Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOBR 250919 schade zorginstelling na brandstichting door 12 jarige; eigen schuld vanwege onvoldoende toezicht; ouders voor 50% aansprakelijk

RBOBR 250919 schade zorginstelling na brandstichting door 12 jarige; eigen schuld vanwege onvoldoende toezicht; ouders voor 50% aansprakelijk

De feiten

2.1.
Buro Lima is een zorginstelling die pedagogische begeleiding, ondersteuning en kortdurend verblijf biedt aan kinderen met een verstandelijke beperking of problematiek zoals ADHD en autismespectrumstoornis.

2.2
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn de ouders van [naam kind] . In 2015 hebben zij een beroep gedaan op Buro Lima voor de ondersteuning en begeleiding van [naam kind] . [naam kind] was op dat moment gediagnostiseerd met autisme en een licht verstandelijke beperking. Vanaf 1 januari 2016 verbleef [naam kind] drie dagen in de week bij Buro Lima aan het [adres] in Heeswijk-Dinther. Volgens de ouders gebeurde dat omdat het geheel thuis opvangen en begeleiden van [naam kind] te veel druk op hen zou leggen. Buro Lima huurde dit pand van de stichting De Roomsche Katholieke Parochie van de Heilige Servatius. Tijdens zijn verblijf bij Buro Lima kreeg [naam kind] begeleiding in groepsverband, individuele begeleiding en begeleiding bij persoonlijke verzorging.

2.3
Op 12 oktober 2016 is op de eerste verdieping van het pand brand uitgebroken, omdat de toen twaalfjarige [naam kind] tijdens/na het verstoppertje spelen met een aansteker een gordijn heeft aangestoken.

2.4
Door de brand is schade aan het gebouw ontstaan. Daarnaast heeft Buro Lima kosten gemaakt omdat zij tijdelijk een ander onderkomen moest vinden. De opstalverzekeraar van Buro Lima heeft een deel van de schade vergoed. Met name de gevolgschade is niet vergoed.

2.5
Naar aanleiding van de brand heeft de calamiteitencommissie van Buro Lima een calamiteitenrapportage opgesteld. De calamiteitencommissie heeft geconcludeerd dat Buro Lima de brand niet had kunnen voorkomen. Wel konden er nog een aantal maatregelen getroffen worden om de situatie een volgende keer te voorkomen.

Het geschil

3.1.
Buro Lima vordert - samengevat weergegeven - voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om binnen 14 dagen na vonnis een bedrag van € 61.738,75 aan Buro Lima te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de schadedatum tot de dag der algehele voldoening. Daarnaast vordert zij veroordeling van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten met de wettelijke rente en de nakosten.

3.2
Buro Lima heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. [naam kind] heeft brand veroorzaakt en daardoor is schade ontstaan. Op grond van artikel 6:169, eerste lid, BW zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aansprakelijk voor de schade die Buro Lima door deze brand heeft geleden. Buro Lima wil de schade die niet door haar verzekeraar is vergoed daarom op hen verhalen.

3.3
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering. Wat hen betreft is er sprake van eigen schuld aan de zijde van Buro Lima. Buro Lima heeft op het moment van de brandstichting haar toezichthoudende taak onvoldoende uitgevoerd en is daarom zelf geheel draagplichtig voor de schade. Verder wordt de hoogte van de schade deels bestreden.

3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

Is er sprake van eigen schuld aan de zijde van Buro Lima?

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] risicoaansprakelijk zijn voor de schade van Buro Lima die het gevolg is van de brand die [naam kind] heeft aangestoken. De vraag die partijen verdeeld houdt is of er sprake is van eigen schuld van Buro Lima, aan wie ten tijde van de brandstichting het toezicht over [naam kind] was toevertrouwd. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] verwijzen naar de calamiteitenrapportage, het zorgplan van [naam kind] en het eindevaluatieformulier dat is opgesteld toen de zorg voor [naam kind] werd beëindigd. Uit deze stukken blijkt volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] dat [naam kind] bij het ontstaan van de brand alleen is gelaten, terwijl op [naam kind] continu toezicht moest worden gehouden en Buro Lima bekend was met [naam kind] fascinatie voor vuur. Volgens [gedaagde 1] en [gedaagde 2] is het alleen laten van [naam kind] een vermijdbare en verwijtbare onderschatting geweest van het risico dat [naam kind] toenemende vuurfascinatie met zich meebracht.

