Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Leeuwarden 291106 ongeval autobus op parkeerplein zwembad, bestuurder en school 50/50 aanspr

Rb Leeuwarden 29-11-06 ongeval autobus op parkeerplein zwembad, bestuurder en school 50/50 aansprakelijk
2.9. In een proces-verbaal van Verkeersongevalsanalyse van 22 mei 2003 is onder meer het volgende vermeld: (...)
Het ongeval is ontstaan op het moment dat de autobus op het parkeerplein met een ruime boog rechtsom keerde, waarbij naar alle waarschijnlijkheid meerdere kinderen direct rechts naast de autobus zich hebben opgehouden. Hierbij is een van deze kinderen tijdens een voorwaartse beweging naar rechts -waarbij de voorwielen van de autobus naar rechts stonden ingestuurd- tegen en/of deels onder het rechtervoorwiel van de autobus geraakt. Het slachtoffer liep ten gevolge van deze aanrijding voornamelijk aan het rechterbovenbeen ernstig beenletsel op. Mogelijk heeft het kind met zijn been geheel of gedeeltelijk min of meer bekneld gezeten tussen het naar voren draaiend rechtervoorwiel en de daarbij behorende wielkast van de autobus. Mogelijk door de snelle reactie van de bestuurder kon erger voorkomen worden. Bedoelde kinderen hebben vermoedelijk zonder toestemming en zonder toezicht van de aanwezige leiding aldaar het zwembadcomplex verlaten en zijn bij zien van de naderende autobus direct het parkeerterrein opgelopen en hebben zich rondom de bus opgehouden. Deze kinderen zijn volgens de verklaring van de bestuurder wel door hem opgemerkt. Het slachtoffer welke zich direct rechts naast de bus ophield heeft hij echter niet waargenomen. Gelet op het gezichtsveld van met name de rechterbuitenspiegels is het zeer waarschijnlijk dat het kind in een zodanige positie heeft gestaan dat deze niet door de bestuurder waar te nemen is geweest in verband met de hiervoor beschreven dodehoek van de spiegels. De verplicht aanwezige spiegels van de autobus waren op de juiste wijze ingesteld waarbij de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden, zoals bepaald in artikel 5.3.45a van het Voertuigenreglement, kon overzien. De snelheid van de autobus moet ten tijde van het ongeval zeer gering zijn geweest gelet op snelheidsregistratie en tachograafschijf. (...)

Uit de diverse getuigenverklaringen leidt de rechtbank af dat de groep leerlingen die het zwembadcomplex is uitgerend uit ongeveer 10 tot 15 leerlingen bestond. Gesproken wordt immers over “een hele horde kinderen”, “het waren opeens allemaal kinderen”, “ongeveer 15”, “minstens 10 kinderen” en “alle kinderen”. Alleen buschauffeur [buschauffeur] spreekt over een groepje van 4 à 5 kinderen. Vast staat echter dat [buschauffeur] in ieder geval [slachtoffer] niet heeft opgemerkt, zodat de groep kinderen groter zal zijn geweest dan [buschauffeur] heeft aangegeven. De omstandigheid dat een dergelijke grote groep jonge kinderen ongemerkt naar buiten heeft kunnen rennen, te weten naar het parkeerterrein van het zwembadcomplex waarbij af en aan rijdende auto’s en bussen zijn te verwachten, maakt dat de school niet aan haar bijzondere zorgplicht heeft voldaan. Fortis heeft terecht gesteld dat het ongeval voorzienbaar was gelet op de af en aan rijdende auto’s/bussen. Bovendien was het ongeval vermijdbaar. Ter voorkoming van het ongeval was het niet nodig dat op elk kind direct toezicht werd gehouden. Voldoende was dat één van de toezichthouders zodanig voor de buitendeur die naar het potentiële gevaar leidde, was gaan staan, dat het niet mogelijk zou zijn geweest dat een dergelijke grote groep jonge kinderen naar buiten zou zijn gehold, althans dat dit direct zou zijn opgemerkt, waarna direct ingegrepen had kunnen worden. De rechtbank acht de school dan ook (mede)aansprakelijk voor het door [slachtoffer] overkomen ongeval.

4.4. Draagplicht

4.4.1. Wat betreft de onderlinge draagplicht tussen Fortis -als verzekeraar van de eigenaar van de onderhavige bus- en de school, stelt Fortis zich op het standpunt dat de school geheel, dan wel voor het grootste gedeelte draagplichtig is.

4.4.2. De school heeft hiertegen aangevoerd, dat de fout van de buschauffeur zoveel ernstiger is dan die van de school, dat het causale verband tussen de schending van de zorgplicht door de school en het ongeval ontbreekt. De school betwist dan ook dat zij gehouden is alle, dan wel een deel van de schade te dragen.

4.4.3. Door de schending door de school van haar bijzondere zorgplicht, is het mogelijk geworden dat een groep jonge kinderen -waaronder [slachtoffer]- het parkeerterrein van het zwembadcomplex oprende. Het risico dat zich een verkeersongeval zou voordoen is hierdoor in aanmerkelijke mate verhoogd, welk risico zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het toezicht door de school diende er juist toe -zoals Fortis terecht heeft opgemerkt- om te voorkomen dat ongevallen zoals de onderhavige zich zouden voordoen.

4.4.4. Anderzijds is de rechtbank met de school van oordeel dat ook aan de buschauffeur een verwijt kan worden gemaakt. Weliswaar kan het zo zijn dat [slachtoffer] voor de buschauffeur vanuit de chauffeurszitplaats niet zichtbaar was omdat [slachtoffer] zich in de zogenaamde dode hoek bevond, maar de buschauffeur weet, althans behoort te weten dat er sprake is van een dergelijke dode hoek. De buschauffeur had volgens zijn eigen verklaring kinderen hardlopend het zwembad zien uitkomen, zonder dat er schoolleiding in de buurt was. De buschauffeur had onder die omstandigheden rekening dienen te houden met de mogelijkheid dat er eveneens een kind, dan wel meerdere kinderen niet direct zichtbaar voor hem zouden zijn vanwege de dode hoek. Hij had zich daarvan op eenvoudige wijze kunnen vergewissen, bijvoorbeeld door voorover te buigen vanaf zijn zitplaats, dan wel door op te staan en eventueel naar buiten te gaan.

4.4.5. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat het verwijt dat aan de school kan worden gemaakt groter dan wel kleiner is dan dat aan de buschauffeur kan worden gemaakt. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat zowel Fortis als de school voor de helft van de schade van [slachtoffer] draagplichtig is. De door Fortis gevorderde verklaring voor recht zal dan ook in die zin worden toegewezen. Omdat de school geen verweer heeft gevoerd tegen de door Fortis gevorderde verklaring voor recht dat de school tevens een evenredig deel dient te dragen van de nog door Fortis te maken kosten met betrekking tot de inschakeling van een interne of externe expert voor de schaderegeling, zal ook dat gedeelte van de vordering worden toegewezen en wel in die zin dat de school ten aanzien van die nog te maken kosten eveneens voor 50% draagplichtig is.
LJN AZ3149