Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 's Hertogenbosch 030811 voor slag in gezicht is gedaagde aansprakelijk, voor trap in rug niet; ook niet hoofdelijk

Rb 's Hertogenbosch 030811 voor slag in gezicht is gedaagde aansprakelijk, voor trap in rug niet; ook niet hoofdelijk 
2.  De feiten 

2.1.  In de nacht van 1 december 1997 is [[eiser] mishandeld door [gedaagde]. [[eiser] was toen 44 jaar oud. [gedaagde] is strafrechtelijk veroordeeld wegens mishandeling. 

2.2.  [gedaagde] is verzekerd bij Nationale Nederlanden, welke maatschappij aansprakelijkheid voor de gevolgen van de mishandeling heeft erkend. 

2.3.  [[eiser] was ten tijde van het ongeval werkzaam als zelfstandig keukenmonteur. Hij is zijn bedrijf in 1993 gestart. Per 1 januari 1997 is de eenmanszaak omgezet in een vennootschap onder firma. Van 1996 tot januari 2005 was de neef van [[eiser], de heer [X] (hierna: [de heer X]), als werknemer werkzaam in het bedrijf. 

2.4.  Na de mishandeling had [[eiser] last van dubbelzien. Hij is tweemaal aan zijn ogen geopereerd. In overleg met Nationale Nederlanden heeft oogarts [de heer C] een medische expertise verricht. Zijn bevindingen zijn neergelegd in het rapport van 24 februari 2004. Daarin wordt vermeld dat sprake is van een medische eindtoestand en dat het letsel aan het oog het gevolg is van de mishandeling. In de rapportage wordt verder vermeld: 

Diagnose 
1.  Traumatische beschadiging van de linker orbita-inhoud (oogkas-inhoud, rb), waardoor 
2.  belemmeringen bij het bewegen van het linkeroog naar beneden, 
3.  uitgebreide binoculaire diplopie (dubbelzien, rb), 
4.  torticollis (scheefhals, rb), 
5.  status na tweemaal strabismus (scheelzien, rb) chirurgie, eenmaal OS, eenmaal OD. 

Huidige klachten 
1.  betrokkene moet zijn hoofd altijd scheef houden, anders ziet hij dubbel. 
2.  betrokkene heeft altijd pijn in zijn nek. 
3.  wanneer betrokkene naar boven kijkt gaat dat goed, maar wanneer hij dan weer naar beneden probeert te kijken is er sprake van een zeer hinderlijke diplopie en moet hij zijn hoofd dan iets voorover doen. 
4.  het dubbelzien is erger wanneer hij vermoeid is. 
5.  betrokkene voelt zich sneller vermoeid dan vroeger, volgens eigen zeggen komt dat door de ogen. 
6.  vroeger had betrokkene nauwelijks een zonnebril nodig; nu heeft hij bij het skieën en bij flink zonlicht wel een bril nodig. 

Diplopie: wanneer betrokkene het hoofd rechtop houdt ziet hij dubbel. 
Wanneer betrokkene zijn hoofd naar rechts kantelt en enigszins naar voren verdwijnen de dubbelbeelden rechtuit. 

Belemmeringen in het beroep: 
(…) Betrokkene heeft wel een aantal belemmeringen gekregen bij het monteren van de keukens omdat 
-  hij niet meer goed bovenop een kastje kan werken. Wanneer hij daarin schroeven moet aanbrengen doet hij dat op gevoel. 
-  Ook het bevestigen van een kroonlijst bovenop een kastje, met schroeven, lukt niet goed meer. 
-  Wanneer betrokkene op zijn rug ligt om aan de onderzijde van kastjes te werken moet hij ook voornamelijk op zijn gevoel werken. 
-  Verder lukt het niet meer om zaken naar behoren op te meten. 
-  Hij kan dus niet meer in zijn eentje een nieuwe keuken plaatsen en hij heeft zijn werkzaamheden met zijn collega nu zo verdeeld dat hij de diverse instrumenten aangeeft en dat zijn collega het werk doet. 
-  Betrokkene geeft aan dat hij wel net zoveel werkt als vroeger maar dat alles toch langer duurt. 

