Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 220125 Staat handelt onrechtmatig jegens Greenpeace

RBDHA 220125 Staat handelt onrechtmatig jegens Greenpeace

Resume ten aanzien van alle vorderingen

5.91.

Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het volgende toewijzen:

De rechtbank zal voor recht verklaren dat de Staat jegens Greenpeace onrechtmatig handelt:

  • - door de verslechtering, inclusief dreigende verslechtering van de habitattypen en leefgebieden op de Urgente Lijst niet tijdig te stoppen;
  • - door het wettelijke stikstofdoel voor 2025 van 40% van het stikstofgevoelige areaal van habitattypen en leefgebieden onder de toepasselijke KDW-en niet te halen en door het stikstofdoel voor 2030 van 50% van het stikstofgevoelige areaal van habitattypen en leefgebieden onder de toepasselijke KDW-en zeer waarschijnlijk niet te halen en
  • - door na te laten in het stikstofbeleid en door inzet van afdoende en effectieve maatregelen steeds prioriteit te gegeven bij de aanpak van de stikstofdepositie aan de daling van de stikstofdepositie op de habitats en leefgebieden waar die daling van stikstofdepositie ecologisch gezien het meest urgent is.

De rechtbank zal de Staat bevelen het nog niet gerealiseerde deel van het stikstofdoel van 50% van het areaal stikstofgevoelige natuur uiterlijk 31 december 2030 onder de toepasselijke KDW-en te brengen, op zodanige wijze dat daarbij steeds prioriteit wordt gegeven aan de aanpak van de stikstofdepositie op de habitats en leefgebieden vermeld op de Urgente Lijst, wat erop neerkomt dat 32% van de stikstofgevoelige natuur van de Urgente Lijst onder de KDW wordt gebracht.

5.92.

Uit het voorgaande volgt ook dat de overige vorderingen van Greenpeace dienen te worden afgewezen, behoudens de hierna te bespreken vorderingen betreffende de dwangsom, de uitvoerbaar bij voorraad verklaring en de proceskosten.Rechtbank Den Haag 22 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:578