Rb Gelderland 200116 besteding schadevergoeding minderjarige door beheerder; vader niet geslaagd in bewijs schenking mercedes
- Meer over dit onderwerp:
Rb Gelderland 200116 besteding schadevergoeding minderjarige door beheerder; vader niet geslaagd in bewijs schenking mercedes
2 De verdere beoordeling
2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 27 mei 2015. Daarin is overwogen dat [gedaagde] tekort is geschoten in zijn taak als beheerder van het vermogen van [eiser] . De vraag die nog niet beantwoord kon worden is of een bedrag ad € 27.000,-- dat is aangewend voor de aanschaf van een Mercedes voor [gedaagde] een schenking betrof.
2.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 27 mei 2015 onder 4.21. overwogen:
Per saldo komt het erop neer dat [gedaagde] een bedrag waarover hij voor [eiser] het beheer voerde heeft aangewend voor de aanschaf van een Mercedes voor zichzelf. Gelet op de hiervoor in rechtsoverweging 4.8. weergegeven verantwoordingsplicht en het feit dat [eiser] zelf geen mogelijkheid had om gelden over te boeken nu hij niet over internetbankieren beschikte, is het aan [gedaagde] om gemotiveerd te stellen dat sprake is geweest van een schenking.
2.3.
[gedaagde] is vervolgens opgedragen te bewijzen dat sprake het door [eiser] medio januari 2008 betaalde bedrag van € 27.000,-- voor de aanschaf van een Mercedes voor [gedaagde] een schenking betrof.
2.4.
[gedaagde] heeft vervolgens zichzelf en zijn dochter, [naam] , als getuigen doen horen. [eiser] heeft afgezien van contra-enquête.
2.5.
[gedaagde] is partij in deze procedure en als gevolg daarvan partijgetuige. Ex artikel 164 lid 2 Rv. kan zijn verklaring alleen bijdragen aan het bewijs in het geval er aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanige essentiële punten betreffen dat zij de verklaring van [gedaagde] voldoende geloofwaardig maken. [gedaagde] heeft zelf verklaard, voor zover relevant:
In 2008 was € 190.000,00 vrijgekomen van de verzekering. Mijn zoon had daarvan een auto gekocht en toen ik thuis kwam zei hij tegen mij: ik heb ook een mooie auto voor jou gezien. Boven liet hij mij een foto zien van een zwarte Mercedes. Op een zaterdag zijn wij (mijn vrouw, zoon en dochter en ik) naar [naam 1] in Amsterdam gegaan. Daar stond de zwarte Mercedes. (…) Mijn zoon zei: je moet hem nemen, want jullie hebben zat voor mij gedaan en altijd hard gevochten. Thuis had hij ook al tegen mij gezegd: die Mercedes krijg je van mij.
Over het geld heeft mijn zoon tegen mij gezegd: je moet pakken wat je nodig hebt. Ik heb toen het geld van de rekening waar het op stond eerst naar mijn eigen rekening overgemaakt en toen naar de rekening van mijn zoon. Mijn zoon heeft het bedrag uiteindelijk via telebankieren naar [naam 1] overgemaakt. Ik zat toen naast hem op de tweezitsbank achter de laptop en mijn dochter zat erbij op de driezitsbank. (…)
Mijn zoon verrichtte ook betalingen via telebankieren. Hij had geen toegang tot de [rekeningnummer 2] . [de bankrekening met het nummer eindigend op [rekeningnummer 2] , toevoeging rechtbank]
2.6.
[naam] heeft verklaard, voor zover relevant:
Mijn broer wist dat hij € 190.000,00 zou krijgen (…) Hij vroeg constant aan mijn ouders of het geld al binnen was. (…) Hij vroeg aan mijn vader: papa, waarom koop jij geen nieuwe auto. Mijn vader antwoordde dat hij geen nieuwe auto nodig had en ook niet kon betalen. Op een dag kwam mijn vader uit het werk en mijn broer riep hem. Hij had een mooie auto gezien op Marktplaats. Het was de zwarte Mercedes die mijn vader later heeft gekregen. Mijn vader en mijn broer hebben de auto bekeken op de slaapkamer van mijn broer. Ik zat op mijn eigen kamer daarnaast en kon hen horen praten. Mijn broer wilde de auto aan mijn vader geven. Ik heb mijn broer horen zeggen: die krijg je van me, want je hebt hard voor mij gevochten. Zo kan ik wat terug doen. Dit is wat je verdiend hebt. Mijn vader heeft duidelijk gezegd dat het niet hoefde, maar mijn broer bleef maar zeggen dat hij dat wilde.