2.5.  [de heer X] is per 1 januari 2005 voor zichzelf begonnen en heeft de klanten van [[eiser] meegenomen. [[eiser] heeft vervolgens zijn werkzaamheden aangepast. Momenteel verricht hij taxaties voor verzekeraars en herstelt hij brand- en waterschades aan keukens. 

2.6.  Nationale Nederlanden heeft een bedrag van EUR 56.657,73 aan [[eiser] vergoed. Het betreft enerzijds een betaling van in totaal EUR 44.537,80 aan voorschotten die volgens Nationale Nederlanden de volgende schadeposten van in totaal EUR 41.634,00 dekken: 
-  EUR 29.000,00 ter zake verlies aan verdienvermogen in verband met oogletsel, 
-  EUR 1.251,00 ter zake reiskosten, 
-  EUR 1.383,00 ter zake diverse kosten, 
-  EUR 10.000,00 ter zake immateriële schade. 
Anderzijds is een bedrag betaald van EUR 12.119,93 ter zake buitengerechtelijke kosten. 

3.  Het geschil 

3.1.  [[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van: 
•  EUR 78.489,97 ter zake schade en rente, 
•  EUR 29.000,00 ter zake verlies aan verdienvermogen, 
•  EUR 3.484,28 ter zake buitengerechtelijke kosten, 
vermeerderd met rente en kosten. 

3.2.  Als onderbouwing voor de vordering voert [[eiser] aan dat [gedaagde] hem 1) tegen zijn hoofd heeft geslagen en geschopt en 2) in zijn rug heeft getrapt. Door het slaan en schoppen tegen zijn hoofd heeft hij oogletsel opgelopen, waarvoor hij tweemaal is geopereerd. Na de operatie is de situatie weliswaar verbeterd, aldus [[eiser], maar er zijn blijvende klachten van dubbelzien, die hem belemmeren in zijn werk als keukenmonteur. Voor wat betreft het schoppen in de rug stelt [[eiser] dat de al bestaande rugklachten daardoor zijn toegenomen, althans het herstel daarvan is vertraagd. De rugklachten belemmeren hem ook in zijn werk als keukenmonteur, aldus [[eiser]. Uit de in de dagvaarding beschreven medische informatie komt naar voren dat [[eiser] na 1 december 1997 veel pijn aan zijn rug heeft ondervonden met uitstraling naar het rechterbeen, alsook beperkingen zoals krachtsverlies en kramp in de kuitspieren, waardoor hij niet goed op zijn tenen kan blijven staan hetgeen gevolgen heeft voor zijn werk. In 2002 en in 2007 is [[eiser] aan zijn rug geopereerd. In 2006 is een korset voorgeschreven. Na de laatste operatie kan [[eiser] weer redelijk functioneren. [de heer X] heeft in de tijd dat hij werkzaam was voor [[eiser], de werkzaamheden overgenomen die voor [[eiser] te rugbelastend en te oogbelastend waren (nr. 21 van de dagvaarding). 

3.3.  [[eiser] maakt (zo begrijpt de rechtbank op grond van productie 14 bij dagvaarding) aanspraak op vergoeding van schade bestaande uit verlies aan verdienvermogen (EUR 80.500,00 en EUR 29.000,00), reiskosten (EUR 1.251,31), diverse kosten (EUR 1.383,90), directe kosten (EUR 163,36 ter zake kledingschade), buitengerechtelijke kosten (EUR 3.484,28) en immateriële schade (EUR 20.000,00), inclusief de wettelijke rente per 27 januari 2010. Op deze bedragen heeft [[eiser] het door Nationale Nederlanden betaalde voorschotbedrag van EUR 44.537,80 (zie r.o. 2.6) in mindering gebracht. 

