Rb Zwolle 060110 school niet aansprakelijk voor schade slachtoffer loverboy
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zwolle 060110 school niet aansprakelijk voor schade slachtoffer loverboy
4.1. Kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of gedaagde aansprakelijk is voor het feit dat [eiseres] het slachtoffer is geworden van een loverboy en de schade die daaruit is voortgevloeid.
4.2. De rechtbank stelt voorop dat primair op de ouders de zorg rust voor de opvoeding, verzorging en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en veiligheid van hun minderjarige kind.
Artikel 1:247 BW luidt immers:
1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.
2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
4.3. Voor wat betreft de zorgplicht van een school heeft te gelden dat in het algemeen gesproken op een school een (ongeschreven) bijzondere zorgplicht rust ten aanzien van de gezondheid en veiligheid van de leerlingen die aan haar zorg zijn toevertrouwd en onder haar toezicht staan. Bij de beoordeling van de vraag of de school haar zorgplicht heeft geschonden, dient te worden gelet op alle omstandigheden van het geval. Hierbij komt het met name aan op het antwoord op de vraag of er voldoende en passende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen ter voorkoming of beperking van situaties die de gezondheid en veiligheid van de leerlingen in gevaar brengen. Van een school mag worden verwacht dat zij, binnen de mogelijkheden die haar ten dienste staan, het nodige zal doen om gevaarlijke situaties zoveel mogelijk te voorkomen of op te heffen. Deze bijzondere zorgplicht is een inspanningsverplichting en geen resultaatsverbintenis.
Deze bijzondere zorgplicht gaat evenwel niet zover dat steeds op iedere leerling continue toezicht wordt gehouden, zodanig dat elke onregelmatigheid direct wordt opgemerkt en direct kan worden ingegrepen.
Anders dan [eiseres] betoogt dient zij te stellen en bij betwisting te bewijzen in welk opzicht de Thorbecke Scholengemeenschap in de bijzondere zorgplicht is tekortgeschoten.
Anders dan [eiseres] heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat [eiseres] het slachtoffer is geworden van een loverboy niet voldoende is om de aansprakelijkheid van de Thorbecke Scholengemeenschap – behoudens door gedaagde te leveren tegenbewijs – aan te nemen.
4.4. [eiseres] legt – samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat de Thorbecke Scholengemeenschap heeft verzuimd zorg te dragen voor een adequaat veiligheids- en absentiebeleid wat er toe heeft geleid dat zij slachtoffer is geworden van een loverboy. Als gevolg hiervan heeft zij schade geleden.
Ter onderbouwing stelt [eiseres] dat zij gedurende het eerste schooljaar is begonnen met spijbelen. Zij wordt met enige regelmaat uit de klas gehaald door een zekere A.K. die naar later blijkt een “loverboy” is. A.K. volgt een opleiding op een andere school (ROC Landstede). De Thorbecke Scholengemeenschap heeft één etage van het gebouw van ROC Landstede in gebruik (zie 2.2). Het komt regelmatig voor dat [eiseres] zonder dat haar moeder dat weet ’s ochtends niet naar school gaat, maar naar Rotterdam waar zij onder leiding van de loverboy wordt misbruikt. Zij keert tegen de avond terug waardoor het lijkt alsof zij die dag op school is geweest hetgeen niet het geval is. Deze praktijken zetten zich in de volgende schooljaren voort. De wettelijk vertegenwoordiger/moeder van [eiseres] wordt van het ongeoorloofde verzuim door de school niet in kennis gesteld. Bovendien is niet gebleken dat de schooldirecteur de afwezigheid tijdig bij de leerplichtambtenaar heeft gemeld.
[eiseres] onderbouwt haar stellingen voorts met verwijzing naar hetgeen de LKC heeft overwogen en beslist (zie 2.10).
4.5. Voorts stelt [eiseres] dat de Leerplichtwet de codificatie is van het recht op onderwijs. Door niet naleving van die wet door de schoolleiding is aan [eiseres] onderwijs onthouden. Hierdoor heeft zij een leerachterstand opgelopen. Voorts lijdt zij aan een posttraumatisch stresssyndroom en depressie. Zij verwijst daartoe naar de in het geding gebrachte diagnose d.d. 14 november 2005 van het Riagg Zwolle. Zij is lijdende aan een laag zelfbeeld, heeft weinig eigenheid en is sterk beïnvloedbaar.