4.2
Buro Lima voert aan dat ze op basis van de zorgindicaties van [naam kind] niet gehouden was om 24 uur per dag toezicht op hem te houden. Dergelijke intensieve zorg biedt Buro Lima ook niet. Het aansteken van een gordijn kan in een oogwenk gebeuren en volgens Buro Lima kan in redelijkheid ook niet verwacht worden dat zij dit had kunnen voorkomen. [naam kind] had op 12 oktober 2016 een goede dag waardoor intensief toezicht op hem niet noodzakelijk was. Buro Lima stelt zich op het standpunt dat zij in alle redelijkheid heeft voldaan aan haar zorgplicht. Achteraf is weliswaar vastgesteld dat [naam kind] zorgvraag te zwaar was voor wat Buro Lima kon bieden, maar dit was voorafgaand aan de brand nog voor niemand duidelijk. Ook de calamiteitencommissie is in haar rapportage tot de conclusie gekomen dat Buro Lima geen verwijt treft. Het beroep op eigen schuld moet daarom worden afgewezen.

4.3
De rechtbank overweegt als volgt. Artikel 6:101, eerste lid, BW bepaalt dat wanneer de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben geleid, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist.

4.4
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van eigen schuld aan de zijde van Buro Lima, moet eerst worden vastgesteld of zij tijdens het ontstaan van de brand voldoende feitelijk toezicht hield op [naam kind] . Hiervoor is van belang wat was afgesproken over toezicht houden op [naam kind] en of deze afspraken ten tijde van de brand zijn nageleefd. In bijlage 4 van de calamiteitenrapportage (“Analyse plannen en protocollen”) - opgesteld door de calamiteitencommissie bestaande uit een behandelcoördinator, een coördinator kwaliteit en een begeleider (niet van [naam kind] zelf) van Buro Lima - staat onder meer:
“ [naam kind] zou volgens de uitsluitende criteria niet uitgesloten worden

en

In het zorgplan van [naam kind] staat helder beschreven bij individuele risico’s dat hij niet alleen gelaten mag worden, zijn begeleidingsrichtlijnen zijn gericht op nabijheid, structuur en kaders en zijn fascinatie met vuur wordt benoemd.”

4.5
Daarnaast hebben [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een e-mail van de rechtsbijstandsverzekeraar van Buro Lima overgelegd, waarin vragen van de verzekeraar van [naam kind] /zijn ouders zijn beantwoord. Hierin staat onder meer:

3. In hoeverre was er sprake van voldoende toezicht? Graag ontvangen wij hiervan een uitgebreide toelichting.

De begeleiding die werd geboden aan uw verzekerde was steeds in zijn directe nabijheid. Uw verzekerde had veel sturing en ondersteuning nodig en hierdoor was er sprake van continu toezicht. In situaties waar uw verzekerde alleen was, werd een direct lijntje met hem gehouden en was de begeleider in de buurt om hem in de gaten te houden.

Het volgende stond beschreven in zijn zorgplan:

- Kijk goed naar [naam kind] . Je kunt goed aan hem zien hoe hij zich voelt. Het is belangrijk om hier zo snel mogelijk op in te spelen.

- Houd continu toezicht. Zorg dat je [naam kind] altijd in het zicht hebt / contact met hem hebt.”

5. Heeft u vaker moeten ingrijpen bij onze verzekerde ? Zo ja, hoe vaak en wat was hiervan de reden?

Uw verzekerde heeft eenmaal eerder vuur geprobeerd te maken met lucifers. Deze heeft hij in een schuurtje gevonden en hij was benieuwd wat er zou gebeuren als hij deze aan zou steken. Er is toen geen vuur ontstaan, maar wel flink wat rook.

De acties die naar aanleiding van dit incident zijn uitgezet, zijn:
-Zorgplan is aangescherpt.
-Contact met wijkagent over het incident. Afspraak gemaakt om te bespreken hoe hiermee om te gaan. Samen met de wijkagent de verzekerde mee genomen naar politie bureau en brandweer om gevaren van zijn gedrag te bespreken.
-Locatie gecontroleerd op mogelijke aanpassing om veiligheid te waarborgen.
-Contact met school om informatie te delen en samen te werken.
-Incident bespreken met teamleden.

