Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 161121 Mishandeling ex-partner; Hof gelast deskundigenbericht kno-arts en psychiater tzv omvang klachten en causaal verband

GHARL 161121 Mishandeling ex-partner; Hof gelast deskundigenbericht kno-arts en psychiater tzv omvang klachten en causaal verband

Waar gaat het in deze zaak om?

2.1
Partijen hebben een relatie gehad en hebben samengewoond. [geïntimeerde] is door de politierechter veroordeeld voor de mishandeling van [appellante] . [appellante] stelt dat zij ernstige gehoorschade en psychische schade heeft opgelopen door de mishandeling en maakt aanspraak op de schade die zij daardoor heeft geleden.

2.2
Omdat partijen verschillen over de aard en de ernst van het letsel dat [appellante] heeft opgelopen en de medische informatie op dit punt niet eenduidig is, zal het hof twee deskundigen - een KNO-arts en een psychiater - benoemen.

3.
De relevante feiten

3.1
[appellante] en [geïntimeerde] hebben een relatie gehad en samengewoond.

3.2
[appellante] is op 14 juni 2017 naar de huisarts geweest. De huisarts heeft in een bericht aan de politie het volgende gemeld:
Klacht, Afgelopen zondagochtend in elkaar geslagen door ex-partner. Met met een vuist op haar re oor/kaak en links op het hoofd. Het re oor is erg pijnlijk, re kaak erg pijnlijk, kan mond niet goed openen. Tanden lijken scheef op elkaar. Geen bloed uit het oor. Heeft een draaiduizeligheid. Door de pijn soms misselijk. Ex vriend heeft week eerder in linker ringvinger gebeten vorige week zaterdag In knijpen is pijnlijk. Dan pijnlijke tintelingen hele vinger. Re oor; erg pijnlijke gehoorgang TV intact, geen bloed of hematoom. Re kaak; forse drukpijn kaakkopje, minimale zwelling, geen hematoom, stand kaak lijkt intact. Hals: geen hematomen. Li dig 4 hand: geen zwelling of hematoom. Intacte functie, drukpijn basisfalanx, neurovasculair intact.
1. Contusie oor
2. Contusie rechter onderkaak, dd fractuur
3. Contusie linker ringvinger
Uitdraai mee. X-kaak ter uitsluiting fractuur
.”

3.3
[appellante] heeft zich onder behandeling gesteld van onder meer een KNO-arts en een psycholoog.

3.4
Op 5 oktober 2017 heeft de politierechter aan [geïntimeerde] een taakstraf opgelegd voor de duur van 60 uren voor mishandeling van [appellante] op 4 en 11 juni 2017. Daarnaast is hij veroordeeld tot betaling van € 300,- aan immateriële schade. [appellante] is in het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaard. Dit strafvonnis is onherroepelijk geworden.

3.5
De advocaat van [appellante] heeft [geïntimeerde] in een brief van 21 mei 2018 gesommeerd tot betaling van € 47.856,- schadevergoeding. [geïntimeerde] heeft niet aan deze sommatie voldaan.

De bespreking van de geschilpunten tussen partijen

Inleiding

4.1
De rechtbank heeft [geïntimeerde] veroordeeld om € 4.207,30, te vermeerderen met rente en kosten, aan [appellante] te betalen. (geen publicatie bekend, red. LSA LM) Dat is aanzienlijk minder dan [appellante] heeft gevorderd. Met het hoger beroep wil [appellante] bereiken dat haar oorspronkelijke vordering alsnog geheel wordt toegewezen. Haar bezwaren (‘grieven’) tegen het oordeel van de rechtbank betreffen dan ook wat de rechtbank heeft overwogen over de door [appellante] gevorderde schade en het causaal verband tussen deze schade en het handelen van [geïntimeerde] .

4.2
[geïntimeerde] heeft geen incidenteel hoger beroep ingesteld, maar heeft in hoger beroep wel herhaald dat hij meent dat hij [appellante] niet mishandeld heeft - volgens hem was sprake van een vechtpartij tussen hem en [appellante] waarbij [appellante] hem ook sloeg - en niet onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld. Verder heeft hij ook in hoger beroep verweer gevoerd tegen de omvang van de door [appellante] gevorderde schade. Indien het hof [appellante] (gedeeltelijk) zou volgen in haar stellingen, zou het opnieuw de door de rechtbank verworpen verweren van [geïntimeerde] moeten beoordelen (vanwege de zogenaamde devolutieve werking van het hoger beroep). Het is daarom zinvol om eerst die verweren te bespreken. Indien die alsnog blijken te slagen, heeft [appellante] in het geheel geen aanspraak op schadevergoeding. In dat geval kan onbesproken blijven hoe hoog die schade is en of er causaal verband bestaat tussen die schade en de door haar gestelde mishandeling. Het hof zal daarom eerst ingaan op de vraag of [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellante] door haar te mishandelen.

Heeft [geïntimeerde] [appellante] mishandeld?

4.3
Volgens [geïntimeerde] heeft [appellante] hem op 4 juni 2017 aangevallen. Hij heeft haar toen beetgepakt bij de keel om zich te verdedigen en om te voorkomen dat zij zich zou verwonden. Dat laatste had zij volgens [geïntimeerde] in het verleden vaker gedaan. Op 11 juni 2017 is hij gaan slapen en toen hij wakker werd stonden er vier agenten in huis. Hij kan zich niet herinneren [appellante] toen te hebben geslagen en vermoedt dat [appellante] zichzelf heeft toegetakeld.