3.4.  [gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat hij [[eiser] alleen tegen zijn hoofd heeft geslagen. Hij betwist dat hij [[eiser] in zijn rug heeft geschopt. [gedaagde] acht zich daarom alleen aansprakelijk voor de gevolgen van het slaan in het gezicht en niet voor de gevolgen van de trap in de rug door andere personen. [gedaagde] stelt dat de schade bestaande uit verlies aan verdienvermogen als gevolg van het oogletsel en de overige schadeposten met de reeds gedane betaling door Nationale Nederlanden van in totaal EUR 56.657,73 volledig is vergoed. 

3.5.  Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4.  De beoordeling 

4.1.  De rechtbank zal als eerste beoordelen of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de trap in de rug. Daarna zal worden beoordeeld of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het slaan in het gezicht. 

rugletsel 
4.2.  [[eiser] baseert zijn vordering in de dagvaarding op een onrechtmatige daad van [gedaagde] (artikel 6:162 BW) omdat [gedaagde] hem in zijn rug zou hebben geschopt. [gedaagde] betwist onder verwijzing naar de destijds door [[eiser] en hem zelf bij de politie afgelegde verklaring (pagina 37 en 74 van het politiedossier, productie 21 aan de zijde van [[eiser]) dat hij [[eiser] in zijn rug heeft geschopt of geslagen. [[eiser] heeft tegenover deze gemotiveerde betwisting niet onderbouwd dat het [gedaagde] is geweest die hem in zijn rug heeft geschopt. Gelet daarop moet geoordeeld worden dat [gedaagde] niet degene is geweest die [[eiser] in zijn rug heeft geschopt. Dat betekent dat het beroep op artikel 6:162 BW faalt. 

4.3.  Ter zitting heeft [[eiser] de gronden van zijn vordering aangevuld en gesteld dat niet relevant is of [gedaagde] hem in zijn rug heeft geschopt omdat sprake is geweest van een gedraging in groepsverband zodat [gedaagde] gelet op artikel 6:166 BW als deelnemer van die groep hoofdelijk aansprakelijk is. 

4.4.  Voor aansprakelijkheid van [gedaagde] op grond van artikel 6:166 BW hoeft niet komen vast te staan dat [gedaagde] de schade heeft toegebracht. Dit artikel is juist in de wet opgenomen om buiten twijfel te stellen dat een groepsdeelnemer zijn aansprakelijkheid niet kan ontlopen door te betogen dat geen causaal verband bestaat tussen zijn aandeel in het groepsoptreden en de schade. Wel moet (in ieder geval) sprake zijn van een optreden in groepsverband en moet [gedaagde] deel uit gemaakt hebben van die groep. 

4.5.  [[eiser] heeft in dat verband gesteld dat [gedaagde] deel uitmaakte van een groep feestvierders, dat hij vier personen uit de kroeg heeft opgehaald en met hen is teruggekomen en dat hij de anderen de gelegenheid heeft gegeven om [[eiser] te schoppen.
[gedaagde] betwist dat sprake was van gedragingen in groepsverband. Hij stelt dat geen sprake is van een groepsverband waarbij [gedaagde] was betrokken. Er is sprake geweest van een gevecht tussen [[eiser] en [gedaagde], waar anderen zijn bijgekomen. 

