Overslaan en naar de inhoud gaan

HvJ 180321 Prejudiciële verwijzing; verkrachting door wn-er hotel geldt als niet nakomen verplichting uit pakketreis

HvJ 180321 Prejudiciële verwijzing; verkrachting door wn-er hotel geldt als niet nakomen verplichting uit pakketreis

Beantwoording van de prejudiciële vragen

31
Met zijn twee vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314, waar dit voorziet in een uitsluitingsgrond voor de aansprakelijkheid van de organisator van een pakketreis voor de goede uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit een tussen hem en een consument gesloten pakketreisovereenkomst waarop deze richtlijn van toepassing is, aldus moet worden uitgelegd dat wanneer deze verplichtingen niet of slecht worden uitgevoerd als gevolg van de handelingen van een werknemer van een dienstverstrekker die de overeenkomst uitvoert, deze werknemer voor de toepassing van die bepaling als een dienstverstrekker moet worden beschouwd en de organisator zich op grond van die bepaling kan onttrekken aan zijn aansprakelijkheid voor de niet‑ of slechte uitvoering.

32
Wat het eerste deel van de vragen van de verwijzende rechter betreft, zij erop gewezen dat richtlijn 90/314 volgens artikel 1 ervan tot doel heeft de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake op het grondgebied van de Unie verkochte of ten verkoop aangeboden pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, onderling aan te passen.

33
Zoals uit artikel 2 ervan blijkt, ziet richtlijn 90/314 op tussen een consument en een organisator of een doorverkoper gesloten overeenkomsten die betrekking hebben op een zogenoemd pakket, dat wil zeggen een georganiseerde combinatie van minstens twee van de daarna genoemde diensten (vervoer – logies – andere, niet met vervoer of logies verband houdende toeristische diensten die een significant deel van het pakket uitmaken) die voor een gezamenlijke prijs wordt verkocht of ten verkoop wordt aangeboden en die een periode van meer dan 24 uur beslaat of een overnachting behelst (hierna: „pakketreisovereenkomsten”).

34
Met het oog op de onderlinge aanpassing waarvan sprake in artikel 1 ervan voert richtlijn 90/314 onder meer een regeling in van contractuele aansprakelijkheid van de pakketreisorganisator tegenover de consument die met hem een pakketreisovereenkomst heeft gesloten. Artikel 5, lid 1, van deze richtlijn bepaalt met name dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om ervoor te zorgen dat de organisator en/of de doorverkoper die partij zijn bij een dergelijke overeenkomst, tegenover de consument aansprakelijk zijn voor de goede uitvoering van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, ongeacht of deze verplichtingen zijn uit te voeren door henzelf dan wel door andere dienstverstrekkers. Artikel 5, lid 3, van de richtlijn preciseert dat niet bij contractuele bepaling kan worden afgeweken van deze aansprakelijkheid. De enige afwijkingen die zijn toegestaan, staan limitatief opgesomd in lid 2 van dit artikel.

35
Door de organisator ten aanzien van de consument aansprakelijk te maken voor de goede uitvoering van de pakketreisovereenkomst beperkt artikel 5, leden 1 en 3, van richtlijn 90/314 dus de vrijheid van de partijen bij die overeenkomst om de inhoud van hun contractuele clausules te bepalen. Een van de bijzonderheden van deze aansprakelijkheid is dat zij zich uitstrekt tot de goede uitvoering van de uit de pakketreisovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door verstrekkers van diensten. Richtlijn 90/314 bevat evenwel geen definitie van het begrip „verstrekker van diensten” en verwijst hiervoor evenmin uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten.

36
In een dergelijk geval vereisen de eenvormige toepassing van het Unierecht en het beginsel van gelijke behandeling dat de bewoordingen van een bepaling van Unierecht normaliter in de gehele Unie autonoom en uniform worden uitgelegd (zie in die zin arrest van 16 juli 2020, Novo Banco, C‑253/19, EU:C:2020:585, punt 17 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37
In dit verband blijkt uit vaste rechtspraak dat de betekenis en de draagwijdte van begrippen waarvoor het Unierecht geen definitie geeft, moeten worden bepaald in overeenstemming met hun in de omgangstaal gebruikelijke betekenis, met inachtneming van de context waarin zij worden gebruikt en de doeleinden die worden beoogd door de regeling waarvan zij deel uitmaken (arrest van 10 maart 2005, EasyCar, C‑336/03, EU:C:2005:150, punt 21 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38
De uitdrukking „verstrekker van diensten” in artikel 5 van richtlijn 90/314 verwijst in de in de omgangstaal gebruikelijke betekenis naar een natuurlijke of rechtspersoon die diensten verricht tegen betaling. Zoals ook de advocaat-generaal in punt 54 van zijn conclusie heeft opgemerkt, wordt deze betekenis bevestigd in verschillende taalversies van die bepaling.

