Rb Arnhem 110412 fout tandarts zorgt voor noodzaak alle kronen te vervangen; kosten Velthuis Kliniek niet redelijk; € 8000,00 hoger dan door deskundige begroot
- Meer over dit onderwerp:
Rb Arnhem 110412 fout tandarts zorgt voor noodzaak alle kronen te vervangen; kosten Velthuis Kliniek niet redelijk; € 8000,00 hoger dan door deskundige begroot; smartengeld € 5.000,--
vervolg op rb-arnhem-110511-vraagstelling-tandheelkundige
2.1. Gebleven wordt bij hetgeen in het vorige vonnis is overwogen en beslist. In hetgeen [eiseres] in haar laatste akte naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding terug te komen op eerder genomen beslissingen. In dat laatste vonnis is onder meer overwogen (rov. 2.4.) dat vaststaat dat de door [gedaagde sub 1] bij [eiseres] bewerkstelligde beet niet goed was en dat daardoor klachten (niet goed eten, overvloedig speeksel, pijnklachten door overbelasting) zijn ontstaan. Voorshands geldt verder, zo staat in die overweging, dat de overige tekortkomingen door [gedaagde sub 1] (geblokte kronen en gebrekkige nazorg) en de gevolgen daarvan (gaatjes, ontstekingen) vaststaan. In het kader van het te leveren tegenbewijs en de noodzaak van de door [eiseres] ondergane (herstel)behandeling bij de Velthuis Kliniek is in dat vonnis dr. Opdam tot deskundige benoemd.
2.2. In zijn rapport stelt de deskundige voorop wat er door [gedaagde sub 1] niet goed is gedaan: foute diagnose en indicatie, onzorgvuldige behandelingsplanning en communicatie met de patiënt, mislukte beetregistratie, verkeerde uitvoering van de kronen (verblokking), slechte pasvorm, problemen met de esthetiek, pijnklachten die niet goed werden behandeld, onzorgvuldige dossiervoering en administratie.
De deskundige schrijft verder dat teneinde na de behandeling door [gedaagde sub 1] weer een goede beet te bewerkstelligen, eerst de klachten dienden te worden verholpen door de beet in te slijpen/nieuwe noodkronen te maken en later nieuwe kronen te vervaardigen (vraag 1b). Op de vraag of het nodig was om – zoals de Velthuis Kliniek heeft gedaan – alle kronen te vervangen antwoordt de deskundige dat hij het zeer waarschijnlijk acht dat er niets anders opzat dan alle kronen te vervangen. Bij een deelvervanging zoals door [gedaagde sub 1] geschetst is het niet ondenkbaar dat de positie van de nieuw te vervaardigen kronen in het kiezengedeelte niet meer harmoniëren met de positie van het front. Daarbij lag gehele vervanging voor de hand aangezien bijna alle eenheden kroon en brugwerk in onnodig verblokte vorm waren geplaatst (vraag 1c). De deskundige heeft verder geschreven dat het verblokken van kronen door [gedaagde sub 1] in deze situatie en op een dergelijke schaal niet conform de professionele standaard is (vraag 2c). Het leidt onder meer tot slechtere reinigbaarheid waardoor het tandvlees meer te lijden heeft. Het verblokken heeft ook geleid tot ontsteking van het tandvlees en kan hebben geleid tot irritatie (vraag 2b).
Op de vraag of de door de Velthuis Kliniek uitgevoerde behandeling verder gaat dan noodzakelijk was om de klachten van [eiseres] in verband met de beet en onjuiste constructie/werkwijze te verhelpen, heeft de deskundige ontkennend geantwoord: de behandeling van de Velthuis Kliniek was adequaat om de problemen op te lossen (vraag 4a). De deskundige acht het door de Velthuis Kliniek in rekening gebracht bedrag voor de totale uitgevoerde behandelingen buitensporig. Hij komt uit op een bedrag van € 16.000,-- als reëel bedrag voor het uitgevoerde werk, waarbij hij is uitgegaan van de geldende UPT maximumtarieven waaraan tandartsen zich dienen te houden. De Velthuis Kliniek rekent met een uuromzet van € 900,-- terwijl bij voornoemde maximumtarieven een bedrag van € 300,-- per uur geldt (vraag 5a). Een bedrag van € 16.000,--, vermeerderd met een stelpost van € 500,-- voor een uitgebreide beetregistratie, komt de deskundige als een passende prijs voor (5b).