De rechtbank beschikt niet over het zorgplan van [naam kind] , maar door partijen is niet betwist dat bovenstaande passages onder 3. de inhoud van dit zorgplan correct weergeven. Ter zitting heeft Buro Lima toegelicht dat uit de aangehaalde passages niet moet worden afgeleid dat [naam kind] één op één moest worden begeleid of dat Buro Lima permanent toezicht op hem moest houden. Wat is bedoeld is dat er altijd, met zicht of gehoor, een vorm van contact moest zijn tussen de begeleiders en [naam kind] .

4.6
Ook zijn door of namens Buro Lima op 26 april 2017 vragen van de verzekeraar van (de ouders van) [naam kind] beantwoord, waaronder de vraag wat er precies bedoeld wordt met continu toezicht. Het antwoord luidt als volgt:
Met continu toezicht wordt bedoeld dat er altijd een begeleider is die de verzekerde hoort en/of ziet. Dat betekent niet per se dat de begeleider in dezelfde ruimte hoeft te zijn met de verzekerde, als er maar frequent contact is met hem en de begeleider kan horen wat hij doet. Bijvoorbeeld: de verzekerde mocht zelfstandig spelen op zijn slaapkamer, maar de begeleider was op dat moment in de ruimte naast hem en ging elke 5 minuten bij hem kijken. De afspraak voor continu toezicht is gemaakt om de verzekerde zo goed mogelijk te begeleiden en preventief in te spelen op signalen. Echter had de verzekerde geen indicatie voor continu toezicht, gezien hij niet onder de WLZ (wet langdurige zorg) viel.

4.7
Over de toedracht van de brand staat het volgende vast. Op 12 oktober 2016 werd na het avondeten met vier kinderen, waaronder [naam kind] , een begeleidster en een stagiaire verstoppertje gespeeld. De overige aanwezige kinderen en begeleiders bevonden zich in de eetzaal. [naam kind] zat met twee andere kinderen verstopt in de slaapzalen op de eerste verdieping. De stagiaire trof de drie kinderen daar aan en nam twee kinderen mee naar beneden. [naam kind] bleef op dat moment op de eerste verdieping zitten. De eerste verdieping is met een trap bereikbaar en kan worden afgesloten met een glazen deur. Op het moment dat [naam kind] zich nog alleen op de eerste verdieping bevond, was deze deur dicht. Vervolgens heeft [naam kind] met een aansteker - waarvan onbekend is hoe hij daar aan kwam - een gordijn in de slaapzaal in brand gestoken. Uit het rapport van de calamiteitencommissie komt naar voren dat de stagiaire aangeeft dat [naam kind] maximaal vijf minuten alleen is geweest op de eerste verdieping. De begeleider geeft aan dat [naam kind] maximaal een minuut alleen kan zijn geweest. Ter zitting heeft Buro Lima betoogd dat [naam kind] niet lang alleen is gelaten.

4.8
De rechtbank is van oordeel dat Buro Lima op het moment van de brandstichting zich niet strikt heeft gehouden aan dat wat in het zorgplan van [naam kind] was vastgelegd. De medewerkers van Buro Lima konden [naam kind] niet of onvoldoende zien of horen, omdat de tussendeur dicht zat en zij zich op de benedenverdieping bevonden. Er was geen continu feitelijk toezicht op hem. In zoverre is er sprake van eigen schuld aan de zijde van Buro Lima.

Verdeling van de schade tussen Buro Lima en [gedaagde 1] en [gedaagde 2]

4.9
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] betogen dat een geslaagd beroep op de eigen schuld van Buro Lima betekent dat de volledige schade voor rekening van Buro Lima moet komen. Hiertoe voeren zij aan dat in het geval waarin ouders risicoaansprakelijk zijn en de zorginstelling wegens onvoldoende toezicht aansprakelijk is, de draagplicht in zijn geheel op de inrichting rust. Buro Lima heeft aangevoerd dat de ouders aansprakelijk blijven en van een volledige toerekening aan Buro Lima geen sprake kan zijn.