4.4
Het hof passeert dit verweer van [geïntimeerde] . Met het onherroepelijke strafvonnis heeft [appellante] dwingend bewijs geleverd dat [geïntimeerde] haar op 4 en 11 juni 2017 heeft mishandeld (vgl. artikel 161 Rv). Dwingend bewijs houdt in dat het hof verplicht is om als waar aan te nemen dat [geïntimeerde] [appellante] op 4 en 11 juni 2017 heeft mishandeld (vgl. artikel 151 lid 1 Rv). [geïntimeerde] mag daartegen tegenbewijs leveren, door het met het strafvonnis geleverde bewijs te ontzenuwen, indien hij zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd. Dat is, zoals het hof hierna uiteen zal zetten, niet het geval.

4.5
[geïntimeerde] heeft, allereerst, niet bestreden dat hij [appellante] op 4 juni 2017 hardhandig bij de keel heeft gepakt. Zijn stelling dat hij dat uit zelfverdediging heeft gedaan, heeft hij in het licht van de betwisting daarvan door [appellante] onvoldoende onderbouwd.

4.6
Dat geldt zeker ook voor zijn verklaring over de gebeurtenissen op 11 juni 2017. Volgens [geïntimeerde] sliep hij toen er agenten bij hem in huis stonden. Hij betwist dat de, door de agenten toen vastgestelde, verwondingen die [appellante] toen had door hem zijn veroorzaakt. [appellante] heeft zichzelf waarschijnlijk verwond, meent hij. Dat had ze eerder ook al gedaan.
[geïntimeerde] ziet eraan voorbij dat uit het proces-verbaal dat is opgemaakt over de gebeurtenissen van 11 juni 2017 volgt dat de agenten [geïntimeerde] onder invloed van alcohol (in bed) in zijn woning hebben aangetroffen. In het verhoor van [geïntimeerde] dat laatste ook erkend. Hij heeft toen ook aangegeven dat hij zich niet kon herinneren of hij [appellante] op 11 juni 2017 had mishandeld. Dat hij [appellante] toen mishandeld had, heeft hij uitdrukkelijk ook niet ontkend, maar in het midden gelaten. In het licht daarvan heeft [geïntimeerde] , mede gelet op de gedetailleerde verklaring van [appellante] over de mishandeling, die ook wordt onderbouwd door de overgelegde medische gegevens, zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Aan het leveren van tegenbewijs komt het hof dan ook niet toe.

Benoeming deskundigen

4.7
[appellante] stelt dat zij door de mishandelingen naast schrammen en blauwe plekken en dergelijke ook ernstige gehoorschade heeft opgelopen. Aan haar rechteroor is zij geheel doof geworden, het gehoor aan het linkeroor is sterk verminderd. Zij heeft links een gehoorapparaat. [geïntimeerde] stelt dat [appellante] rechts al een gehoorprobleem had toen hij haar leerde kennen en bestrijdt dat zij door de mishandeling gehoorschade links (en rechts) heeft opgelopen.

4.8
Het hof acht een deskundigenonderzoek naar de aard en de ernst van de gehoorproblemen en naar de oorzaak ervan aangewezen. Beide partijen hebben voorstellen gedaan voor de benoeming van een deskundige en voor de aan de deskundige te stellen vragen. Het hof zal een deskundige benoemen die ervaring heeft als gerechtelijk deskundige en om die reden de KNO-arts prof. dr. [naam1] benoemen. Het zal voor de vraagstelling aansluiten bij de IWMD-vraagstelling.

4.9
Partijen verschillen ook van mening over de vraag of [appellante] ten gevolge van het ongeval psychisch letsel heeft opgelopen (en daardoor niet meer kon werken). Volgens [appellante] is dat het geval, [geïntimeerde] heeft dat bestreden. Hij heeft erop gewezen dat [appellante] al voor hun relatie forse psychische problemen had. Aan [geïntimeerde] kan worden toegegeven dat uit het dossier volgt dat [appellante] inderdaad een zeer ‘belaste’ voorgeschiedenis heeft met diverse heftige life-events. Indien zij psychische klachten heeft, speelt die voorgeschiedenis daarbij mogelijk een rol. Of en in hoeverre die voorgeschiedenis de klachten, indien die kunnen worden vastgesteld, alleen kan verklaren en of en in hoeverre de mishandelingen daarbij een rol hebben gespeeld, is het hof niet duidelijk. Om die reden zal ook op dit punt een deskundige worden benoemd. Het hof zal de psychiater prof. dr. [naam2] , net als prof. dr. [naam1] een ervaren gerechtelijk deskundige, tot deskundige benoemen. Ook bij de vragen aan hem zal het hof uitgaan van de IWMD-vraagstelling.

4.10
Het hof legt de deskundigen de volgende vragen voor:

(volgt IWMD-vraagstelling, red. LSA LM)

(....)

4.11
De beide te benoemen deskundigen hebben een inschatting gemaakt van de door hen te maken kosten. Ervan uitgaande dat zij niet meer dan de voor een deskundigenonderzoek gebruikelijke tijd zullen hoeven te besteden komt prof. [naam1] uit op een bedrag van€ 2.000,- en prof. [naam2] op een bedrag van € 4.500,-.
In dit geval zal ten laste van [appellante] geen voorschot worden opgelegd in verband met art. 195 derde en vierde volzin Rv. Het ten laste van 's Rijks kas door de griffier aan de deskundige betaalde voorschot zal hangende het geding voorlopig in debet worden gesteld.

4.12
Indien partijen zich niet kunnen verenigen met deze kostenbegroting, kunnen zij hun bezwaren daartegen binnen twee weken na de datum van dit arrest aan het hof melden, waarna het hof nader zal beslissen.

4.13
Het hof gaat ervan uit dat [appellante] er voor zorgdraagt dat bij het door de deskundigen te verrichten onderzoek een tolk aanwezig is. ECLI:NL:GHARL:2021:10635