39
Deze betekenis wordt eveneens bevestigd door de context van die bepaling. Zoals uit punt 33 van dit arrest blijkt, wordt bij pakketreisovereenkomsten immers een combinatie van vervoersdiensten, overnachtingsdiensten en andere toeristische diensten verstrekt. De uit deze overeenkomsten jegens de consument voortvloeiende verplichtingen, die onder de contractueleaansprakelijkheidsregeling van artikel 5 van richtlijn 90/314 vallen, kunnen echter worden uitgevoerd door andere fysieke of rechtspersonen dan de organisator, die diensten verstrekken tegen betaling.

40
Die uitlegging van de termen „verstrekker van diensten” vindt ook steun in de doelstellingen van richtlijn 90/314 om met name, zoals uit de eerste tot en met de derde overweging ervan blijkt, belemmeringen voor het vrij verrichten van diensten en distorsies in de mededinging op te heffen en om, blijkens de tiende overweging ervan, de consument een hoog niveau van bescherming te bieden (arrest van 16 februari 2012, Blödel-Pawlik, C‑134/11, EU:C:2012:98, punt 24 en aldaar aangehaalde rechtspraak), aangezien daarmee wordt gegarandeerd dat de aansprakelijkheid van de organisator tegenover de consument een uniforme draagwijdte heeft.

41
Een werknemer van een dienstverstrekker kan echter niet zelf als dienstverstrekker in de zin van artikel 5 van richtlijn 90/314 worden gekwalificeerd, aangezien hij geen enkele overeenkomst voor de verstrekking van diensten heeft afgesloten met de pakketreisorganisator maar louter activiteiten verricht voor rekening van een dienstverstrekker die met die organisator een dergelijke overeenkomst heeft afgesloten. De handelingen die de werknemer daarbij verricht zijn dan ook meestal bedoeld om bij te dragen aan de uitvoering van de verplichtingen van de dienstverstrekker bij wie hij in dienst is.

42
Bovendien slaat de term „werknemer” op een persoon die werkzaam is in een ondergeschiktheidsverhouding met zijn werkgever en die dus onder diens toezicht staat. Een dienstverstrekker is bij het verlenen van zijn diensten evenwel per definitie niet aan enig ondergeschikt verband onderworpen, zodat een werknemer niet als een dienstverstrekker kan worden beschouwd voor de toepassing van artikel 5 van richtlijn 90/314.

43
Dat een werknemer van een dienstverstrekker zelf niet als een dienstverstrekker kan worden aangemerkt voor de toepassing van de contractueleaansprakelijkheidsregeling van artikel 5 van richtlijn 90/314, sluit echter niet uit dat het handelen of nalaten van die werknemer voor de toepassing van deze regeling kan worden gelijkgesteld met dat van de dienstverstrekker wiens werknemer hij is.

44
Wat de vraag betreft of een dergelijke gelijkstelling mogelijk is, moet in de eerste plaats worden opgemerkt dat de in artikel 5 van richtlijn 90/314 neergelegde aansprakelijkheid van de organisator enkel geldt voor verplichtingen die voortvloeien uit de door hem met de consument afgesloten pakketreisovereenkomst, zoals deze wordt gedefinieerd in deze richtlijn. Deze aansprakelijkheid staat dus los van de aansprakelijkheid die partijen bij deze overeenkomst of derden hebben uit andere verplichtingen of aansprakelijkheidsregelingen, zoals de strafrechtelijke aansprakelijkheid.

45
Gezien de in punt 40 van dit arrest in herinnering gebrachte doelstelling van richtlijn 90/314 om de consument een hoog niveau van bescherming te garanderen, mogen de uit een pakketreisovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, waarvan de slechte of niet‑uitvoering tot de aansprakelijkheid van de organisator leidt, niet restrictief worden uitgelegd. Zij omvatten alle verplichtingen die gepaard gaan met de verstrekking van de voor de pakketreisovereenkomst noodzakelijke vervoersdiensten, logiesdiensten en toeristische diensten, of die verplichtingen nu door de organisator zelf dan wel door dienstverstrekkers moeten worden uitgevoerd.

46
In zoverre kan de organisator, zoals ook de advocaat-generaal in punt 40 van zijn conclusie heeft aangegeven, enkel aansprakelijk worden gesteld op grond van artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/314 indien er een verband bestaat tussen het handelen of nalaten waardoor de consument schade heeft geleden en de verplichtingen die voor de organisator voortvloeien uit de pakketreisovereenkomst.