4.6.  Wil sprake zijn van een groepsoptreden in de zin van artikel 6:166 BW dan moet tussen de individuele groepsdeelnemers en hun gedragingen een zekere samenhang bestaan. Daarvoor is in ieder geval vereist dat blijkt van bewustzijn bij de individuele deelnemers dat anderen naast hen met hetzelfde bewustzijn van gemeenschappelijk optreden betrokken zijn bij gedragingen waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden. De gedragingen van de verschillende personen moeten verder een voldoende nauwe, in tijd en plaats op elkaar afgestemde samenwerking vormen en de in de groep aanwezigen moeten hun gedragingen op elkaar hebben afgestemd of hebben samengewerkt. 
[[eiser] heeft met zijn enkele stelling als hiervoor genoemd, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een groepsoptreden waar [gedaagde] deel van uitmaakte. Onduidelijk is wie de andere personen zijn die volgens [[eiser] geschopt hebben zodat onduidelijk is uit welke personen de groep volgens [[eiser] bestond. [[eiser] stelt slechts dat [gedaagde] deel uitmaakte van een groep feestvierders maar onderbouwt die stelling niet. Voor zover [[eiser] heeft willen stellen dat de groep bestond uit [gedaagde] en de vier personen die hij uit de kroeg heeft gehaald, geldt dat uit het politiedossier niet blijkt dat [gedaagde] vier personen uit de kroeg heeft gehaald en met hen is teruggekomen. [[eiser] heeft ook onvoldoende concrete feiten en omstandigheden aangevoerd om te kunnen concluderen dat sprake is van een zekere samenhang tussen de gedragingen van [gedaagde] en de gedragingen van de (eventuele) andere groepsdeelnemers. 

4.7.  Nu [[eiser] onvoldoende heeft gesteld om te concluderen dat sprake is geweest van optreden in groepsverband, zal de vordering gebaseerd op artikel 6:166 BW worden afgewezen. [gedaagde] is dus niet aansprakelijk voor het rugletsel dat door het schoppen van (een) ander(en) is toegebracht. 

oogletsel 
4.8.  Vast staat dat Lavrijssen [[eiser] in zijn gezicht heeft geslagen. [gedaagde] heeft daarmee onrechtmatig gehandeld jegens [[eiser]. Hij is gehouden de schade te vergoeden die [[eiser] door deze mishandeling lijdt. Uit het rapport van oogarts Lindenburg blijkt dat de schade aan het oog (als hiervoor onder r.o. 2.4 is omschreven) is ontstaan door de mishandeling. De rechtbank zal hierna de diverse schadeposten beoordelen. 

reiskosten EUR 1.251,31 
4.9.  [gedaagde] stelt dat deze kosten al zijn betaald met de reeds uitgekeerde voorschotbedragen (zie r.o. 2.6). [[eiser] heeft dat niet betwist. Gelet daarop is de vordering niet toewijsbaar. 

diverse kosten EUR 1.383,90 
4.10.  [gedaagde] voert enerzijds verweer tegen deze kosten maar stelt anderzijds dat deze kosten al zijn voldaan door betaling van de voorschotbedragen (zie r.o. 2.6). [[eiser] heeft dat niet betwist. Gelet daarop is de vordering niet toewijsbaar. 

schade aan kleding EUR 163,36 
4.11.  Ter zitting heeft [[eiser] verklaard dat een trui, een blouse en een broek beschadigd zijn geraakt. Hij heeft niet aangegeven waar de beschadiging uit bestaat en hoe de kledingstukken als gevolg van het slaan in het gezicht beschadigd zijn geraakt. Daar komt bij dat [[eiser] bij de politie alleen heeft verklaard dat zijn trui stuk is gegaan (pagina 81 van het politiedossier). Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde schade afwijzen wegens onvoldoende onderbouwing. 

buitengerechtelijke kosten EUR 3.484,28 
4.12.  [[eiser] stelt dat Nationale Nederlanden de buitengerechtelijke kosten heeft voldaan tot en met 24 juni 2007. Nadien zijn, aldus [[eiser], nog drie nota’s verstuurd met een totaalbedrag van EUR 1.833,93, welke nota’s nog niet zijn voldaan. Verder stelt [[eiser] dat vóór het concipiëren van de dagvaarding nog werkzaamheden zijn verricht tot een bedrag van EUR 699,04. [gedaagde] heeft geen enkel verweer gevoerd tegen deze vordering. Daarom zal de rechtbank bij eindvonnis de buitengerechtelijke kosten toewijzen. Nu [[eiser] de vordering slechts heeft onderbouwd tot een bedrag van EUR 2.532,97, zijnde de optelsom van EUR 1.833,93 en EUR 699,04, zal dat bedrag worden toegewezen en het meer gevorderde worden afgewezen. 

