RBROT 051018 Geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag, CTS in relatie tot wzh is niet komen vast te staan
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 051018 Geen sprake van een kennelijk onredelijk ontslag, CTS in relatie tot wzh is niet komen vast te staan
2 De verdere beoordeling van de vordering
2.1
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 29 december 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. In dit vonnis is een deskundigenonderzoek bevolen teneinde een oordeel te kunnen vormen over de vraag of er sprake is van een causaal verband tussen de medische klachten en arbeidsongeschiktheid van [eiseres] en de door haar verrichte werkzaamheden c.q. de werkomstandigheden bij Euromast. Tot deskundige is benoemd dr. L.H.G.J. Elmans, orthopedisch chirurg bij het Amphia Ziekenhuis te Breda.
2.2
Aan de deskundige is verzocht advies uit te brengen omtrent de volgende vragen:
1. [eiseres] is in juni 2014 geopereerd aan een carpaal tunnel syndroom: bestaat er een causaal verband tussen de hand- en polsklachten van [eiseres] en de door haar langdurig verrichte schoonmaakwerkzaamheden voor Euromast?
2. [eiseres] is in juli 2014 geopereerd aan een hernia: bestaat er een causaal verband tussen de rugklachten van [eiseres] en de door haar langdurig verrichte schoonmaakwerkzaamheden voor Euromast?
3. [eiseres] is langdurig behandeld aan haar nek, schouder en been (schouder voornamelijk rechts en been voornamelijk links): bestaat er een causaal verband tussen deze fysieke klachten en de door haar langdurig verrichte schoonmaakwerkzaamheden voor Euromast?
4. Zijn de werkomstandigheden bij Euromast zoals deze waren in de periode vanaf 1990 tot ongeveer 2010, derhalve voorafgaand aan de doorvoering van de aanbevolen aanpassingen in het rapport van Achmea Vitale (2009), van invloed geweest op de medische klachten van [eiseres]? Zo ja, in welke mate?
5. Hadden de medische klachten van [eiseres] voorkomen dan wel beperkt kunnen worden, indien Euromast vanaf het begin van het dienstverband dan wel veel eerder dan de in het rapport van Achmea Vitale aanbevolen aanpassingen en/of andere ergonomische maatregelen had doorgevoerd?
6. Is het mogelijk dat de medische klachten van [eiseres] (mede) ergens anders door zijn veroorzaakt dan door haar werkzaamheden bij Euromast of de werkomstandigheden bij Euromast?
2.3
De deskundige heeft voornoemde vragen als volgt beantwoord:
Ten aanzien van de eerste vraag
“( ... ) Ook in dit geval is het niet mogelijk te bepalen wat precies de specifieke factor is die het carpaal tunnel syndroom (CTS) heeft veroorzaakt. Het ontstaan van een CTS is multifactorieel. Persoonsgebonden risicofactoren zijn in dit geval onder andere het vrouwelijke geslacht (20 keer zo vaak als mannen), enig overgewicht. Werkgebonden risicofactoren zijn in dit geval geweest: het doen van herhaalde bewegingen, kracht zetten, extreme stand van de pols (gebogen of gestrekt), hand-armtrillingen, kou of een combinatie van deze factoren. Zwaar belastend lichamelijke arbeid, zoals het uitgevoerde schoonmaakwerk in dit geval kan dus een van de provocerende factoren zijn geweest. Het is echter niet mogelijk te stellen dat het werk alleen het carpale tunnel syndroom heeft veroorzaakt.”
Ten aanzien van de tweede vraag
“( ... ) Er is sprake van een spondylolysis/listhesis op L5-S1 met discopathie en toename van klachten. Een dergelijke spondylolysis en listhesis betekent dat er een onderontwikkelde wervelboog is met een verschuiving van het wervellichaam, in dit geval van de 5e lumbale (lende)wervel ten opzichte van de eerste sacrale (heiligbeen) wervel. Dit probleem is in essentie aangeboren of op jonge leeftijd al ontstaan. Door veroudering en verandering van de tussenwervelschijf die overbelast is door deze standsafwijking kunnen er in de loop der jaren echter wel klachten ontstaan. Dat is hier ook het geval geweest. Uiteraard kunnen de klachten geprovoceerd worden en zelfs toenemen door zwaar lichamelijk werk, zoals hier jarenlang is uitgevoerd, maar dat betekent niet dat dat werk alleen de oorzaak is van dergelijke achteruitgang door pijn en uitstraling in het been. De onderliggende (aangeboren) spondylolysis en listhesis zijn immers de oorsprong van dit probleem.”
