Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof Den Haag 070715 ontsnapte patient psychiatrische instelling legt zijn armen op de treinrails; geen causaal verband tussen ontsnapping en automutilatie

Hof Den Haag 070715 ontsnapte patient psychiatrische instelling legt zijn armen op de treinrails; geen causaal verband tussen ontsnapping en automutilatie

vervolg op: rb-s-gravenhage-150212-eiser-legt-na-ontsnapping-uit-gesloten-afdeling-zijn-armen-op-de-treinrails-geen-cv-tussen-automutilatie-en-handelen-inrichting

Beoordeling in hoger beroep

2. 
Het hof zal in hoger beroep uitgaan van de feiten die de rechtbank heeft vermeld onder 2.1 tot en met 2.11 van het bestreden vonnis, nu die feiten niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende. [appellant] is op 1 november 2006 met een last tot inbewaringstelling op grond van artikel 20 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen op een gesloten afdeling van Bavo te [plaats], locatie [locatie]. Uit de medische stukken rond deze opname blijkt dat gevaar aanwezig werd geacht voor uitdroging en gevaar voor zelfverwonding/zelfdoding. [appellant] zou tegen personen in zijn omgeving hebben gezegd dat hij zijn handen op de spoorrails wilde leggen, zodat deze er afgereden zouden worden. Tevens zou hij hebben aangegeven boete te willen doen voor een diefstal uit het verleden door naar Saoedi-Arabië te gaan en zijn handen af te laten hakken. Na aankomst in de kliniek heeft psychiater [psychiater] [appellant] onderzocht. [psychiater] heeft geen tekenen van een psychose gezien noch anderszins een diagnose gesteld. De eerste nacht van de opname heeft Bavo [appellant] in een separeerruimte laten doorbrengen.
[appellant] gedroeg zich rustig en redelijk en de volgende dag is daarom besloten hem op de afdeling te laten verblijven. Op 2 november 2006 heeft [psychiater] [appellant] weer beoordeeld. Het verslag vermeldt onder meer: “Niet onmiddellijk psychotische symptomen waargenomen. Patiënt is niet depressief. Er zijn dus nog veel diagnostische vraagtekens.” Tijdens de nacht van 4 op 5 november 2006 is [appellant] ontsnapt uit de kliniek. Hij is vanuit een binnenplaats, die via een deur vanuit de inrichting vrij toegankelijk was voor de opgenomen patiënten en ommuurd was door circa vijf meter hoge muren met ramen, het dak opgeklommen. Terwijl hij op het dak was of aan het dak hing, is hij gezien door een verpleegkundige van Bavo. Nadat [appellant] via het dak was ontsnapt, heeft hij zich enkele uren schuilgehouden in de struiken nabij de inrichting. De verpleegkundige heeft een rondje om het gebouw gelopen om [appellant] te zoeken, maar heeft hem niet gezien. Bavo heeft vervolgens de wachtarts en de politie geïnformeerd over de ontsnapping en Bavo heeft ook de familie van [appellant] op de hoogte gesteld. [appellant] is niet meer teruggekeerd naar de inrichting. In de periode daarna heeft hij op straat gezworven en ook enig contact gehad met zijn familie. Begin januari 2007 heeft de familie contact opgenomen met Bavo omdat zij zich zorgen maakte over [appellant]. Naar aanleiding daarvan heeft de inrichting nogmaals contact opgenomen met de politie. Op 13 januari 2007 is [appellant] vanuit het huis van zijn stiefmoeder met een trap naar een nabijgelegen spoorbaan gegaan. Daar is hij met behulp van die trap over het daar aanwezige hekwerk geklommen en heeft hij zijn onderarmen op de spoorrails gelegd, waarbij deze door een passerende trein zijn afgesneden (“het ongeval”).

3. 
In dit geding houdt [appellant] Bavo aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval; hij vordert ter zake een verklaring voor recht. [appellant] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Bavo onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door
( i) onvoldoende onderzoek te hebben gedaan naar zijn psychische toestand
(ii) onvoldoende toezicht te hebben uitgeoefend tijdens zijn verblijf in de inrichting, waardoor hij kon ontsnappen
(iii) onvoldoende te hebben gedaan na zijn ontsnapping.

