Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 190424 kopstoot; schade vanwege twee implantaten en overige tandartskosten, (€ 6.998,86) reiskosten en smartengeld (1500,00)

RBAMS 190424 kopstoot; schade vanwege twee implantaten en overige tandartskosten, (€ 6.998,86) reiskosten en smartengeld (1500,00)

 

2Samenvatting

2.1.

[gedaagde] heeft [eiser] mishandeld en is daarvoor strafrechtelijk veroordeeld. Deze zaak gaat over de afhandeling van de schade die [gedaagde] met de mishandeling heeft veroorzaakt.

2.2.

De rechtbank komt tot het oordeel dat [gedaagde] een vergoeding moet betalen aan [eiser] voor tandartskosten, reiskosten en smartengeld van in totaal € 9.190,05. Daarnaast worden buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen.

3De feiten

3.1.

[gedaagde] is strafrechtelijk veroordeeld voor de mishandeling van [eiser] op 7 april 2023. [gedaagde] heeft [eiser] op die datum een kopstoot gegeven. [eiser] heeft daarbij letsel opgelopen aan zijn gebit.

3.2.

Als gevolg van de mishandeling mist [eiser] twee voortanden en is zijn linkerhoektand afgebroken. Sinds de mishandeling draagt [eiser] een gebitsprothese.

4De vordering en de standpunten

4.1.

[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:

I. € 2.000,- smartengeld,

II. € 9.000,- kosten medische behandeling,

III. € 100,- reiskosten,

IV. € 495,60 buitengerechtelijke kosten,

V. wettelijke rente over I t/m IV vanaf 7 april 2023,

VI. proces- en nakosten.

4.2.

[eiser] legt hieraan het volgende ten grondslag. [gedaagde] is strafrechtelijk veroordeeld voor de mishandeling van [eiser] . Daarom staat vast dat hij civielrechtelijk aansprakelijk is voor schade die [eiser] door de mishandeling heeft geleden. [eiser] heeft na de mishandeling een gebitsprothese gekregen, waarvan hij de kosten heeft betaald. Voor zijn twee missende voortanden moet hij een implantaat krijgen en voor de afgebroken tand een kroon. Dit heeft hij nog niet laten doen, vanwege de hoogte van de kosten daarvan. De zorgverzekeraar vergoedt deze kosten niet. [eiser] is daarom voor de uitvoering van deze behandelingen afhankelijk van de betaling van schadevergoeding door [gedaagde] . Daarnaast maakt [eiser] aanspraak op smartengeld, vanwege de pijn die hij heeft geleden en de beperkingen die het letsel heeft gegeven in het dagelijks leven. [eiser] is het slachtoffer geworden van een ernstige mishandeling, zonder dat daar een rechtvaardiging voor bestond. Verder heeft [eiser] reiskosten moeten maken omdat hij met de auto naar de zitting in de strafzaak is gegaan en naar zijn advocaat.

4.3.

[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. [gedaagde] is bereid de schade te vergoeden die het directe gevolg is van de kopstoot die hij [eiser] heeft gegeven. [gedaagde] betwist het causaal verband tussen de schadeveroorzakende gebeurtenis en de door [eiser] opgevoerde schadeposten. [gedaagde] vermoedt dat [eiser] financieel voordeel probeert te halen uit deze zaak en op kosten van [gedaagde] zijn hele gebit wil laten vervangen. Daarnaast had [eiser] volgens [gedaagde] al een slecht gebit en is hij daarvoor niet verantwoordelijk. [gedaagde] wil alleen betalen voor de twee loszittende tanden en de afgebroken tand, die zijn genoemd in het proces-verbaal. [gedaagde] vindt dat hij geen smartengeld verschuldigd is en ook geen reiskosten, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

4.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5De beoordeling

5.1.

Gelet op de strafrechtelijke veroordeling van [gedaagde] , staat vast dat hij aansprakelijk is voor de schade die [eiser] heeft geleden als gevolg van de mishandeling. Partijen zijn het er ook over eens dat het letsel van [eiser] aan zijn voortanden en linkerhoektand het gevolg is van de mishandeling. Zij zijn het niet eens over de hoogte van het schadebedrag dat [eiser] vordert. Volgens [gedaagde] is dat bedrag te hoog.

Materiële schade: tandartskosten

5.2.

[eiser] heeft meerdere kostenbegrotingen overgelegd van zijn tandarts en daarnaast twee declaraties van april 2023. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft onderbouwd dat de kosten die volgen uit deze stukken schade zijn als gevolg van de mishandeling. Hiervoor is het volgende van belang.

5.3.

Bij de kopstoot zijn de voortanden en linkerhoektand van [eiser] beschadigd. Dat blijkt uit het proces-verbaal van de aangifte en de toelichting van [eiser] op de zitting. In de specificatie van de declaraties van 7 april 2023 staat dat twee tanden zijn getrokken: tand 11 en tand 21. Dit zijn de twee voortanden aan de bovenkant. Ook blijkt uit de omschrijving van de werkzaamheden op de declaraties dat een gebitsprothese is gemaakt vanwege de twee missende voortanden. De gebitsprothese is een tijdelijke oplossing. De tandarts zal de schade aan het gebit uiteindelijk herstellen door middel van implantaten. De begrotingen hebben betrekking op implantaten voor tand 11 en 21 en daarmee samenhangende werkzaamheden. Duidelijk is dan ook dat de kosten die volgen uit de declaraties en begrotingen rechtstreeks samenhangen met het letsel dat [gedaagde] bij [eiser] heeft veroorzaakt door de mishandeling. [gedaagde] dacht dat [eiser] wellicht méér liet herstellen dan de schade als gevolg van de kopstoot, maar dat is dus niet het geval.