47
In de tweede plaats zij eraan herinnerd dat de in punt 45 van dit arrest genoemde verplichtingen die in het leven worden geroepen door een pakketreisovereenkomst zoals deze wordt omschreven in richtlijn 90/314, kunnen worden uitgevoerd door dienstverstrekkers, die zelf kunnen optreden via hun onder hun toezicht staande werknemers. Het handelen of nalaten van deze werknemers kan in bepaalde gevallen dan ook een niet‑ of slechte uitvoering van de verplichtingen uit de pakketreisovereenkomst opleveren.

48
Bijgevolg kan die niet‑uitvoering of slechte uitvoering, hoewel die haar oorsprong vindt in feiten die gepleegd zijn door werknemers die onder toezicht van een dienstverstrekker staan, tot de aansprakelijkheid van de organisator leiden volgens artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/314.

49
Voor deze uitlegging pleit de doelstelling van consumentenbescherming die door richtlijn 90/314 wordt nagestreefd. Zonder een dergelijke aansprakelijkheid zou er immers, zoals ook de advocaat-generaal in punt 62 van zijn conclusie in wezen heeft opgemerkt, een ongerechtvaardigd onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds de aansprakelijkheid van organisatoren voor feiten die hun dienstverstrekkers hebben gepleegd wanneer deze zelf verplichtingen uit een pakketreisovereenkomst uitvoeren, en anderzijds de aansprakelijkheid voor dezelfde feiten wanneer die door werknemers van die dienstverstrekkers zijn gepleegd. Op die manier zouden organisatoren zich aan hun aansprakelijkheid kunnen onttrekken.

50
Volgens artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/314 leidt het niet of slecht uitvoeren van een verplichting uit een pakketreisovereenkomst door een werknemer van een dienstverstrekker dan ook tot de aansprakelijkheid van de reisorganisator ten aanzien van de consument met wie hij die overeenkomst heeft gesloten, wanneer die niet‑ of slechte uitvoering de consument schade heeft berokkend.

51
Blijkens het verzoek om een prejudiciële beslissing gaat de verwijzende rechter er in casu van uit dat het begeleiden van X naar de receptie door een hotelmedewerker een dienst was die behoorde tot de reisarrangementen waartoe Kuoni zich met de betrokken overeenkomst had verbonden, en dat de verkrachting en de mishandeling van X door N neerkwamen op een slechte uitvoering van deze overeenkomst.

52
Hieruit volgt dat in een situatie zoals die in het hoofdgeding een reisorganisator als Kuoni ten aanzien van een consument als X aansprakelijk kan worden gesteld voor de slechte uitvoering van de tussen hen gesloten overeenkomst, wanneer de slechte uitvoering haar oorsprong vindt in een gedraging van een werknemer van een dienstverstrekker die de uit die overeenkomst voortvloeiende verplichtingen uitvoert.

53
Wat het in punt 31 van dit arrest genoemde tweede aspect van de vragen van de verwijzende rechter betreft, moet erop worden gewezen dat artikel 5, lid 2, van richtlijn 90/314 voorziet in uitzonderingen op de aansprakelijkheid van de pakketreisorganisator. Volgens deze bepaling is de organisator aansprakelijk voor de schade die de consument ingevolge de niet‑ of slechte uitvoering van de pakketreisovereenkomst ondervindt, tenzij het niet of slecht uitvoeren noch aan de organisator noch aan andere dienstverstrekkers is toe te schrijven omdat een van de in die bepaling genoemde uitsluitingsgronden voor aansprakelijkheid van toepassing is.

54
Een van deze uitsluitingsgronden is vastgesteld onder het derde streepje van artikel 5, lid 2, van richtlijn 90/314 en betreft situaties waarin de niet- of slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten is aan een gebeurtenis die de organisator of de dienstverstrekker met inachtneming van alle mogelijke zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen.

55
Zoals uit de punten 19 en 31 van dit arrest volgt, vraagt de verwijzende rechter zich in wezen af of, wanneer een organisator van pakketreizen een overeenkomst tussen hem en twee consumenten heeft toevertrouwd aan een verstrekker van hoteldiensten en een werknemer van deze dienstverstrekker een van die twee consumenten heeft verkracht en mishandeld, deze omstandigheid voor de toepassing van die uitsluitingsgrond als een niet te voorziene of verhelpen gebeurtenis kan worden beschouwd.

56
Dienaangaande moet erop worden gewezen dat deze uitsluitingsgrond afwijkt van de in artikel 5, lid 1, van richtlijn 90/314 neergelegde regel van aansprakelijkheid van de organisator en derhalve restrictief moet worden uitgelegd [zie naar analogie arrest van 22 januari 2020, Pensionsversicherungsanstalt (Staking van de werkzaamheid na het bereiken van de pensioenleeftijd), C‑32/19, EU:C:2020:25, punt 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

57
Bovendien zij eraan herinnerd dat, overeenkomstig de in de punten 36 en 37 van dit arrest aangehaalde rechtspraak, die uitsluitingsgrond bij gebreke van verwijzing naar het nationale recht autonoom en uniform moet worden uitgelegd, rekening houdend met niet alleen de bewoordingen maar ook de context ervan en met de doelstelling van richtlijn 90/314.

