Rb Noord-NL 291013 mishandeling met glas in café; ondanks provocerend taalgebruik geen eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Rb Noord-NL 291013 mishandeling met glas in café; ondanks provocerend taalgebruik geen eigen schuld ;
- aard mishandeling, vermoedelijk blijvend litteken in nek en medische behandelingen; smartengeld € 750,00
Motivering
2.De feiten
2.1. In de nacht van 13 maart 2010 hebben [eiser] en [gedaagde 1] ruzie met elkaar gehad in café [naam] te [plaats]. Naar aanleiding hiervan heeft [eiser] aangifte gedaan van zware mishandeling. Het proces-verbaal van aangifte houdt, voor zover van belang, het volgende in:
"Ik zei: 'Wat dan. Wat ga je er aan doen'. Er was oogcontact tussen mij en die jongen op dat moment. Het was een uitdagende opmerking, dat realiseer ik mij. Direct daarna haalde die jongen uit. (…) Hij had in zijn rechterhand een glas. Met die rechterhand met het glas daarin sloeg hij mij twee of drie keer op mijn hoofd. Ik voelde een klap op de linkerzijde van mijn hoofd."
2.2. [gedaagde 1] is als verdachte door de politie verhoord. Blijkens een proces-verbaal van verhoor verdachte van 14 maart 2010 heeft hij, voor zover van belang, het volgende verklaard:
"Die jongen ging vlak voor mij staan en duwde zijn hoofd eerst vlak tegen mijn hoofd aan. Hij zei. Wat wil je nou. Direct daarna gaf hij mij een kopstoot en gaf hij mij een paar klappen. Direct daarna werden we al uit elkaar getrokken."
en blijkens een proces-verbaal van verhoor verdachte van 22 maart 2010:
"Hij had zelf een glas in zijn handen, ik weet absoluut zeker dat ik geen glas in mijn handen had. (…) Ik ontken dat ik geslagen heb, ik ontken dat ik met een glas in de hand heb uitgehaald naar die jongen."
2.3. In het strafrechtelijk onderzoek zijn ook getuigen door de politie en door de rechter-commissaris gehoord. Daarnaast hebben enkele getuigen in brieven aan de toenmalige raadsman van [gedaagde 1] een schriftelijke verklaring over de gebeurtenissen in het café afgelegd.
2.3.1. [getuige 1] heeft, voor zover van belang, blijkens een proces-verbaal van verhoor getuige van 14 maart 2010 het volgende verklaard:
"Ik was aan het dansen met een mij onbekende jongen. Ik noem dit man 1. Er kwam toen een andere man achter die jongen en die begon te duwen. Ik kende ook deze jongen niet. Ik noem dit man 2. (…) Beide jongens man 1 en 2 kregen een woordenwisseling en begonnen over en weer te duwen. De man met wie ik aan het dansen was (man 1) stond met een glas in zijn hand. Hij hield het glas in zijn rechterhand. (…) Man 1 gooide het glas tegen man 2. Hij probeerde man 2 ook een vuistslag te geven, maar hij had het glas ook in zijn hand. Het was een hele snelle wisseling van vuistslagen. Ik heb maar een keer gezien dat man 1 met het glas sloeg. (…) Ik zag dat de tweede man probeerde de hand met het glas te ontwijken, maar hij werd toen geraakt op [zijn] oor."
en blijkens een proces-verbaal van verhoor getuige van 3 juni 2010:
"De raadsman houdt mij voor dat ik bij de politie heb verklaard dat de 1e man een glas gooide naar de 2e man. Het gebeurde met een slagbeweging, een vuistslag, het glas in de hand houdend. Het ging heel snel en krachtig. Ik zag niet dat het glas het hoofd van de 2e man raakte. Ik ben op dat moment gevallen. tijdens de val zag ik even niets. Kort daarna zag ik dat de 2e man naar zijn oor greep."
