Rb A.dam 080908 rsi; van wn mag i.c. verwacht worden, dat zij voldoende afwisseling in werk aanbreng
- Meer over dit onderwerp:
Rb A.dam 080908 rsi; van wn mag i.c. verwacht worden, dat zij voldoende afwisseling in haar werk aanbrengt.
1. Bij het eerdere tussenvonnis is [Werkneemster] opgedragen
te bewijzen feiten (en omstandigheden), waaruit de opgedragen
werkzaamheden van [Werkneemster], de wijze waarop zij aan die
werkzaamheden uitvoering moest geven (feitelijk zowel als naar
tijdsdruk) kon worden afgeleid, welke materialen en welke werkplek zij
daarvoor van [Werkgever] ter beschikking gesteld kreeg, en zulks in
beginsel tot haar uitval op 7 april 1998.
2. Uit de getuigenverhoren – in hun onderlinge samenhang bezien, met de eerdere stukken -zijn ten aanzien van de door [Werkneemster] verrichte werkzaamheden, de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:
2.1 [Werkneemster] heeft in 1996, 1997 en 1998 voor [Werkgever] werkzaamheden verricht. [Werkneemster] werd op wisselende projecten ingezet. In 1997 heeft [Werkneemster] gewerkt aan een IT-project en in 1998 aan een outsourcing-project. In 1997 werkte [Werkneemster] aan een bureau met een vaste computer. In 1998 zat [Werkneemster] aan vergadertafels. Eerst in een vergaderzaal en na anderhalve maand in een kleinere zaal, de zogenoemde war-room, hetgeen niet verplicht maar wel gebruikelijk was.
2.2 De werkzaamheden van [Werkneemster] bestonden uit het voeren en/of bijwonen van besprekingen en meetings, het notuleren daarvan en het uitwerken van de door [Werkneemster] aldus opgeschreven informatie, telefoneren, het lezen van stukken, het voeren van overleg en het verwerken van gegevens in spreadsheets.
2.3 [Werkneemster] werkte in 1998 gemiddeld ongeveer 8 tot 10 uur per dag, waarvan 6 uur met een standaard laptop, afwisselend met het toetsenbord en de muis. De aanvangstijd was tussen 8 en half 9. Soms werd er gewerkt tot half 6 en soms tot 11 uur, maar de langere dagen waren een uitzondering. Op een drukke tijd, waarin een deadline moest worden gehaald of vlak voor een besluitvormingsmoment, volgde gebruikelijk een paar dagen rust.
2.4 [Werkneemster] deelde haar werk en de te nemen pauzes, zelf in. De werkzaamheden werden afgewisseld met koffiedrinken (zo één keer in de anderhalf uur), een praatje met collega's, collegiaal overleg en normale lunchpauzes, al dan niet buiten de deur of gevolgd door een wandeling buiten. Bij uitzondering schoot de lunch er bij in.
2.5 De sfeer was goed. [Werkneemster] is niet op haar werkwijze, tempo of haar werkzaamheden aangesproken. [Werkneemster] heeft nimmer de werkdruk bij [Werkgever] ter sprake gebracht en/of gevraagd om extra ondersteuning. [Werkneemster] heeft ook niet over het meubilair in de war-room geklaagd.
2.6 De klachten van [Werkneemster] dateren van medio/eind januari 1998; [Werkneemster] werkte toen ongeveer drie weken met de laptop. Zij heeft bij collega's noch bij de afdeling HR van [Werkgever] voor haar uitval van (de ernst van) haar klachten melding gemaakt.
3. In haar opvolgende conclusies na enquête heeft [Werkneemster] gesteld dat zij aan haar bewijsopdracht heeft voldaan en dat deskundigen dienden te worden benoemd, die konden adviseren over de mogelijkheid dat de klachten van [Werkneemster] zijn veroorzaakt door de hierboven geschetste werkzaamheden. [Werkneemster] heeft daarbij een aantal vragen voor deze deskundige geformuleerd.
4. [Werkgever] heeft – vooreerst – bepleit dat op basis van de arbeidsomstandigheden een verband tussen de klachten die [Werkneemster] stelt te hebben en de arbeidsomstandigheden bij [Werkgever] niet voor de hand ligt. Nadere bewijsvoering middels een deskundigenbericht zou dan ook, volgens [Werkgever], als onnodig en overbodig achterwege kunnen blijven.
5. Hoewel slechts een deskundige kan oordelen over de vraag of de hierboven beschreven werkzaamheden van [Werkneemster] de oorzaak zijn van haar huidige klachten – overigens wordt aan het bestaan en voortbestaan heden ten dage daarvan niet getwijfeld – wordt als volgt overwogen.
6. Als er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat de RSI-klachten van [Werkneemster] zijn veroorzaakt door de werkzaamheden bij [Werkgever] – hetgeen dus nog niet in rechte vaststaat – moet vervolgens beoordeeld worden of [Werkgever] daarvoor aansprakelijk gehouden kan worden en derhalve of [Werkgever] schending van de zorgplicht kan worden verweten.
7. In dat verband geldt dat uit de getuigenverhoren is gebleken dat [Werkneemster] haar werkzaamheden zelf mocht indelen, het werk (redelijk) afwisselend was en [Werkneemster] zelf nog verdere afwisseling kon aanbrengen door tijdig te pauzeren. Op het niveau van [Werkneemster] mag van een medewerker verwacht worden, dat zij met pauzes ook daadwerkelijk voldoende afwisseling in haar werk aanbrengt, zeker op het moment dat klachten ontstaan (vgl. JAR 2006, 138).
8. Voorts is van belang dat het feit dat [Werkneemster] gedurende een bepaalde (relatief beperkte) tijd aan een standaard vergadertafel met stoel, met gebruikmaking van een standaard laptop gedurende meerdere uren per dag werkzaamheden heeft verricht en klachten heeft gekregen, niet maatgevend is. Het is – zelfs vandaag de dag – volstrekt onduidelijk wat de risicofactoren zijn voor klachten als waar [Werkneemster] mee kampt; er is immers geen algemene normstelling voor bekend (zie het rapport van de Gezondheidsraad). Daarbij gevoegd dat de werkdruk of de klachten door [Werkneemster] niet op enig moment vóór haar uitval bij [Werkgever] ter sprake zijn gebracht en dat dat – wederom – van een werknemer van het niveau van [Werkneemster] juist in gevallen als de onderhavige wel kan worden verwacht omdat de werkgever daar dan op kan inspelen, zal tot de conclusie moeten luiden dat [Werkgever] geen tekortkoming zal kunnen worden verweten en derhalve de vordering van [Werkneemster] daarop zal stranden.
9. [Werkgever] is met andere woorden niet tekort geschoten in haar zorgplicht. Dat brengt mee dat reeds nu de vorderingen van [Werkneemster] moeten worden afgewezen. Piv-site