de rechtbank er vanuit dat de wijze waarop [A] de totale kosten heeft berekend, te weten plus 6% kantoorkosten en 21% BTW, niet onredelijk is. 

4.15.  Nu de aansprakelijkheid van ABN vast staat, zal de rechtbank ABN, overeenkomstig het verzoek daartoe van [A], veroordelen tot betaling van de met het deelgeschil gemoeide kosten, zoals hiervoor onder 4.13 door de rechtbank begroot. LJN CA3809