4. 
Bavo heeft bestreden dat zij in één van de genoemde opzichten te weinig zou hebben gedaan en dat zij onrechtmatig zou hebben gehandeld jegens [appellant]. Bavo heeft verder betwist dat er causaal verband bestaat tussen hetgeen [appellant] op 13 januari 2007 is overkomen en zijn vertrek uit de inrichting op 4 november 2006.

5. 
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis het verweer van Bavo inzake het ontbreken van causaal verband gehonoreerd en de vordering afgewezen.
Met betrekking tot de door [appellant] in appel tegen genoemd vonnis aangevoerde grieven, die zich lenen voor gezamenlijke behandeling, overweegt het hof het volgende.

6. 
De kern van de door [appellant] geformuleerde grieven is gericht tegen het oordeel van de rechtbank (en de daaraan ten grondslag gelegde motivering) dat het causaal verband (in de zin van condicio sine qua non-verband) tussen de ontsnapping en de automutilatie ontbreekt. Naar het oordeel van het hof gaan de tegen het vonnis van de rechtbank gerichte bezwaren echter niet op en wel op grond van de volgende overwegingen:

- naar Bavo onbestreden, gemotiveerd heeft aangevoerd, wordt bij een inbewaringstelling bij 58% van de patiënten de gedwongen opname reeds binnen enkele dagen beëindigd;
- op 6 november 2011 stond een zitting in het kader van de BOPZ gepland ter beoordeling van de vraag of de inbewaringstelling van [appellant] zou moeten worden voortgezet;
- tijdens de opname zijn geen psychotische of andere psychiatrische verschijnselen bij [appellant] vastgesteld; het is aannemelijk dat in de korte tijd tussen de ontsnapping van [appellant] en de geplande zitting geen verandering in dat beeld zou zijn opgetreden;
- gelet op het ontbreken van psychotische of andere psychiatrische verschijnselen tijdens de opname, het rustige en redelijke gedrag van [appellant] en zijn herhaalde mededeling dat hij niet van plan was zichzelf iets aan te doen, werd niet langer voldaan aan het gevaarscriterium en is aannemelijk dat bij de zitting van 6 november 2011 de inbewaringstelling niet zou zijn verlengd;
- dat door Bavo tijdens de gedwongen opname geen diagnose is gesteld, komt niet doordat Bavo [appellant] tijdens die periode niet of onvoldoende heeft onderzocht of geobserveerd, maar doordat bij de door [psychiater] verrichte onderzoeken en uit de observaties van het verpleegkundig personeel van Bavo geen, althans onvoldoende aanwijzingen voor enig psychiatrisch ziektebeeld waren gebleken;
- zelfs indien de inbewaringstelling voor langere tijd zou zijn voortgezet, is aannemelijk dat [appellant] dan op een later moment in de periode tussen zijn opname en het ongeval zou zijn ontslagen, mede gelet op de voldoende onderbouwde en onvoldoende gemotiveerd betwiste stelling van Bavo dat in de meeste gevallen van inbewaringstellingen de patiënt binnen vier weken na aanvang van de gedwongen behandeling wordt ontslagen;
- [appellant] is na zijn ontsnapping niet onmiddellijk of binnen korte tijd tot automutilatie overgegaan; pas ruim twee maanden na zijn ontsnapping heeft het ongeval plaatsgevonden, hetgeen erop wijst dat gedurende een zekere periode aansluitend aan de ontsnapping niet werd voldaan aan het gevaarscriterium, althans dat dit niet kenbaar was voor degenen die over een verlenging van de gedwongen opname zouden gaan beslissen;
- direct na het ongeval vertoonde [appellant] evenmin psychotische verschijnselen en toonde hij bovendien weinig tot geen berouw met betrekking tot de automutilatie, en ook gedurende de vier maanden waarin [appellant] na het ongeval opgenomen is geweest in het Erasmus Medisch Centrum, zijn bij hem geen psychotische verschijnselen vastgesteld, welk een en ander mede aannemelijk maakt dat de gedwongen opname van [appellant], indien hij niet zou zijn ontsnapt, op enig moment gedurende de periode tussen 4 november 2006 en 13 januari 2007 zou zijn beëindigd.

7. 
Gelet op het onder 6 overwogene staat naar het oordeel van het hof in voldoende mate vast dat de automutilatie niet in causaal (in de zin van: condicio sine qua non) verband staat met de ontsnapping. Hierop stuiten alle grieven van [appellant] af. De conclusie is dan ook dat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. ECLI:NL:GHDHA:2015:1748