verlies aan verdienvermogen 
4.13.  Partijen zijn het er over eens dat [[eiser] door het oogletsel belemmeringen ondervindt bij het werk als keukenmonteur en dat hij daardoor schade lijdt bestaande uit verlies aan verdienvermogen. Partijen verschillen van mening over de hoogte van die schade. Nationale Nederlanden heeft een bedrag van EUR 29.000,00 vergoed. [gedaagde] stelt dat met deze betaling alle schade ter zake verlies aan verdienvermogen wegens het oogletsel is vergoed. 

4.14.  [gedaagde] stelt verder dat het bedrijf van [[eiser] na 1999 met goede bedrijfsresultaten is voortgezet. Voor zover al sprake is van tegenvallende resultaten is dat volgens hem veeleer het gevolg van het feit dat werknemer [de heer X] zijn dienstverband met [[eiser] per 1 januari 2005 heeft opgezegd en klanten van [[eiser] heeft meegenomen. Die omstandigheid is volgens [gedaagde] geen gevolg van de mishandeling op 1 december 1997. [[eiser] had na het vertrek van [de heer X] een andere werknemer in dienst kunnen nemen, hetgeen hij heeft nagelaten. 

4.15.  [[eiser] stelt dat hij pas in 2005 met de volle omvang van de schade is geconfronteerd toen [de heer X] voor zichzelf is begonnen en klanten van [[eiser] heeft meegenomen. [[eiser] heeft daarover ter zitting verklaard dat [de heer X] na opzegging van zijn dienstverband alle klanten heeft meegenomen. Het betrof twee zeer grote opdrachtgevers voor wie [[eiser] al 23 jaar werkte. [[eiser] heeft verder verklaard dat hij zijn klanten zou hebben behouden als hij niet mishandeld was. Door de oogklachten kon hij het fijne werk niet meer aan. Hij had [de heer X] nodig om dat werk over te nemen. 

4.16.  [[eiser] stelt dat de schade meer bedraagt dan door Nationale Nederlanden is uitgekeerd. Hoe hoog de schade als gevolg van het oogletsel volgens [[eiser] is, is de rechtbank niet duidelijk omdat zijn berekening uitgaat van een schadepost die is gebaseerd op een combinatie van het oogletsel en het rugletsel (zie r.o. 3.2.). Zoals hiervoor is geoordeeld is [gedaagde] alleen aansprakelijk voor de gevolgen van het oogletsel. 

4.17.  Uit de bedrijfsresultaten van [[eiser] (productie 12 bij dagvaarding) en de ter zitting gegeven toelichting op de berekening blijkt het volgende. De schade bedraagt volgens [[eiser]: 
-  over 1997 EUR 6.069,00 
-  over 1998 EUR 6.434,00 
-  over 1999 EUR 1.917,00 
-  over 2000 EUR 1.793,00 
-  over 2001 EUR 1.269,00 - 
-  over 2002 EUR 3.926,00 - 
-  over 2003 EUR 6.236,00 
-  over 2004 EUR 698,00 - 
-  over 2005 EUR 8.113,00 
-  over 2006 EUR 4.550,00 
-  over 2007 EUR 5.506,00 
Uit dit overzicht blijkt dat over de jaren 2001, 2002 en 2004 geen schade is geleden. 