Uiteindelijk zijn we met zijn vieren bij de auto gaan kijken bij [naam 1] (…) Ik heb toen aan mijn broer gevraagd: weet je zeker dat je deze auto cadeau wilt geven. Hij zei toen: ja, dat weet ik zeker, die hebben ze verdiend. (…) Later is de auto betaald. Ik was toen wel thuis, maar heb niet op de laptop meegekeken. Mijn broer wilde meestal dat bedragen naar de rekening van mijn ouders werden overgemaakt omdat hij op zijn eigen rekening rood stond. Ik kan me de overboeking van het geld voor de Mercedes niet specifiek herinneren. Ik hielp mijn moeder vaak met overboekingen. Mijn broer zat niet achter de laptop voor telebankieren, want het was de rekening van mijn ouders. Mijn moeder heeft alles voor hem gepind. Voor zijn eigen rekening deed hij wel zelf het telebankieren, dat kon hij heel goed zelf.
Later heeft mijn moeder ook een auto van mijn broer gekregen. Mijn broer heeft wel 20 of 30 keer gezegd dat ze het verdiend hebben. (…)
Toen het geld voor de Mercedes overgeboekt werd was ik beneden. Het geld is ook beneden vanachter de laptop overgeboekt. Ik weet dit omdat alle betalingen altijd op dezelfde manier gingen en ik altijd thuis was.
2.7.
Uit de verklaringen maakt de rechtbank op dat [eiser] op geen enkel moment helemaal zelfstandig over het bedrag van € 27.000,-- heeft beschikt en dat het bedrag in zoverre steeds in beheer is gebleven bij [gedaagde] . [gedaagde] verklaart zelf dat hij het geld eerst naar zijn eigen rekeningnummer eindigend op [rekeningnummer 2] heeft overgemaakt en toen naar de rekening van [eiser] . Hij verklaart vervolgens dat [eiser] het bedrag zelf via telebankieren aan [naam 1] heeft overgemaakt terwijl hij ernaast zat. Dit acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de eerdere stellingname van [gedaagde] zelf dat hij en zijn echtgenote de overboekingen van de rekening van [eiser] eindigend op [rekeningnummer 3] verzorgden. De verklaring van [naam] biedt op dit punt ook geen soelaas. Eerst verklaart ze dat ze de overboeking van het geld voor de Mercedes niet specifiek kan herinneren, later dat ze beneden was toen het geld voor de Mercedes werd overgeboekt. Daarbij heeft zij verklaard dit zich te herinneren omdat betalingen altijd op dezelfde manier gingen. Er is dus geen specifieke oorzaak waarom ze zich deze specifieke betaling kan herinneren. Ze verklaart ook niet dat [eiser] zelf de overboeking aan [naam 1] heeft verzorgd vanaf zijn rekening. Op dit punt wordt de verklaring van [gedaagde] die op zichzelf op dit punt al ongeloofwaardig is, ook niet ondersteund door de verklaring van [naam] . Hiermee is dus niet bewezen dat er sprake is van een schenking door [eiser] aan [gedaagde] , maar moet het ervoor gehouden worden dat deze betalingen, net als de andere betalingen in de onderhavige zaak zijn aan te merken als beheersdaden van [gedaagde] .
2.8.
Het totaalbedrag dat [eiser] vordert bedraagt € 164.029,36 in hoofdsom: €45.043,35 ter zake de eerste uitkering en € 118.986,01 van de tweede uitkering. In het tussenvonnis van 27 mei 2015 is onder 4.11. al overwogen dat het bedrag ad € 45.043,35 toewijsbaar is te vermeerderen met de wettelijke rente over € 44.521,44 vanaf 9 januari 2008. Nu [gedaagde] niet is geslaagd in het leveren van het aan hem opgedragen bewijs, is ook het bedrag ad € 118.986,01 toewijsbaar. Dit bedrag is uit diverse overboekingen opgebouwd. De rente over die verschillende subbedragen is verschuldigd vanaf de datum waarop het betreffende bedrag is overgeboekt van de rekening met nummer [rekeningnummer 1] naar de rekening met nummer [rekeningnummer 2] . De rechtbank merkt op dat in het tussenvonnis van 27 mei 2015 onder 4.29. derde zin, is gerekend met bedragen die niet stroken met de vordering. Dit had moeten zijn: € 91.986,01(€ 118.986,01 minus € 27.000,--). ECLI:NL:RBGEL:2016:413