Hof Den Bosch 080108 werkneemster met slijmbeursontsteking aan schouder en tennisarm; zorgplicht
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 080108 werkneemster met slijmbeursontsteking aan schouder en tennisarm; wg voldeed aan zorgplicht
Werkneemster vordert schadevergoeding door werkgeefster omdat deze tekort zou zijn geschoten in haar verplichting ex art. 7: 658 BW. Volgens werkneemster heeft zij door werkzaamheden een slijmbeursontsteking aan haar schouder en een tennisarm gekregen en is zij daardoor blijvend arbeidsongeschikt voor haar werkzaamheden bij werkgeefster. Zij ontvangt een WAO-uitkering gebaseerd op 25-35% arbeidsongeschiktheid (naast een WW-uitkering). Werkgeefster doet een beroep op verjaring dat door rechtbank wordt gehonoreerd omdat werkneemster in ieder geval reeds in 1995 bekend was met haar klachten en met de daarvoor volgens haar aansprakelijke persoon. Hof oordeelt vordering echter niet verjaard. De verjaringstermijn begint eerst te lopen na de dag waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen. Bezien de aard van de thans gevorderde schadevergoeding moet daarom met voldoende mate van zekerheid vast staan dat die schade ook feitelijk zal worden geleden en dat daarvoor werkgeefster aansprakelijk is te achten. Aangezien bedrijfsarts nog in 2001 ervan uitging dat werkneemster binnen enkele weken weer inzetbaar zou zijn stond toen voor werkneemster nog niet met voldoende mate van zekerheid vast dat zij blijvend arbeidsongeschikt zou zijn voor de eigen werkzaamheden. Uit medische gegevens van werkneemster blijkt dat zij reeds voor indiensttreding klachten had aan haar armen. Niet valt vast te stellen dat klachten door het werk zijn ontstaan, wel mogelijk verergerd. Alvorens werkneemster bewijs op te dragen van causaal verband tussen het werk dat zij verrichtte en haar arbeidsongeschiktheid, onderzoekt het hof of werkgeefster tekort is geschoten in haar zorgplicht. Op grond van de rapportages van arbeidsdeskundige, waaronder diens oordeel dat de werkplek niet aangepast kan worden aan de klachten van werkneemster, en de risico inventarisatie en – evaluatie die in het geding zijn gebracht, stelt het hof vast dat werkgeefster aan haar zorgplicht jegens werkneemster heeft voldaan en wijst vorderingen af. Vonnis wordt bekrachtigd onder verbetering en aanvulling van gronden. LJN BC2190 (Samenvatting van www.rechtspraak.nl)
Werkneemster vordert schadevergoeding door werkgeefster omdat deze tekort zou zijn geschoten in haar verplichting ex art. 7: 658 BW. Volgens werkneemster heeft zij door werkzaamheden een slijmbeursontsteking aan haar schouder en een tennisarm gekregen en is zij daardoor blijvend arbeidsongeschikt voor haar werkzaamheden bij werkgeefster. Zij ontvangt een WAO-uitkering gebaseerd op 25-35% arbeidsongeschiktheid (naast een WW-uitkering). Werkgeefster doet een beroep op verjaring dat door rechtbank wordt gehonoreerd omdat werkneemster in ieder geval reeds in 1995 bekend was met haar klachten en met de daarvoor volgens haar aansprakelijke persoon. Hof oordeelt vordering echter niet verjaard. De verjaringstermijn begint eerst te lopen na de dag waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van deze schade in te stellen. Bezien de aard van de thans gevorderde schadevergoeding moet daarom met voldoende mate van zekerheid vast staan dat die schade ook feitelijk zal worden geleden en dat daarvoor werkgeefster aansprakelijk is te achten. Aangezien bedrijfsarts nog in 2001 ervan uitging dat werkneemster binnen enkele weken weer inzetbaar zou zijn stond toen voor werkneemster nog niet met voldoende mate van zekerheid vast dat zij blijvend arbeidsongeschikt zou zijn voor de eigen werkzaamheden. Uit medische gegevens van werkneemster blijkt dat zij reeds voor indiensttreding klachten had aan haar armen. Niet valt vast te stellen dat klachten door het werk zijn ontstaan, wel mogelijk verergerd. Alvorens werkneemster bewijs op te dragen van causaal verband tussen het werk dat zij verrichtte en haar arbeidsongeschiktheid, onderzoekt het hof of werkgeefster tekort is geschoten in haar zorgplicht. Op grond van de rapportages van arbeidsdeskundige, waaronder diens oordeel dat de werkplek niet aangepast kan worden aan de klachten van werkneemster, en de risico inventarisatie en – evaluatie die in het geding zijn gebracht, stelt het hof vast dat werkgeefster aan haar zorgplicht jegens werkneemster heeft voldaan en wijst vorderingen af. Vonnis wordt bekrachtigd onder verbetering en aanvulling van gronden. LJN BC2190 (Samenvatting van www.rechtspraak.nl)