4.18.  Uit bovenstaande gegevens en de ter zitting gegeven toelichting op de berekening valt af te leiden dat de schade over de jaren tot en met 2004 in totaal EUR 16.556,00 bedraagt, de schade tot en met 2007 in totaal EUR 34.726,00 en de schade van 2008 tot en met 2018 (uitgaande van een jaarschade van EUR 5.506,00 over 2007 en rekening houdend met kapitalisatie, sterftekans en inflatie) in totaal EUR 45.806,00. Daarbij is nog geen rekening gehouden met een indexatie van de winst (volgens [[eiser] EUR 29.000,00 tot en met 2018) en de wettelijke rente (volgens [[eiser] EUR 19.729,20 tot en met 27 januari 2010). [gedaagde] heeft de berekeningsmethode en de bedrijfsresultaten niet betwist. 

schade tot 2005 
4.19.  Voor wat betreft de schade tot 2005 overweegt de rechtbank als volgt. Op basis van het rapport van Lindenburg is duidelijk dat een medische eindtoestand is bereikt en dat verbetering van de oogklachten niet aan de orde is. Ook is duidelijk dat de oogklachten beperkingen opleveren bij het werk. In hoeverre dat precies het geval is, en wat de gevolgen daarvan zijn voor de arbeids(on)geschiktheid van [[eiser], zal beoordeeld moeten worden door een arbeidsdeskundige. Wel lijkt vooralsnog aannemelijk dat de beperkingen tot schade hebben geleid. Ook Nationale Nederlanden is die mening toegedaan omdat zij een bedrag van EUR 29.000,00 heeft vergoed. De schade die [[eiser] vordert over de jaren 1997 tot en met 2004 bedraagt EUR 16.556,00 exclusief rente en winstindexatie (zie r.o. 4.18), waarbij geldt dat de gevorderde schade mede is gebaseerd op de beperkingen vanwege de rugklachten zodat vooralsnog aannemelijk is dat de schade die het gevolg is van het oogletsel over deze jaren lager is dan de gevorderde EUR 16.556,00. Gelet op de hoogte van het reeds betaalde bedrag lijkt in elk geval de conclusie gerechtvaardigd dat Nationale Nederlanden de schade tot 2005 reeds heeft vergoed. 

schade vanaf 2005 
4.20.  De schade is blijkens de berekening van [[eiser] met name ontstaan vanaf 2005 nadat [de heer X] is vertrokken met medeneming van de klanten. De rechtbank acht de stelling van [[eiser] dat hij zonder de mishandeling zijn klanten (en daarmee zo begrijpt de rechtbank: de met die klanten gemoeide omzet) zou hebben behouden, onvoldoende onderbouwd. [[eiser] heeft slechts gesteld dat de scheefgegroeide werkverhouding (te weten dat hij van hoofdman aangever werd) er toe heeft geleid dat [de heer X] voor zichzelf is begonnen met medeneming van de klanten. Zonder nadere toelichting, die noch in de dagvaarding noch ter comparitie is gegeven, valt - mede gelet op het lange tijdsverloop tussen de mishandeling op 1 december 1997 en het vertrek van [de heer X] per januari 2005 - niet in te zien dat dit is toe te rekenen aan de mishandeling door [gedaagde]. Andere oorzaken kunnen aanleiding hebben gegeven voor het vertrek van [de heer X]. [[eiser] heeft zijn stelling onvoldoende onderbouwd. 