4.6. Gedaagde benadrukt in haar verweer dat het gegrond verklaren van de klacht door de LKC in belangrijke mate te wijten is aan het feit dat de Thorbecke Scholengemeenschap zich niet adequaat en optimaal heeft verweerd in de klachtenprocedure. Zo heeft de Thorbecke Scholengemeenschap bijvoorbeeld nagelaten de absentieregistratie over te leggen en heeft zij stellingen van de moeder van [eiseres] die aantoonbaar onjuist zijn, ten onrechte niet betwist. Bij de beoordeling in de onderhavige zaak moet dan ook worden uitgegaan van de feiten zoals die in deze procedure komen vast te staan.
4.7. Gedaagde heeft uitvoerig en onderbouwd betwist dat de Thorbecke Scholengemeenschap aan – het door haar in haar conclusie van antwoord uiteengezette – absentiebeleid niet naar behoren uitvoering heeft gegeven en dat zij heeft gehandeld in strijd met de Leerplichtwet. Zij stelt daartoe dat ingevolge artikel 2 Leerplichtwet degene die het gezag over een jongere uitoefent, en degene die zich met de feitelijk verzorging van een jongere heeft belast, verplicht zijn te zorgen dat de jongere als leerling is ingeschreven en deze school na inschrijving geregeld bezoekt. Primair rustte aldus op de moeder van [eiseres] de wettelijke verplichting toe te zien op regelmatig schoolbezoek door haar dochter. Aan de voorwaarden voor het verplicht in kennisstellen van de leerplichtambtenaar als bedoeld in artikel 21 Leerplichtwet werd niet voldaan. Er is immers geen sprake geweest van ongeoorloofd verzuim op drie achtereenvolgende schooldagen dan wel van ongeoorloofd verzuim gedurende een periode van vier opeenvolgende lesweken van meer dan 1/8 deel van het aantal lesuren. Niettemin heeft de Thorbecke Scholengemeenschap gemeend in het schooljaar 2003-2004 de leerplichtambtenaar in te moeten schakelen.
Voorts stelt gedaagde dat de Thorbecke Scholengemeenschap heeft getracht [eiseres] zoveel mogelijk te begeleiden.
Ter onderbouwing van haar stellingen en verweren op dit punt heeft gedaagde het navolgende naar voren gebracht.
(.....)
4.17. [eiseres] heeft de gemotiveerde en met producties gestaafde stellingen van gedaagde aangaande het veiligheidsbeleid van de Thorbecke Scholengemeenschap en wat deze doet om te voorkomen dat leerlingen in handen komen van loverboys slechts in algemene termen weersproken, met een herhaling van stellingen. Zij komt terug op haar stelling dat zij vanaf de eerste dag door de loverboy uit de klas werd gehaald. Dat vond wel plaats vanaf het begin van het schooljaar 2003/2004 in het gebouw aan het Dokterspad. Zij stelt bij repliek dat het eerste contact met de loverboy is gelegd op de fietsroute langs de parkeerplaats. Zij stelt dat de Thorbecke Scholengemeenschap de leerlingen dient te beschermen tegen contact met kwaadwilligen. Indien dit contact wordt gelegd is de gedaagde aansprakelijk.
Uit niets blijkt op welke wijze de Thorbecke Scholengemeenschap in de jaren vanaf 2001 het in de schoolgidsen en het schoolplan geformuleerde algemeen beleid ten aanzien van de veiligheid heeft ingevuld en gehandhaafd. Ook blijkt uit niets dat de Thorbecke Scholengemeenschap maatregelen heeft getroffen teneinde loverboys of ander personen die niets met de Thorbecke Scholengemeenschap te maken hadden van het schoolterrein of toegangswegen te weren, aldus [eiseres].
4.18. De betwisting van [eiseres] gaat voorbij aan de door gedaagde gestelde en uitvoerig onderbouwde en met producties gestaafde maatregelen die de Thorbecke Scholengemeenschap heeft genomen teneinde de veiligheid van haar leerlingen te waarborgen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] tegen de achtergrond van hetgeen gedaagde ten verwere heeft aangevoerd onvoldoende onderbouwd dat de Thorbecke Scholengemeenschap onvoldoende veiligheidsmaatregelen heeft genomen.
4.19. Samenvattend komt de rechtbank tot het oordeel dat, gelet op het bovenstaande, [eiseres] onvoldoende heeft onderbouwd dat de school haar in rechtsoverweging 4.3 omschreven bijzondere zorgplicht ten aanzien van [eiseres] heeft geschonden als gevolg waarvan [eiseres] het slachtoffer is geworden van een loverboy. Van een onrechtmatig handelen door de school is dus geen sprake.
De eindconclusie is dat de vordering moet worden afgewezen. LJN BK7412