Rb Dordrecht 301111 wildplasser wordt mishandeld door eigenaar beplaste woning; geen eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Dordrecht 301111 wildplasser wordt mishandeld door eigenaar beplaste woning; geen eigen schuld
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is hij die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, welke hem kan worden toegerekend, verplicht de schade die de ander daardoor lijdt, te vergoeden. [gedaagde] is door de politierechter veroordeeld voor “mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft”. Het vonnis levert, ingevolge artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dwingend bewijs op van dat feit. Nu [gedaagde] in dit kader geen tegenbewijs heeft aangeboden, staat vast dat [gedaagde] [eiser] heeft mishandeld, waardoor [eiser] letsel heeft bekomen. Daarmee heeft [gedaagde] een onrechtmatige daad gepleegd, die hem is toe te rekenen en die schade heeft veroorzaakt. Gelet hierop is [gedaagde] aansprakelijk voor de door [eiser] geleden en eventueel (door de onrechtmatige daad veroorzaakte) nog te lijden schade.
4.2. Gezien het vorenstaande zal de vordering onder a. worden toegewezen.
4.3. Ingevolge artikel 6:101 BW kan de schadevergoedingsplicht worden verminderd, wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend (‘eigen schuld’). [gedaagde] wijst in het kader van de ‘eigen schuld’ naar de verklaringen in het proces-verbaal van politie. Volgens hem volgt hieruit dat [eiser] tegen de woning van [gedaagde] heeft staan plassen en hij [eiser] daarop heeft aangesproken. Verder blijkt, volgens [gedaagde], uit zijn verklaring en de verklaring van getuige [getuige 1], dat [eiser] [gedaagde] vervolgens wegduwde en daarna dreigend op [gedaagde] was afgestapt. [gedaagde] heeft uit angst geslagen te worden een afwerende trappende beweging gemaakt. [eiser] voert hiertegen aan dat in de strafzaak geen beroep op ‘noodweer’ is gedaan.
4.4. De schade is niet mede het gevolg geweest van het plassen tegen de woning en het wegduwen van [gedaagde] door [eiser]. Uit de stellingen van [gedaagde] volgt immers dat [gedaagde] [eiser] louter een trap had gegeven, omdat [eiser] dreigend op hem afkwam. Maar, al zou dit anders zijn, dan zou uit de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW nog volgen dat [gedaagde] de gehele schade dient te dragen. De trap van [gedaagde] staat namelijk in geen verhouding tot eerst genoemde gedragingen van [eiser].
4.5. Een vermindering van schadevergoedingsplicht ligt wellicht in de rede, wanneer [eiser] (direct voor de trap) dreigend op [gedaagde] was afgelopen. Echter, uit de verklaring van [getuige 1] kan dit niet worden opgemaakt. [getuige 1] verklaart immers dat [gedaagde], direct voor het geven van de trap, naar [eiser] was toegelopen en [eiser] bij zijn trui probeerde te pakken. [eiser] deed toen een stap naar achteren. Verder kan uit de overige verklaringen bij de politie (van [eiser] en getuige [getuige 2]) evenmin worden opgemaakt dat [eiser] agressief was en dreigend op [gedaagde] was afgelopen. Gelet hierop slaagt het ‘eigen schuld’-verweer van [gedaagde] niet.
4.6. Voor een begroting van de door [eiser] (in totaal) geleden en nog te lijden schade zijn op dit moment onvoldoende gegevens beschikbaar. [eiser] stelt gemotiveerd dat het onmogelijk is (een deel van) de nog te lijden schade (arbeidsvermogenschade, blijvende gevolgen letsel) terstond op te geven en acht een medisch onderzoek noodzakelijk. Door [gedaagde] wordt hier slechts tegen aangevoerd dat [eiser], gelet op het tijdsverloop en gezien de aard van de gestelde schadeposten, in staat moet zijn, zijn schade direct inzichtelijk te maken en te onderbouwen met bewijsstukken. De stellingen van [eiser] worden hiermee onvoldoende onderbouwd betwist. Gelet hierop is verwijzing naar de schadestaatprocedure passend. Voor een dergelijke verwijzing is vereist dat de mogelijkheid dat schade is geleden of zal worden geleden, aannemelijk is geworden. Nu vast is komen te staan dat de trappende beweging van [gedaagde] letsel heeft veroorzaakt, is aan deze voorwaarde voldaan.
4.7. Gezien het vorenstaande zal de vordering onder b. worden toegewezen.
4.8. Een totale begroting van de schade is op dit moment niet mogelijk. Vast staat wel dat [eiser] een fractuur aan zijn kuitbeen heeft ondervonden, waarbij zich een compartimentsyndroom heeft ontwikkeld. Het letsel moest operatief worden behandeld. Indien een benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij recht op vergoeding van immateriële schade. Gelet op de vorenstaande omstandigheden, is een voorschot op de vergoeding van de immateriële schade voor een bedrag van EUR 1.500,00 billijk. De vordering onder c. zal daarom tot dit bedrag worden toegewezen.
4.9. Gebleken is dat [eiser] kosten heeft gemaakt inzake conservatoir beslag. Deze kosten komen voor vergoeding in aanmerking en zullen bij de proceskostenveroordeling in aanmerking worden genomen. LJN BU6970