4.21.  Het voorgaande betekent niet automatisch dat [[eiser] vanaf 2005 geen schade lijdt. Hiervoor is al geoordeeld dat vooralsnog aannemelijk is dat tot 2005 (toen [de heer X] nog wel werkzaam was voor Janssen) schade is geleden. De stelling van [gedaagde] dat een oudere werknemer hoe dan ook problemen ondervindt als gevolg van de achteruitgang van het gezichtsvermogen wordt door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd verworpen. Aannemelijk is daarom vooralsnog dat [[eiser] ook na 2005 schade lijdt, waarbij die schade dan wel kleiner is dan de schade die [[eiser] vordert vanaf 2005 omdat die gevorderde schade (mede) is gebaseerd op het vertrek van [de heer X] en de klanten. Mogelijk zou voor het bepalen van de hoogte van die schade aangehaakt kunnen worden bij de schade over de jaren 1997 tot en met 2004 (EUR 16.556,00, zie r.o. 4.18), ofwel gemiddeld EUR 2.070,00 per jaar, waarbij dan heeft te gelden dat die schade mede is veroorzaakt door de rugklachten en bijgesteld zal moeten worden omdat [gedaagde] alleen aansprakelijk is voor het letsel als gevolg van de oogklachten. Wellicht is daarmee de totale schade vanaf 1997 tot 2018 (tegen welke einddatum [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd) hoger dan het reeds door Nationale Nederlanden uitgekeerde bedrag, waarbij voorts nog rekening gehouden moet worden met de wettelijke rente en de winstindexatie van 1,5 %, waartegen [gedaagde] ook geen verweer heeft gevoerd. 

immateriële schade EUR 20.000,00 
4.22.  [gedaagde] stelt dat Nationale Nederlanden al EUR 10.000,00 aan [[eiser] heeft uitgekeerd terzake immateriële schade. [[eiser] heeft dat niet betwist zodat de rechtbank daarvan uitgaat. [[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding van EUR 20.000,00. Hij voert aan dat hij tweemaal aan zijn oog is geopereerd en vele onderzoeken heeft moeten ondergaan. De oogarts heeft een percentage van 15 % blijvende functionele invaliditeit vastgesteld. [[eiser] stelt verder dat smartengeld toegekend moet worden vanwege de verergering, althans het naar verwachting niet genezen, van de rugklachten. [[eiser] voert aan dat hij zijn werkzaamheden heeft moeten aanpassen als gevolg van het letsel en dat [de heer X] van de veranderde situatie heeft geprofiteerd door voor zichzelf te beginnen en de klanten mee te nemen. [[eiser] stelt daardoor zijn eigen zaak te zijn verloren. 

4.23.  De rechtbank stelt vast dat in het door [[eiser] gevorderde bedrag ook schade wegens rugklachten is verdisconteerd (zie r.o. 4.22 en 3.2). Zoals hiervoor reeds is geoordeeld is Lavrijssen voor die klachten niet aansprakelijk. De rugklachten kunnen dus geen rol spelen bij de hoogte van de immateriële schade. Ten aanzien van het gestelde verlies van zijn zaak verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft geoordeeld over het vertrek van [de heer X]. Ook die omstandigheid kan dus geen rol spelen bij de hoogte van de immateriële schade. Wel relevant is dat [[eiser] als gevolg van de mishandeling blijvend oogletsel heeft opgelopen, welk letsel hem beperkt in zijn dagelijkse leven en zijn werk. De rechtbank houdt verder rekening met de leeftijd die [[eiser] ten tijde van het ongeval had (44 jaar). Ook houdt de rechtbank rekening met de bedragen die door Nederlandse rechters in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Gelet op alle relevante omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding een hoger bedrag toe te kennen dan Nationale Nederlanden reeds heeft uitgekeerd. Dat betekent dat de vordering zal worden afgewezen. 

4.24.  De rechtbank geeft partijen uitdrukkelijk in overweging met elkaar te overleggen over een minnelijke regeling. Alleen de schade wegens verlies aan verdienvermogen houdt partijen nog verdeeld. Mogelijk kunnen partijen aan de hand van hetgeen hiervoor over deze schade is overwogen een regeling treffen, mede ter voorkoming van verdere kosten, waaronder de kosten van (een) deskundige(n) (zie hierna). 

4.25.  Wanneer partijen besluiten verder te procederen is de rechtbank voornemens één deskundige, te weten een arbeidsdeskundige, te benoemen die de door oogarts Lindenburg vastgestelde medische beperkingen moeten vertalen in arbeidsdeskundige beperkingen. Aan de hand daarvan kan dan vervolgens, zonodig met behulp van een rekendeskundige, worden vastgesteld of de schade ter zake verlies aan verdienvermogen meer bedraagt dan het reeds door Nationale Nederlanden betaalde bedrag. 