2.3. [gedaagde sub 1] c.s. voert tegen het rapport aan dat de deskundige niet deskundig en onpartijdig zou zijn. Dat laatste onderbouwt [gedaagde sub 1] door te verwijzen naar de uitlatingen die de deskundige in zijn rapport doet over het ondeugdelijk handelen van [gedaagde sub 1], terwijl de deskundige daar niet naar is gevraagd. De rechtbank gaat aan dat bezwaar voorbij omdat het de deskundige – ook op grond van vraag 6 (Welke andere feiten of omstandigheden (…) kunnen van belang zijn voor een goed begrip van de zaak) – vrij stond zich daarover uit te laten. Inhoudelijk heeft [gedaagde sub 1] c.s. ook geen commentaar gegeven op de uitlatingen van de deskundige over het handelen van [gedaagde sub 1]. Van partijdigheid is de rechtbank op grond van een en ander dan ook niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de deskundige niet deskundig zou zijn. [gedaagde sub 1] c.s. verwijst daartoe naar een interview met de deskundige waaruit zou blijken dat de deskundige een expert is op het gebied van vullingsmateriaal en (dus) niet op het gebied van kronen. De rechtbank ziet in dat interview, dat in de kern erover gaat dat composiet de toekomst heeft boven amalgaan, geen enkele aanwijzing dat de deskundige in de onderhavige kwestie niet deskundig zou zijn. Ook de opmerkingen van de zijde van [eiseres] - waarop hierna verder zal worden ingegaan - geven geen aanleiding om aan de deskundigheid van de deskundige te twijfelen. De rechtbank constateert verder dat de deskundige op inzichtelijke wijze heeft uiteengezet hoe hij tot de beantwoording van de vragen is gekomen. De antwoorden zijn deugdelijk, begrijpelijk en voldoende uitvoerig gemotiveerd. Het deskundigenbericht kan dan ook dienen als basis bij de beoordeling van de voorliggende vragen.
2.4. In het vorige vonnis is reeds vastgesteld dat de door [gedaagde sub 1] bewerkstelligde beet niet goed was zodat op die grond reeds sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s.. Op grond van het deskundigenrapport (antwoord vraag 2 a-c) concludeert de rechtbank dat [gedaagde sub 1] c.s. er niet in is geslaagd het voorshands aangenomen tekortschieten ten aanzien van de geblokte kronen en als gevolg daarvan ontsteking van het tandvlees, te ontzenuwen. De rechtbank neemt het oordeel van de deskundige dat de handelwijze van Roerink op dat onderdeel niet conform de professionele norm was en hetgeen de deskundige overigens in dit verband heeft geschreven, over. Op dit deel van het rapport heeft [gedaagde sub 1] c.s. ook geen kritiek geuit. Partijen hebben evenmin kritiek geuit op het antwoord van de deskundige op vraag 4a: de noodzaak van de door de Velthuis Kliniek verrichte behandelingen. De rechtbank zal ook dat antwoord overnemen. Daarmee staat vast dat de door de Velthuis Kliniek verrichte handelingen in causaal verband staan met het toerekenbaar tekortschieten van Roerink c.s. in de nakoming van de behandelingsovereenkomst.