2.3.2. [getuige 2] heeft, voor zover van belang, het volgende in een schriftelijke verklaring van 29 augustus 2010 geschreven:
"De persoon, met wie de aan het oor verwonde man had gevochten, ken ik niet, maar ik weet absoluut zeker, dat het niet[voornaam gedaagde] [gedaagde 1] was.[voornaam gedaagde] was in dat deel van het incident zelfs helemaal niet in de buurt."
en in een verhoor ten overstaan van de rechter-commissaris heeft hij onder meer het volgende verklaard:
"Ik stond aan de bar en hoorde tumult. (…) Het was een kluit mensen die op elkaar vloog. Het aantal mensen schat ik op 8 à 10. In een paar seconden was het weer rustig. Ik draaide me weer om, terug naar de bar en zag op dat moment een jongen verdwaasd rondlopen. De jongen was in paniek. Ik zag bloed en de jongen had de hand aan het oor. Ik heb het incident waardoor de jongen gewond is geraakt, niet gezien."
2.3.3. [getuige 3] heeft blijkens een proces-verbaal van verhoor getuigen, voor zover van belang, het volgende ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard:
"Terwijl ik stond te kletsen - het was rond 03.30 uur - hoorde ik een knal. Het was het geluid van glas dat explodeerde. Het werd vochtig in mijn nek en ik proefde een zoet tropisch drankje. Het was beslist geen bier. Kennelijk was dat glas door de lucht gegaan. Ik hoorde ook glasgerinkel. In het tumult zag en hoorde ik dat er ruzie was. Degene die in mijn ogen het meest domineerde heb ik vast gepakt en weggetrokken. Deze persoon stond vlak bij mij. (…) Toen liet ik hem los. Toen bleek de man gewond. Zijn oor lag er bijna af en er zaten twee diepe sneden in zijn nek. (…) Op het moment dat het tumult begon stond ik ruggelings naar deze man toe."
2.3.4.[getuige 4][getuige 4] heeft blijkens een proces-verbaal van verhoor getuigen van 12 mei 2010, voor zover van belang, het volgende ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard:
"Vervolgens ging[voornaam gedaagde] met het langere Peruaanse meisje dansen. Hij had geen glas in de hand. Dat lijkt mij onhandig. Bovendien herinner ik mij de drie glazen op de tafel. Ook herinner ik mij dat[voornaam gedaagde], toen hij ging dansen, zijn glas op het tafeltje neerzette."
2.3.5. [getuige 5] heeft blijkens een proces-verbaal van verhoor getuigen, voor zover van belang, het volgende ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard:
"Ik herinner mij dat een man naar[voornaam gedaagde] toe kwam. Ik heb gezien dat[voornaam gedaagde] een slaande beweging maakte in de richting van[voornaam gedaagde]. Ik denk dat het een jaloerse man was. Mogelijk zinde het de man niet dat[voornaam gedaagde] met het meisje danste. (…) Tijdens het dansen had[voornaam gedaagde] geen glas in de hand. Dat weet ik 200% zeker."
2.3.6. [getuige 6] heeft, voor zover van belang, het volgende in een schriftelijke verklaring van 23 juni 2010 geschreven:
"Ik heb van [voornaam] gehoord, ik weet dat heel zeker dat die jongen met zijn hoofd tegen het hoofd van[voornaam gedaagde] ging staan, ze schreeuwden wat en toen klapte die andere jongen met zijn hoofd tegen die van[voornaam gedaagde] en werd[voornaam gedaagde] een paar keer in het gezicht geslagen. (…) Op het moment dat mijn nicht viel stonden de glazen van[voornaam gedaagde], mijn nicht en mij op tafel."
2.4. [eiser] is van 13 tot en met 16 maart 2010 opgenomen geweest in het ziekenhuis in verband met snijwonden in zijn nek en gezicht; zijn linkeroor was bijna afgesneden. [eiser] heeft een litteken in zijn nek eraan overgehouden. In april 2011 heeft de huisarts van [eiser] een poging gedaan om achtergebleven glassplinters te verwijderen. De poging was niet succesvol. Op 16 januari 2013 heeft [eiser] opnieuw een medische ingreep ondergaan in het ziekenhuis. Hierbij zijn stukken hoofdhuid verwijderd met stukjes glas.