4.26.   In het onderhavige geval is nog geen belastbaarheids- en beperkingenprofiel opgesteld. Dit kan worden opgesteld door de medisch adviseurs van partijen gezamenlijk, dan wel door een verzekeringsgeneeskundige. Wat betreft deze laatste zou de eventueel te benoemen arbeidsdeskundige zelf zijn/haar vaste verzekeringsgeneeskundige of medische adviseur kunnen benaderen. Indien partijen de voorkeur geven aan benoeming van een verzekeringsgeneeskundige als zelfstandige deskundige, moeten zij zich uitlaten over het aantal en de persoon van die deskundige(n) en de aan deze deskundige(n) voor te leggen vragen. Het verdient aanbeveling dat partijen met name wat betreft de perso(o)n(en) van de deskundige(n) een gezamenlijk voorstel doen. Het vorenstaande geldt ook voor wat betreft de eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige. 

4.27.  De rechtbank is voorshands van oordeel dat in ieder geval de volgende vragen aan de arbeidsdeskundige moeten worden voorgelegd: 
1.  Betekenen de functiebeperkingen, zoals deze zijn beschreven in het rapport van oogarts Lindenburg en het op basis van dat rapport te vervaardigen belastbaarheids- en beperkingenprofiel, dat [[eiser] arbeidsdeskundig gezien sinds 1 december 1997 en ook thans nog beperkingen ondervindt bij het verrichten van loonvormende arbeid? 
2.  Is [[eiser] als gevolg van de eventuele beperkingen bij het verrichten van loonvormende arbeid na 1 december 1997 geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt te achten voor zijn werkzaamheden als zelfstandig keukenmonteur? Indien sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid voor dit beroep: hoeveel uren per week kan hij werkzaamheden als zelfstandig keukenmonteur verrichten en welke werkzaamheden kan hij nog zelf verrichten? 
3.  Indien u [[eiser] geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt acht voor zijn werkzaamheden als zelfstandig keukenmonteur: is [[eiser] wel geheel of gedeeltelijk arbeidsgeschikt te achten voor andere gelet op zijn omstandigheden passende loonvormende arbeid? Hoeveel uur per week zou hij aan andere passende werkzaamheden kunnen besteden en welk inkomen zou [[eiser] met die alternatieve werkzaamheden kunnen behalen? 
4.  Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn? 

4.28.  Omdat [gedaagde] aansprakelijk is voor de gevolgen van de mishandeling zal hij worden belast met betaling van het voorschot op de kosten van de deskundige. Bij eindvonnis zal worden bepaald wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige dient te betalen.    

4.29.  De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen zodat partijen zich kunnen uitlaten over royement danwel voortprocederen. Mochten partijen zelf niet tot een regeling kunnen komen en mochten zij, ter voorkoming van voortprocederen, behoefte hebben aan een comparitie, waarbij samen met de rechtbank de mogelijkheden van een regeling worden beproefd, kunnen partijen dat aan de rechtbank kenbaar maken. Als partijen verder willen procederen zullen zij zich moeten uitlaten over het aantal en het specialisme van de te benoemen deskundige(n) en over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Indien partijen zich wensen uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n), dienen zij daarbij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. Uit proceseconomisch oogpunt verdient het de voorkeur dat partijen elkaar op voorhand over en weer hun reacties op de hiervoor genoemde vragen toesturen, zodat zij in de door hen te nemen akte direct in kunnen gaan op het standpunt van de wederpartij daarover en de aktewisseling beperkt blijft tot één schriftelijke ronde. De rechtbank zal met het oog daarop (en rekening houdend met de vakantieperiode) de termijn voor het nemen van de akte op zes weken stellen in plaats van de gebruikelijke twee weken. LJN BR4461