Ten aanzien van de derde vraag
“Aan het linker been zijn geen objectiveerbare afwijkingen gevonden. Thans zijn geen afwijkingen aan het linker been gevonden bij lichamelijk onderzoek. Eerder is röntgenonderzoek, een MRI en een botscan gemaakt in het Havenziekenhuis waarbij geen afwijkingen werden aangetoond. Wat betreft de schouderklacht rechts:
( ... ) Er worden aan de nek en schouder zelf geen osteoarticulaire (bot- of gewrichts-) afwijkingen gevonden. Wel is er een milde degeneratie (beginnende artrose) aan het
AC gewricht (tussen sleutelbeen en schouderblad) rechts, waardoor pijnklachten kunnen ontstaan bij bovenhands tillen en voor het lichaam kracht zetten. Het ontstaan van een dergelijke AC artrose is multifactorieel. Het gaat te ver om de werkactiviteiten als enkele oorzaak van deze klachten aan te wijzen. Het uitgevoerde schoonmaakwerk, dat repetitief van aard is, waarbij kracht gezet moet worden tegen weerstand en het feit dat dit werk jarenlang uitgevoerd is kan pijnprovocerend en triggerend zijn bij een onderliggende AC artrose, in dit geval mild. Ook kan een AC artrose zich sneller ontwikkelen bij repetitief zware belastingen.”
Ten aanzien van de vierde vraag
“( ... ) Ongeacht of hier maatregelen ter ontlasting voor worden aangeboden blijft dit zwaar belastend lichamelijk werk en kan dit conform de beantwoording op vraag 1-3 een provocerende factor voor klachten zijn geweest. De mate waarin het uitgevoerde werk provocerend is geweest en de grootte van het aandeel van de werkbelasting in het ontstaan van klachten is niet kwantificeerbaar.”
Ten aanzien van de vijfde vraag
“( ... ) Het is niet waarschijnlijk dat de medische klachten van mevrouw [eiseres] voorkomen hadden kunnen worden indien mevrouw [eiseres] met aanpassingen en/of ergonomische maatregelen het schoonmaakwerk was blijven doen. ( ... )”
Ten aanzien van de zesde vraag
“( ... ) Er is een preexistente spondylolysis/listhesis. Het ontstaan van een AC artrose is multifactorieel en dat geldt evenzo voor een carpaal tunnelsyndroom en een triggerfinger. Hoewel lichamelijke belasting een provocerende factor is, is het mogelijk dat de beschreven klachten en ontwikkeling van klachten ook zonder zware lichamelijke werkbelasting zouden zijn ontstaan. Er kan wel gesteld worden dat het uitgevoerde werk een provocerende factor is geweest. ( ... )”
2.4
Het deskundigenrapport is gebaseerd op een uitvoerig medisch onderzoek en voorzien van een uitgebreide en nauwkeurige (medische) onderbouwing en getuigt naar het oordeel van de kantonrechter bovendien van een grote mate van professionaliteit. Gelet hierop zal de kantonrechter de conclusies van de deskundige volgen. De conclusies na deskundigen-bericht bieden geen aanknopingspunten om hierover anders te oordelen. Partijen hebben ook geen op- en aanmerkingen geplaatst bij de inhoud van het rapport en de beantwoording van de bovenstaande vragen door de deskundige.
Dit betekent dat weliswaar de mogelijkheid bestaat dat het werk dat [eiseres] voor Euromast heeft uitgevoerd als een (pijn)provocerende factor van de medische klachten van [eiseres] kan worden aangemerkt en dat (een deel van) die klachten mogelijk gestimuleerd zijn door die werkzaamheden, maar dat niet kan worden gezegd dat dat werk als de (hoofd)oorzaak van de klachten van [eiseres] heeft te gelden. Daaraan liggen ook diverse andere factoren ten grondslag. Het is dan ook net zo goed mogelijk dat de klachten van [eiseres] en de ontwikkeling daarvan, hoe vervelend ook voor haar, ook zonder de lichamelijke werkbelasting bij Euromast zouden zijn ontstaan.