4.10
De rechtbank is het in de omstandigheden van dit geval niet met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] eens. Voor de mate van eigen schuld is niet alleen de inhoud van het zorgplan van belang, maar ook de gehele context van het verblijf van [naam kind] bij Buro Lima en de zorg die [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van Buro Lima daarbij mochten verwachten. Niet weersproken is dat Buro Lima groepsbegeleiding biedt, geen gesloten zorginstelling is en dat kinderen als [naam kind] ’s nachts alleen slapen. Daarnaast had [naam kind] geen indicatie op grond van de Wet Langdurige Zorg. Er is bij aanvang van het verblijf ook niet met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] afgesproken dat er permanent feitelijk toezicht op [naam kind] moest plaatsvinden en gesteld noch gebleken is dat zij dit hebben verlangd nadat [naam kind] in juni 2016 brand had proberen te stichten in het schuurtje van Buro Lima. Buro Lima heeft na dit incident, en de daarmee gepaard gaande toenemende fixatie voor vuur van [naam kind] , zorgvuldig gehandeld door de voor [naam kind] noodzakelijke begeleiding nader te bezien. Dit heeft er toe geleid dat het zorgplan feitelijk is aangepast en acties zijn ondernomen om de fixatie in te dammen dan wel hanteerbaar te maken. Ook was er op 12 oktober 2016 geen sprake van specifieke signalen die de begeleiding (extra) alert hadden moeten maken op brandgevaarlijk gedrag van [naam kind] . Volgens Buro Lima was [naam kind] die dag juist goed aanspreekbaar en ontspannen. Uit niets blijkt dat door een onzorgvuldigheid aan de zijde van Buro Lima [naam kind] in het bezit was van een aansteker.

4.11
Gelet op het soort instelling dat Buro Lima is en het type zorg dat zij biedt, kan niet worden aangenomen dat continu feitelijk toezicht op [naam kind] mocht worden verwacht door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Hierbij geldt dat niet onbegrijpelijk is dat in een instelling als Buro Lima die zich richt op groepsbegeleiding, in individuele situaties mogelijk gevaar door de begeleiders - die niet één op één kunnen werken - niet altijd wordt onderkend of dat daarnaar niet altijd wordt gehandeld. Weliswaar is door Buro Lima een fout gemaakt door niet afdoende toezicht te houden op [naam kind] voorafgaand aan de brandstichting op 12 oktober 2016, maar in de bredere context als hiervoor weergegeven rechtvaardigt deze fout niet dat 100% eigen schuld aan de zijde van Buro Lima moet worden aangenomen. De rechtbank stelt, alles afwegende, de eigen schuld vast op 50%. Dit betekent dat de ouders 50% van de schade van Buro Lima moeten dragen.

Hoogte van de schade

4.12
Buro Lima vordert in deze procedure een bedrag van € 61.738,- aan gevolgschade. Partijen zijn ten aanzien van dit schadebedrag verdeeld over de hoogte van de kosten voor de noodlocatie en materieel als ook de extra personeelskosten. In een eerder stadium hebben partijen overleg gevoerd over de hoogte van de schade. DEKRA Experts heeft toen in opdracht van de verzekeraar van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de schadeopstelling van Buro Lima beoordeeld. DEKRA Experts heeft in haar brieven van 22 mei 2017 en 9 juni 2017 gemotiveerd toegelicht waarom moet worden uitgegaan van een lager schadebedrag voor alle kosten betreffende de noodlocatie en de extra personeelskosten. Op grond hiervan voeren [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan dat het totale schadebedrag moet worden verminderd. Buro Lima heeft weliswaar naar voren gebracht zich niet in de toelichting van DEKRA Experts te kunnen vinden, maar naar het oordeel van de rechtbank heeft zij deze onvoldoende weersproken. De rechtbank zal daarom conform het verweer van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] uitgaan van een bedrag van € 960,- aan extra personeelskosten en een bedrag van € 15.369,15 voor de overige kostenposten met betrekking tot de noodlocatie en materieel.

4.13
De totale schade wordt daarmee vastgesteld op het volgende bedrag.
Omzetderving € 37.054,50
Extra personeelskosten € 960,00
Overige kostenposten: € 15.369,15

Totaal € 53.383,65

Nu [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden veroordeeld tot betaling van 50% van de schade, zal de vordering tot een bedrag van € 26.691,83 worden toegewezen.

4.14
De rechtbank ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, omdat beide partijen deels in het gelijk worden gesteld. ECLI:NL:RBOBR:2019:5380