58
In dit verband blijkt ten eerste uit de bewoordingen van artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314 dat de niet te voorziene of verhelpen gebeurtenis die hierin wordt bedoeld, verschilt van een situatie van overmacht. Overmacht wordt in die bepaling immers als een afzonderlijke uitzonderingsgrond genoemd en via een verwijzing naar artikel 4, lid 6, tweede alinea, onder ii), ervan gedefinieerd als abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden. Aangezien tussen overmacht in het eerste gedeelte van artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314 en de niet te voorziene of verhelpen gebeurtenis in het tweede gedeelte daarvan het disjunctieve voegwoord „dan wel” staat, is het uitgesloten dat deze gebeurtenis kan worden gelijkgesteld met overmacht.

59
Ten tweede wordt de organisator door artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314 vrijgesteld van de verplichting om de consument te vergoeden voor schade die is veroorzaakt door ofwel onvoorzienbare gebeurtenissen, ongeacht of die normaal zijn, ofwel niet te verhelpen gebeurtenissen, ongeacht of die voorzienbaar of normaal zijn.

60
Ten derde blijkt uit artikel 5, lid 2, van richtlijn 90/314 dat de uitsluitingsgronden die in de verschillende streepjes van deze bepaling worden opgesomd, nauwkeurig aangeven in welke gevallen het niet of slecht uitvoeren van de uit een pakketreisovereenkomst voortvloeiende verplichtingen noch aan de organisator noch aan een andere dienstverstrekker is toe te schrijven omdat hun geen enkele fout kan worden verweten. Dit ontbreken van een fout impliceert dat de niet te voorziene of verhelpen gebeurtenis waarvan sprake is in artikel 5, lid 2, derde streepje, van deze richtlijn, moet worden geacht betrekking te hebben op een feit of incident waarover de organisator of de dienstverstrekker geen enkele controle heeft.

61
Aangezien het bij de uitvoering van de uit een pakketreisovereenkomst voortvloeiende verplichtingen geschiede handelen of nalaten van een werknemer van een dienstverstrekker dat een niet‑ of slechte uitvoering van deze verplichtingen door de organisator jegens de consument oplevert, echter binnen dat controlebereik valt, kan dat handelen of nalaten om de in punt 48 van dit arrest genoemde redenen niet worden gezien als een niet te verhelpen of voorziene gebeurtenis in de zin van artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314.

62
Bijgevolg moet worden geoordeeld dat artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314 niet kan worden ingeroepen om organisatoren te ontheffen van hun verplichting om de schade te vergoeden die consumenten leiden door het niet of slecht uitvoeren van verplichtingen uit met die organisatoren gesloten pakketreisovereenkomsten, wanneer deze tekortkomingen hun oorsprong vinden in het handelen of nalaten van werknemers van dienstverstrekkers die die verplichtingen uitvoeren.

63
Gelet op alle voorgaande overwegingen dient op de prejudiciële vragen te worden geantwoord dat artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314, waar dit voorziet in een uitsluitingsgrond voor de aansprakelijkheid van de organisator van een pakketreis voor de goede uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit een tussen hem en een consument gesloten pakketreisovereenkomst waarop deze richtlijn van toepassing is, aldus moet worden uitgelegd dat, wanneer deze verplichtingen niet of slecht zijn uitgevoerd als gevolg van de handelingen van een werknemer van een verstrekker van diensten die de overeenkomst uitvoert:
– deze werknemer voor de toepassing van die bepaling niet kan worden beschouwd als een verstrekker van diensten, en
– de organisator zich op grond van die bepaling niet kan onttrekken aan zijn aansprakelijkheid voor die niet‑ of slechte uitvoering.

Kosten

64
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Derde kamer) verklaart voor recht:

Waar artikel 5, lid 2, derde streepje, van richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten, voorziet in een uitsluitingsgrond voor de aansprakelijkheid van de organisator van een pakketreis voor de goede uitvoering van de verplichtingen die voortvloeien uit een tussen hem en een consument gesloten pakketreisovereenkomst waarop deze richtlijn van toepassing is, moet deze bepaling aldus worden uitgelegd dat, wanneer deze verplichtingen niet of slecht zijn uitgevoerd als gevolg van de handelingen van een werknemer van een verstrekker van diensten die de overeenkomst uitvoert:

– deze werknemer voor de toepassing van die bepaling niet kan worden beschouwd als een verstrekker van diensten, en

– de organisator zich op grond van die bepaling niet kan onttrekken aan zijn aansprakelijkheid voor die niet‑ of slechte uitvoering.

https://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=239003&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=6181795