2.5. Dan ligt de vraag voor naar de schade die [eiseres] heeft geleden in verband met de noodzakelijke herstelbehandelingen. In reactie op de (lagere) begroting van de deskundige voert [eiseres] aan dat nu vaststaat dat de behandelingen van de Velthuis Kliniek adequaat waren om de problemen op te lossen, men niet meer toe komt aan de vraag of de door de Velthuis Kliniek gehanteerde prijzen redelijk waren. [eiseres] kan niet worden aangerekend dat de Velthuis Kliniek hogere prijzen hanteert dan de gangbare marktprijzen. [eiseres] wenste, na de teleurstelling van de behandeling door [gedaagde sub 1], er zeker van te zijn dat de klachten werden verholpen en koos daarom voor de Velthuis Kliniek, aldus [eiseres]. [gedaagde sub 1] c.s. heeft zich over de door de deskundige vastgestelde redelijke kosten niet (afwijzend) uitgelaten.
2.6. Voor vergoeding als gevolg van de toerekenbare tekortkoming door [gedaagde sub 1] c.s. komen in aanmerking de redelijke kosten die gemoeid zijn met een deugdelijk herstel van de gebreken. Het staat [eiseres] vrij te kiezen voor een (duurdere) herstelbehandeling bij de Velthuis Kliniek, maar in het kader van de vraag naar de vergoedbare schade als gevolg van de wanprestatie dient te worden beoordeeld of die keuze en de daarmee gemoeide kosten redelijk waren. In dat kader overweegt de rechtbank dat de behandeling bij de Velthuis Kliniek bijna € 8.000,-- duurder is dan een - aldus het onbetwiste deskundigenbericht op dit punt – vergelijkbare behandeling elders, gerekend tegen de maximale UTP tarieven, de voor tandartsen geldende tarieven. Dat [eiseres] niet tegen die maximumtarieven een deugdelijke herstelbehandeling had kunnen verkrijgen, heeft zij niet gesteld en daarvan is de rechtbank niet gebleken. Bij die stand van zaken kunnen de kosten van de behandeling bij de Velthuis Kliniek dan ook niet worden beschouwd als redelijke kosten die moesten worden gemaakt in verband met het deugdelijk herstel van de gebreken. De rechtbank wijst overeenkomstig de begroting van de deskundige aan schade bestaande uit herstelkosten een bedrag van € 16.500,-- toe.
2.7. [gedaagde sub 1] c.s. heeft betoogd dat daarop in mindering moet worden gebracht het bedrag dat nog openstaat aan niet betaalde facturen. Of het daadwerkelijk zo is dat er nog facturen van [gedaagde sub 1] c.s. onbetaald zijn gebleven kan de rechtbank niet vaststellen nu daarover tussen partijen discussie bestaat. Daarmee valt dit verrekenverweer van [gedaagde sub 1] c.s. niet op eenvoudige wijze vast te stellen (artikel 6:136 BW) zodat het verweer wordt gepasseerd.
2.8. Dan ligt nog voor de vordering in verband met de kosten van de second opinion waarover in het vonnis van 3 februari 2010 is beslist (rov. 4.12.) dat die zal worden toegewezen (€ 310,--). De gevorderde schade in verband met reizen, bellen, mailen, faxen en aanleggen van een dossier van € 5.000,-- was en is in het geheel niet onderbouwd, zoals in het vonnis van 3 februari 2010 reeds was overwogen. In haar akte van 29 september 2010 heeft [eiseres] wel beschreven dat zij een jaar lang af en aan heeft moeten reizen naar de kliniek van [gedaagde sub 1] c.s. en naar de Velthuis Kliniek en dus benzine, parkeer- en telefoonkosten heeft moeten maken, maar zij heeft op geen enkele wijze verduidelijkt – ten minste door weergave van gereden afstanden, aantallen bezoeken – hoe zij op een totaalbedrag van € 5.000,-- komt. Dat er (reis)kosten zijn gemaakt die in causaal verband staan met de wanprestatie wil de rechtbank wel aannemen, maar bij gebreke van onderbouwing van de omvang van die kosten, schat de rechtbank die schade op € 250,--.