2.5. Bij vonnis van 8 juli 2010 van de rechtbank Leeuwarden en in hoger beroep bij arrest van 28 november 2011 van het gerechtshof Leeuwarden is [gedaagde 1] veroordeeld wegens poging tot doodslag, onder oplegging van een gevangenisstraf van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder aftrek van het voorarrest.
2.6. [gedaagde 1] is in cassatie gegaan.
3.Het standpunt van [eiser]
3.1. [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde 1] veroordeelt terzake schadevergoeding uit onrechtmatige daad aan [eiser] te voldoen de somma van € 5.758,31 tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2010, althans vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
- [gedaagde 1] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2. [eiser] voert daartoe - samengevat - het volgende aan. [gedaagde 1] heeft onrechtmatig gehandeld door [eiser] met zijn hand met daarin een glas op het hoofd te slaan. Hiervoor is [gedaagde 1] strafrechtelijk veroordeeld. Ten gevolge van de ruzie heeft [eiser] letsel aan zijn nek en gezicht opgelopen. [eiser] heeft diverse medische ingrepen ondergaan. [eiser] vordert vergoeding van de door hem geleden schade bestaande uit:
- eigen bijdrage toevoeging € 100,00
- reiskosten ouders € 100,00
- verletkosten € 1.828,51
- salarisderving € 900,00
- kleding € 329,80
- immateriële schadevergoeding € 2.500,00
Totaal € 5.758,31.
Het standpunt van [gedaagde 1]
3.3. [gedaagde 1] betwist de vordering en voert - samengevat - het volgende verweer. [gedaagde 1] ontkent [eiser] met een glas op het hoofd te hebben geslagen. Hiertoe verwijst [gedaagde 1] naar door hem overgelegde verklaringen van [getuige 2], [getuige 6], [getuige 3],[getuige 4] en [getuige 5]. De verklaringen van [getuige 1] zijn volgens [gedaagde 1] onbetrouwbaar. [gedaagde 1] stelt zich op het standpunt ten onrechte strafrechtelijk veroordeeld te zijn. Het is volgens [gedaagde 1] bovendien onduidelijk hoe het letsel van [eiser] is ontstaan omdat er geen bebloede glasscherven zijn gevonden, zodat het causale verband ontbreekt. Daarnaast voert [gedaagde 1] tot zijn verweer aan dat [eiser] de agressor van het incident was, door uitdagende opmerkingen te maken. [gedaagde 1] heeft op zijn beurt aangifte van mishandeling tegen [eiser] gedaan. Ten slotte betwist [gedaagde 1] de hiervoor onder 3.2 opgesomde schadeposten.
4.De beoordeling van het geschil
4.1. Allereerst moet worden beoordeeld of er sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] jegens [eiser], nu partijen een andere lezing hebben over wat er in het café voorgevallen is. Aangezien [gedaagde 1] in cassatie is gegaan tegen het arrest van 28 november 2011 is er geen sprake van een onherroepelijk strafvonnis. Zodoende kan aan de bewezenverklaring van poging tot doodslag door de rechtbank en het hof geen dwingende bewijskracht worden toegekend. Daarom zal de kantonrechter hierna aan de hand van de stukken beoordelen of het gedrag van [gedaagde 1] dat aan de vorderingen ten grondslag ligt, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
4.1.1. [getuige 1] ondersteunt, op essentiële onderdelen en ook op detailpunten, de stelling van [eiser] dat [gedaagde 1] hem met een glas in de hand op het hoofd heeft geslagen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van deze getuige te twijfelen omdat zij aanvankelijk bij de politie heeft verklaard dat er met een glas gegooid is. [getuige 1] heeft naar aanleiding van een vraag hierover bij de rechter-commissaris verduidelijkt dat het ging om een slagbeweging, een vuistslag, het glas in de hand houdend. De omstandigheid dat haar verklaring ten overstaan van de politie niet auditief is geregistreerd en niet door de tolk is ondertekend, vormt evenmin aanleiding om de verklaringen van [getuige 1] buiten beschouwing te laten. Hiertoe wordt overwogen dat deze getuige in het bijzijn van de raadsman van [eiser] door de rechter-commissaris is gehoord en dat haar verklaring bij de politie in essentie overeenstemt met wat zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard.
