Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Almelo 200411 ongeval bij trampolinespringen tijdens gymles, vraagstelling voor ongeval deskundige

Rb Almelo 200411 ongeval bij trampolinespringen tijdens gymles, vraagstelling voor ongeval deskundige
5.  De rechtbank overweegt dat de eerste vraag die partijen verdeeld houdt, is of gedaagde jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld. Bij het beantwoorden van die vraag stelt de rechtbank voorop dat een school jegens haar leerlingen een zorgplicht heeft. Deze zorgplicht brengt met zich mee dat de school behoort zorg te dragen voor veilige randvoorwaarden in haar gebouwen gedurende de lesuren. Daaronder valt een veilige opstelling van een (deugdelijk trampoline) toestel ten behoeve van een gymles en afdoende toezicht op die veilige opstelling en op een veilig gebruik van het toestel door leerlingen tijdens een gymles, inclusief de tijd die wordt gebruikt voor het opruimen van de gymtoestellen aan het einde van een gymles.

6.  In deze zaak heeft eiseres letsel bekomen tijdens een gymles in een school van gedaagde. Gedaagde had tijdens die gymles een zorgplicht jegens eiseres. Gedurende die gymles is voor tijdelijk gebruik een trampoline toestel opgesteld, met valkussens, valmatten en vangers zoals hiervoor vermeld. Eiseres heeft in opdracht van gedaagde de opstelling gebruikt. Bij het (beëindigen van het) gebruik van dat toestel heeft zij letsel opgelopen.
De rechtbank ziet zich nu allereerst voor de beantwoording van de vraag geplaatst of gedaagde met deze opstelling van de trampoline c.a. jegens eiseres onrechtmatig heeft gehandeld (was er sprake van een onjuiste en onveilige opstelling van de trampoline c.a.)? Daarbij spelen de navolgende subvragen een rol:
a.  Was de opstelling van het toestel conform de verkeers- en veiligheidsnormen in 2003?
b.  Hoe groot is de mate van waarschijnlijkheid van een ongeval bij het uitvoeren van de onderhavige oefening, gegeven de feitelijke opstelling van het toestel?
c.  In welke mate heeft onvoorzichtigheid van eiseres invloed gehad op het ongeval?
d.  Hoe ernstig en omvangrijk is mogelijk de schade als het risico van vallen op een landingsmat zich verwezenlijkt?
e.  Welke eisen moeten in het algemeen en in dit bijzondere geval worden gesteld aan de zorgplicht, bestaande uit het houden van toezicht en/of het geven van instructies van de docent?
f.  Hoe bezwaarlijk was het treffen van (welke?) maatregelen om het ongeval te voorkomen?

7.  De rechtbank acht het voorshands nodig ter beantwoording van voormelde vragen een deskundigenbericht in te winnen. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de wenselijkheid van een deskundigenbericht, over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij gemotiveerd aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij bezwaar hebben. De rechtbank zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.

8.  Iedere verdere beslissing zal daarom worden aangehouden. LJN BQ2880