2.9. Aan smartengeld vordert [eiseres] € 10.000,--. Zij heeft daartoe aangevoerd dat met name de eerste helft van 2008 zij nauwelijks in staat is geweest om op normale wijze te eten en drinken en dat vanwege de pijn, de slapeloosheid en de zorgen en frustraties haar levensvreugde in ernstige mate is aangetast.
2.10. De rechtbank stelt vast dat [eiseres] lichamelijk letsel heeft opgelopen door het tekortschieten van [gedaagde sub 1] c.s. Op die grond heeft zij recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. Uit de stukken is voldoende naar voren gekomen - en de rechtbank heeft ook al vastgesteld (rov. 2.4. van het vonnis van 11 mei 2011 - dat [eiseres] als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde sub 1] c.s. klachten heeft ondervonden bestaande uit pijnklachten, overvloedig speeksel en niet goed kunnen eten en voorts staat op grond van het door de rechtbank overgenomen deskundigenoordeel vast dat zij vanwege het tekortschieten genoodzaakt was herstelbehandelingen te ondergaan. Het behoeft geen betoog dat haar levensvreugde daardoor (in ieder geval gedurende een zekere periode) in wezenlijke mate is aangetast. Gelet daarop en op het in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland toegewezen smartengeld acht de rechtbank een vergoeding van € 5.000,-- passend bij de immateriële schade die [eiseres] als gevolg van het tekortschieten van [gedaagde sub 1] c.s. lijdt en heeft geleden. Voor een verwijzing naar de schadestaat voor de vaststelling van de geleden immateriële schade ziet de rechtbank geen aanleiding.
2.11. [eiseres] heeft verder nog aanspraak gemaakt op de schade die zij lijdt voortvloeiend uit de klachtprocedure. Nog daargelaten dat die vordering bij gebreke van enige onderbouwing reeds niet toewijsbaar is, oordeelt de rechtbank dat de met de klachtprocedure gepaard gaande (proces)kosten - de rechtbank neemt bij gebreke van verdere toelichting aan dat de vordering daarop ziet - niet kunnen worden beschouwd als kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub a en b BW, kort gezegd omdat die procedure niet tot doel heeft de civielrechtelijke aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar vast te stellen (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 537 en HR 3 juni 2005, NJ 2005, 324).
2.12. In het petitum van de dagvaarding vordert [eiseres] nog de redelijke kosten van rechtsbijstand. Die vordering is in het lichaam van de dagvaarding niet genoemd laat staan onderbouwd. Dat sprake is geweest van werkzaamheden die een dergelijke vergoeding rechtvaardigen, is daarmee niet althans onvoldoende gebleken. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
2.13. In totaal zal worden toegewezen (€ 16.500,00 + € 5.000,00 + € 250,00 + € 310,00 = ) € 22.060,00. Over de toegewezen kosten in verband met herstel ad € 16.500,-- zal de rente worden toegewezen – overeenkomstig de gevorderde rente over de kosten van de Velthuis Kliniek – over een deel ad € 12.400,-- vanaf 16 oktober 2008 en over een deel ad € 4.100,-- vanaf 4 november 2008. Over het toegewezen smartengeld van € 5.000,-- wordt de rente toegewezen vanaf 15 februari 2008, zijnde bij benadering de datum waarop de behandelingen door [gedaagde sub 1] hebben plaatsgevonden. De rente over de kosten van de second opinion ad € 310,-- zijn verschuldigd vanaf 12 augustus 2008. De rente over de materiële schade die is begroot op € 250,-- is verschuldigd vanaf 26 augustus 2008, zijnde bij benadering het moment waarna zij herstelbehandelingen heeft ondergaan bij de Velthuis Kliniek. De rente is verschuldigd vanaf voornoemde data tot het moment van algehele voldoening. LJN BW3752