4.1.2. Tegenover de belastende verklaringen van [eiser] en [getuige 1] staan de ontlastende verklaringen van [getuige 2], [getuige 3], [getuige 5], [getuige 4] en [getuige 6]. De kantonrechter hecht aan deze ontlastende verklaringen minder waarde en wel om de navolgende redenen:
- Uit de verklaringen van [getuige 2] blijkt onvoldoende dat [gedaagde 1] niet in de buurt was toen [eiser] gewond raakte. [getuige 2] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris namelijk nader verklaard dat hij het incident waardoor [eiser] gewond is geraakt, niet heeft gezien. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat zijn schriftelijke verklaring dat [gedaagde 1] niet de man was die met [eiser] aan het vechten was, betrekking heeft op een ander moment.
- Uit de verklaring van [getuige 3] blijkt dat hij met de rug naar [eiser] toe stond en dat hij hem pas heeft vastgepakt nadat hij een knal en glasgerinkel gehoord had. Uit deze verklaring blijkt niet dat [gedaagde 1] er niets mee van doen had. Dat [getuige 3] [eiser] als meest dominerende persoon aanwijst, acht de kantonrechter niet relevant omdat het gaat om wat er eerder met het glas is voorgevallen.
- Aan de verklaringen van [getuige 4] en [getuige 5], welke ten overstaan van de rechter-commissaris zijn afgelegd, gaat de kantonrechter voorbij. In het arrest van 28 november 2011 heeft het hof namelijk overwogen dat deze getuigen bij de rechter-commissaris verklaringen hebben afgelegd, die sterk afwijken van hun verklaringen bij de politie. [gedaagde 1] heeft niet de betreffende verklaringen bij de politie overgelegd en heeft dus niet de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig aangevoerd. Hieruit maakt de kantonrechter de gevolgtrekking die zij geraden acht, namelijk het buiten beschouwing laten van de wel door [gedaagde 1] overgelegde verklaringen. De kantonrechter heeft mede rekening gehouden met het feit dat [eiser] in zijn processtukken steeds gevraagd heeft om overlegging van het gehele proces-verbaal, dat alleen [gedaagde 1] in zijn bezit heeft, terwijl [gedaagde 1] slechts delen daaruit in het geding gebracht heeft.
- Ten slotte staat de schriftelijke verklaring van [getuige 6] dat het glas van [gedaagde 1] nog op tafel stond tijdens de ruzie, op zichzelf.
4.2. De kantonrechter overweegt dat, de getuigenverklaringen in onderling verband en samenhang overziende, is komen vast te staan dat [gedaagde 1] [eiser] met een glas in zijn hand op het hoofd heeft geslagen. Dit kan naar het oordeel van de kantonrechter als een onrechtmatig handelen van [gedaagde 1] jegens [eiser] worden aangemerkt. Dat [eiser] in de nacht van 13 maart 2010 snijwonden in zijn nek en gezicht heeft opgelopen is niet door [gedaagde 1] weersproken. Tussen partijen is evenwel in geschil de vraag of dit letsel het gevolg van de gedragingen van [gedaagde 1] is. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend gelet op hetgeen [eiser] en Y hierover hebben verklaard. Voor zover [gedaagde 1] bedoeld heeft te stellen dat het letsel op een ander moment is ontstaan dan wel door een ander is toegebracht, dan heeft hij hiervoor onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen. Ook de stukken bevatten geen aanwijzingen dat [eiser] zijn letsel op een andere wijze heeft opgelopen. Het enkele feit dat er geen bebloede glasscherven zouden zijn aangetroffen, zoals [gedaagde 1] stelt, maakt het voorgaande niet anders.