Het voorgaande leidt ertoe dat in rechte niet is komen vast te staan dat er sprake is van een (voldoende) causaal verband tussen de hand-, pols- en rugklachten van [eiseres] en de klachten aan haar nek, schouder en been en de door haar langdurig verrichte schoonmaak-werkzaamheden voor Euromast. Evenmin is komen vast te staan dat de werk-omstandigheden bij Euromast zoals deze waren in de periode voorafgaand aan de doorvoering van de aanbevolen aanpassingen in het rapport van Achmea Vitale (2009) van doorslaggevende invloed geweest zijn op de medische klachten van [eiseres] en dat die klachten voorkomen hadden kunnen worden, indien Euromast vanaf het begin van het dienstverband dan wel (veel) eerder dan de in dat rapport aanbevolen aanpassingen en/of andere ergonomische maatregelen had doorgevoerd.
Gelet hierop, hetgeen reeds is overwogen in het tussenvonnis van 6 oktober 2017 onder de rechtsoverwegingen 5.4 tot en met 5.9 en alle overige feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, moet geconcludeerd worden dat het aan [eiseres] gegeven ontslag per 1 november 2015, waarbij Euromast een belang had gezien de op dat moment twee jaar durende arbeidsongeschiktheid van [eiseres], niet in strijd is met het goed werkgeverschap. De door [eiseres] gestelde belangen, met name haar slechte arbeidsmarkt-positie, zijn niet zodanig dat de gevolgen van de opzegging voor haar als te ernstig moeten worden beschouwd in vergelijking met het belang van Euromast.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag. Aan de verdere stellingen van partijen, onder meer over de hoogte van de schade, komt de kantonrechter dan ook niet toe. Dit betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen partijen door Euromast kennelijk onredelijk is in de zin van artikel 7:681 (oud) BW en de gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.
2.5
Gelet op het voorgaande ziet de kantonrechter aanleiding om [eiseres] de kosten van het deskundigenonderzoek te laten dragen. De deskundige heeft bij factuur van 15 november 2017 een bedrag van in totaal € 3.690,50 inclusief btw in rekening gebracht met betrekking tot de aan het onderzoek verbonden loon en de kostenvergoeding. Bij voornoemde akte uitlating factuur heeft [eiseres] nog enkele vragen gesteld met betrekking tot die factuur. [eiseres] heeft verzocht om aanpassing van de datum van de factuur en die op een latere datum te bepalen, een urenspecificatie van de verrichte werkzaamheden en nog een opmerking gemaakt met betrekking tot het voorschot. Gelet hierop heeft de griffier contact opgenomen met de deskundige. Desgevraagd heeft de deskundige de factuurdatum gewijzigd in 2 mei 2018, de datum waarop het deskundigenrapport aan de rechtbank is verzonden. Deze factuur zal nog in afschrift aan [eiseres] worden toegestuurd, gelijktijdig met dit vonnis. Ook heeft de deskundige een urenspecificatie verstrekt. Daaruit blijkt duidelijk dat ten minste 15 uur aan het onderzoek is besteed, welk aantal uren ook in rekening is gebracht. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de hoogte van de factuur op voldoende wijze is onderbouwd en op correcte wijze is opgesteld en in rekening gebracht. Het reeds door [eiseres] als voorschot gestorte bedrag van € 2.000,00 strekt echter nog op de factuur in mindering, zodat een door [eiseres] nog te betalen bedrag van in totaal € 1.690,50 inclusief btw resteert. De griffier zal opdracht geven aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) om voornoemd voorschotbedrag aan de deskundige over te maken, terwijl [eiseres] gehouden is om het bedrag van € 1.690,50 uiterlijk op 1 november 2018 rechtstreeks aan de deskundige te betalen.
2.6
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom geen (nadere) bespreking.
2.7
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. ECLI:NL:RBROT:2018:8627