Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Assen 180407 onzorgvuldig handelen door tandarts niet aangetoond

Rb Assen 18-04-07 onzorgvuldig handelen door tandarts niet aangetoond; waarnemend tandarts heeft eigen berpoepsaansprakelijkheidsverzekering
4.2 Vastgesteld wordt dat uit de beschrijving door [eiseres] van de gang van zaken met betrekking tot de behandeling in de tandartsenpraktijk [tandarts M] op zichzelf en in samenhang beschouwd met de rapportages van [drs. X] en de behandelkaart genoegzaam valt af te leiden dat [tandarts M] geen verwijt kan worden gemaakt over de door hem zelf uitgevoerde tandheelkundige behandelingen. Voorts wordt vastgesteld dat, voor zover [eiseres] haar vordering heeft gebaseerd op artikel 6:171 BW, vrije beroepen (waaronder dat van tandarts) buiten het bereik van deze bepaling vallen (MvA II, Parl. Gesch. 6. p. 729 en p. 730). Waar vaststaat dat de tandartsenpraktijk [tandarts M] een eenmanszaak is en [tandarts L] daar in de hier van belang zijnde periode werkzaam was op basis van een met [tandarts M] gesloten waarnemingscontract, overeenkomstig de daarop van toepassing verklaarde Richtlijnen waarneming, zoals opgesteld door de Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Tandheelkunde, was [tandarts L] toen niet in loondienst van [tandarts M] werkzaam en had [tandarts L] een eigen tandheelkundige verantwoordelijkheid. In de Richtlijn Waarneming/Praktijkwaarneming 2006 is terzake het hierna volgende vermeld:
Bij de uitoefening van het beroep is wat betreft de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid het volgende van belang: De waarnemer/praktijkmedewerker heeft zijn eigen tandheelkundige verantwoordelijkheid en verzekert zijn beroepsaansprakelijkheid.
Daaruit volgt dat in dit verband de aansprakelijkheid voor de beweerdelijk verwijtbaar onzorgvuldige uitvoering van de tandheelkundige behandelingen door [tandarts L] bij [tandarts L] ligt en niet bij [tandarts M].

4.3 En het (pas bij conclusie van repliek gedane) beroep op artikel 6:76 BW kan daar overigens ook niet aan afdoen, nu [eiseres] geacht moet worden een behandelingsovereenkomst met [tandarts L] te hebben gesloten en [eiseres] daar blijkens de voorhanden zijnde gegevens kennelijk ook vanuit is gegaan dan wel in elk geval vanuit had moeten gaan ([tandarts L] heeft [eiseres] op 24 augustus 2001 voor het eerst als patiënt gezien, haar ingeschreven en haar gedurende een aaneengesloten periode tussen augustus 2001 en april 2003 behandeld, terwijl zij pas op 14 februari 2003 voor het eerste door [tandarts M] werd gezien). Op grond van de tussen [tandarts L] en [eiseres] tot stand gekomen behandelingsovereenkomst in samenhang beschouwd met de destijds tussen [tandarts M] en [tandarts L] bestaande waarnemingsovereenkomst, kan [tandarts L] niet worden aangemerkt als een hulppersoon in de zin van artikel 6:76 BW. Vaststaat immers dat [tandarts L] in de gegeven omstandigheden niet (door [tandarts M]) is gebruikt bij de uitvoering van een verbintenis tussen [tandarts M] en [eiseres], maar dat de in het geding zijnde tandheelkundige behandelingen zijn uitgevoerd in het kader van de verbintenis tussen [tandarts L] en [eiseres].

4.4 Waar de kantonrechter het in het licht van de (reeds voor de inschakeling van [drs. X] beschikbare!) beschrijving door [eiseres] van de gang van zaken met betrekking tot de tandheelkundige behandelingen in samenhang met de rapportages van [drs. X] al volstrekt onbegrijpelijk acht dat [eiseres](s gemachtigde) in de dagvaarding heeft gesteld: “ Nu niet zonder meer gesteld kan worden dat de door [tandarts L] uitgevoerde behandelingen schade hebben veroorzaakt, is [tandarts M] hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele schade.”, wordt dat onbegrip alleen nog maar versterkt door de opmerking van [eiseres](s gemachtigde) in de conclusie van repliek: (…) is er vanuit gegaan dat de behandelingen door [tandarts M] zelf zijn verricht tenzij uit overige gegevens viel op te maken dat [tandarts L] de behandelingen had uitgevoerd (Conclusie van Antwoord onder 7). Moeten daarom bij de rapportages van [drs. X] ook al vraagtekens worden gezet, vastgesteld wordt dat deze overigens ook onvoldoende basis vormen voor de beoordeling van de stellingen en vorderingen van [eiseres], waaronder in het bijzonder de beantwoording van de vraag naar het causaal verband tussen het handelen van [tandarts M] en de gestelde schade. Van bepalende betekenis voor deze conclusie acht de kantonrechter het feit dat het hier gaat om partijrapportages, dat bij de totstandkoming van die rapportages geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden en dat in dat verband kennelijk geen relevante informatie over de staat van [eiseres]s gebit bij de voorgaande tandarts van [eiseres], drs. [K], beschikbaar is geweest en/of is opgevraagd. Dat klemt te meer waar kennelijk al op 11 december 1997 door [K] voornoemd bitewingfoto’s van de kiezen 35, 36 en 46 zijn gemaakt, waarop zichtbaar was dat kies 35 van een kleine en kies 36 van een grote vulling was voorzien en waaruit bleek dat kies 46 was voorzien van een dermate grote en diepe vulling dat toen al vaststond dat deze kies vroeg of laat zou moeten worden behandeld door middel van een endodontische behandeling met daarop volgend een opbouw en een kroon.

4.5 Alles overziende komt de kantonrechter tot de slotsom dat [eiseres] tot in dit stadium van de procedure onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat en waarom er sprake is van verwijtbaar onzorgvuldig handelen door [tandarts M] jegens [eiseres],laat staan dat en waarom [tandarts M] in enig opzicht aansprakelijk is te houden voor de door [eiseres] gestelde materiële en immateriële schade. De vordering van [eiseres] zal daarom zonder meer moeten worden afgewezen, waarbij [eiseres] zal moeten worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
LJN BA3939