4.3. De kantonrechter wijst het door [gedaagde 1] gedane beroep op eigen schuld af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde 1] onvoldoende onderbouwd dat de schade mede een gevolg is van door [eiser] uitgelokt geweld. Uit de aangifte blijkt niet dat [eiser] uitdrukkelijk op een vechtpartij uit was. Wel blijkt daaruit dat [eiser] provocerend taalgebruik heeft gehanteerd en dat dat gesprek is ontaard is een vechtpartij. In die omstandigheden ziet de kantonrechter geen grond voor het oordeel dat de door [eiser] geleden schade door eigen schuld is ontstaan en om die reden voor zijn eigen rekening dient te blijven. En zelfs als [eiser] wel als eerste klappen zou hebben uitgedeeld, zoals [gedaagde 1] stelt maar wat [eiser] betwist, dan acht de kantonrechter de reactie van [gedaagde 1] dusdanig buitensporig en misplaatst dat de billijkheid eist dat de vergoedingsverplichting geheel in stand blijft. [gedaagde 1] is derhalve volledig aansprakelijk voor de schade die [eiser] door toedoen van [gedaagde 1] lijdt. Dat [eiser] later die nacht - ruimschoots na het incident met het glas - [gedaagde 1] geslagen heeft, vormt evenmin een reden om een deel van de schade voor eigen rekening van [eiser] te laten.
4.4. Over de door [eiser] gevorderde schadeposten oordeelt de kantonrechter als volgt:
4.5.1. De post "eigen bijdrage toevoeging" zal worden afgewezen. De door [eiser] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging, welke blijkt uit een door hem ter griffie overgelegd afschrift van de toevoeging d.d. 19 juli 2010, wordt geacht in het toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn begrepen, zodat deze post niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt.
4.5.2. De post "reiskosten ouders" zal eveneens worden afgewezen. [eiser] heeft, gelet op het door [gedaagde 1] gevoerde verweer, onvoldoende (met stukken) onderbouwd dat deze kosten door hem zijn gemaakt. Hij had daartoe bijvoorbeeld een betalingsbewijs over kunnen leggen. De kantonrechter houdt het er dan ook voor dat de schade wegens een door zijn ouders voortijdig afgesproken vakantie niet door [eiser] geleden is.
4.5.3. Ook de posten "verletkosten" en "salarisderving" zullen worden afgewezen. [eiser] heeft, gelet op het door [gedaagde 1] gevoerde verweer, onvoldoende (met stukken) onderbouwd dat hij in maart 2010 ten gevolge van arbeidsongeschiktheid zijn werk niet heeft kunnen verrichten en dat zijn loon bovendien niet is doorbetaald door zijn werkgever. Hij had daartoe bijvoorbeeld een verklaring van zijn werkgever over kunnen leggen.
4.5.4. De post "kleding" zal grotendeels worden afgewezen. [eiser] heeft, gelet op het door [gedaagde 1] gevoerde verweer, onvoldoende onderbouwd dat de op het overgelegde bonnetje vermelde kleding tijdens het incident beschadigd is geraakt. In dit verband heeft [gedaagde 1] onweersproken aangevoerd dat daarop twee broeken staan vermeld, waaronder een damesbroek. Uit de stukken valt wel op te maken dat er ondergoed, een trui en een jas van [eiser] in beslag zijn genomen en aan [eiser] zijn geretourneerd. Van het ondergoed en de trui staat vast dat deze bebloed waren. In zoverre staat vast dat er schade is. De hoogte ervan kan aan de hand van het overgelegde bonnetje niet worden opgemaakt, zodat de kantonrechter deze schade ex aequo et bono vaststelt op € 50,00.
4.5.5. De kantonrechter acht een vergoeding ter zake van smartengeld van € 750,00 redelijk. Daarbij houdt de kantonrechter rekening met de aard van de mishandeling en de gevolgen hiervan voor [eiser], waaronder een vermoedelijk blijvend litteken in de nek en de medische behandelingen die hij heeft ondergaan. De kantonrechter heeft mede gelet op vergoedingen die eerder in min of meer vergelijkbare zaken zijn toegewezen (Smartengeldgids 2012, nummers 863 en 872).
4.5. Resumerend is de vordering tot een bedrag van (50,00 + € 750,00 =) € 800,00 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2010. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.ECLI:NL:RBNNE:2013:6475