Rb Alkmaar 110707 uitlatingen psychotherapeut in ncrv-radioprogramma
- Meer over dit onderwerp:
Rb Alkmaar 110707 uitlatingen psychotherapeut in ncrv-radioprogramma
a. De betrokkene Eiser 1 (hierna: De betrokkene) is de zuster van eisers 1 tot en met 6 en de dochter van eiseres sub 7. De betrokkene is in therapie geweest bij Gedaagde, in ieder geval vanaf 1994 tot en met september 1999.
b. Gedaagde is sinds 1981 werkzaam als psychotherapeut en houdt zich onder meer bezig met de begeleiding van patiënten bij de verwerking van een incestverleden.
c. In juni 2000 heeft de NCRV op televisie de documentaire "Verborgen moeders" uitgezonden, waaraan De betrokkene heeft deelgenomen. In deze documentaire vertelt De betrokkene onder meer dat zij slachtoffer is van incest, ten gevolge waarvan zij enkele malen zwanger is geweest. Daarbij zouden drie geboren baby's zijn vermoord (verbrand), zou er één baby in een vuilnisbak zijn gedeponeerd en zou er één zijn verkocht. Na aangifte wegens smaad door Eiser 1 c.s. heeft de NCRV een schikking getroffen met het Openbaar Ministerie. Onderdeel van de schikking was een rectificatie in het omroepblad van de NCRV.
d. Op 28 november 2001 heeft het radioprogramma "Eén op de middag" een uitzending gehad naar aanleiding van voornoemde documentaire van de NCRV. In deze uitzending worden onder meer stukken van een eerder opgenomen interview tussen de journalist, hierna: de journalist, en Gedaagde afgespeeld. (...)
In het licht van de hiervoor geschetste omstandigheden had van Gedaagde een bijzondere behoedzaamheid mogen worden gevergd. Gedaagde had zich naar het oordeel van de rechtbank tijdens het radioprogramma in ieder geval moeten onthouden van uitlaten over het waarheidsgehalte van de door De betrokkene geuite beschuldigingen aan haar familie. Door zich in het interview met de journalist uit te laten als hij heeft gedaan - Gedaagde wist dat dit op de radio zou worden uitgezonden -, heeft Gedaagde niet gehandeld in overeenstemming met de jegens Eiser 1 c.s. te betrachten zorgvuldigheid die ook in zoverre van een redelijk en bekwaam handelend psychotherapeut mocht worden verwacht.
4.10 Gedaagde heeft verder aangevoerd dat het hem in het kader van artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting) vrij stond om meningen te uiten in elke denkbare vorm. Hij heeft in de media slechts naar buiten gebracht wat hij heeft waargenomen bij De betrokkene, namelijk echte emoties, lichaamstaal. Het stond hem als ieder ander vrij zowel meningen als feiten te uiten in elke denkbare vorm, aldus Gedaagde.
De rechtbank kan Gedaagde hierin niet volgen. De vrijheid van meningsuiting kan beperkt worden, indien deze beperking bij wet is voorzien en deze in een democratische samenleving noodzakelijk is, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM).
Op grond van de hiervoor geschetste omstandigheden, heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat Gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door zijn uitingen in het interview. Hieruit volgt dat een beroep op artikel 10 EVRM niet kan slagen.
4.11 De vorderingen
De onrechtmatige daad van Gedaagde jegens Eiser 1 c.s. is aan hem toe te rekenen.
Op grond van wat hiervoor onder 4.5 en 4.9 is overwogen, ligt de gevraagde verklaring voor recht voor toewijzing gereed. LJN BB0201