5.4.

[gedaagde] heeft bestreden dat de schade aan het gebit van [eiser] moet worden hersteld met implantaten. Volgens [gedaagde] had [eiser] voor het incident kronen en zijn die door de kopstoot los komen te zitten. Het is volgens [gedaagde] niet nodig de betreffende tanden door implantaten te laten vervangen, er kan worden volstaan met het herstellen van de kronen. Dit verweer slaagt niet. [eiser] betwist dat hij voor het incident al kronen had en [gedaagde] onderbouwt dit verder niet. Bovendien blijkt uit de overgelegde stukken dat tand 11 en 21 getrokken zijn en dat hiervoor implantaten in de plaats moeten komen. Het ligt niet voor de hand dat [eiser] zou kiezen voor een dergelijke ingrijpende behandeling als een eenvoudigere oplossing mogelijk was geweest.

5.5.

[gedaagde] vindt verder dat de tandartskosten te hoog zijn. Volgens hem moet een deskundige de hoogte van de schade vaststellen. De kantonrechter ziet daar geen aanleiding voor. In de begrotingen die door de tandarts zijn opgesteld staat wat de kosten zijn voor het herstellen van het gebit van [eiser] . Datgene wat [gedaagde] heeft aangevoerd is onvoldoende reden om aan de juistheid van deze begrotingen te twijfelen. Voor zover [gedaagde] zelf een deskundige had willen inschakelen om zijn betwisting van de kosten te onderbouwen geldt dat hij daarmee te laat is. Hij heeft voldoende gelegenheid gehad dit in een eerder stadium van de procedure te doen.

5.6.

De kosten van de drie overgelegde begrotingen voor de implantaten worden dan ook toegewezen. Dit zijn kosten van in totaal € 6.998,86.
5.7. [eiser] legt ter onderbouwing van de kosten die hij al heeft gemaakt voor zijn gebitsprothese een begroting over van 11 april 2023 en declaraties van 7 en 13 april 2023. Alleen de kosten die volgen uit de declaraties worden toegewezen. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden dat [eiser] naast de declaraties ook nog het bedrag van de begroting heeft betaald. Ten eerste geldt dat het een begroting betreft en geen declaratie. In de begroting worden bovendien werkzaamheden genoemd die ook terugkomen in de declaratie van 13 april 2023, zoals “Gedeeltelijk kunstgebit van kunsthars, 1-4 elementen, per kaak” en “Toeslag voor individuele afdruk bij gedeeltelijk kunstgebit van kunsthars”. Aan deze werkzaamheden zijn in de begroting en de declaratie van 13 april 2023 ook dezelfde bedragen verbonden. De kantonrechter kan dan ook niet vaststellen dat de kosten die zijn opgenomen in de begroting apart zijn betaald. Daarom worden alleen de declaraties van € 310,30 en € 318,19 toegewezen, dus in totaal € 628,49.

5.8.

[eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij nog kosten moet maken voor het herstel van zijn gebit boven de kosten van de begrotingen van in totaal € 6.998,86 en het al betaalde bedrag van € 628,49. Het meerdere wordt daarom afgewezen.

Reiskosten

5.9.

[eiser] heeft de zitting in de strafzaak bijgewoond, die plaatsvond in Utrecht. Hij heeft op de zitting verklaard dat hij daar met de auto naartoe is gegaan en dat hij daarnaast een keer naar zijn advocaat is gegaan. Volgens [eiser] heeft hij daadwerkelijk kosten gemaakt van € 100,-, aangezien hij geen zuinige auto heeft. Naar zijn tandarts ging [eiser] lopend of met de fiets.

5.10.

De kantonrechter hanteert een kilometervergoeding van € 0,33 per kilometer op basis van de Richtlijn Kilometervergoeding van de Letselschade raad. Voor het bijwonen van de zitting wordt een bedrag van € 48,84 toegewezen, gebaseerd op de afstand van 74 km (zowel heen als terug) tussen het adres van [eiser] in [woonplaats 1] en de rechtbank in Utrecht. Voor het bezoek van [eiser] aan zijn advocaat wordt een bedrag toegewezen van € 13,86, gebaseerd op de afstand van 21 km tussen het adres van [eiser] in [woonplaats 1] en het kantoor van mr. Rhijnsburger. In totaal wordt daarom een reiskostenvergoeding van € 62,70 toegewezen.

Immateriële schade

5.11.

Een recht op vergoeding van smartengeld vloeit voort uit artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in combinatie met artikel 6:106 BW. Op grond van artikel 6:95 BW bestaat een recht tot vergoeding van de schade bestaande uit ander nadeel dan vermogensschade, voor zover de wet recht geeft op vergoeding hiervan. In artikel 6:106 BW is vervolgens bepaald dat de benadeelde onder andere recht heeft op smartengeld indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen.

5.12.

Bij de begroting van het smartengeld dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de mate waarin de benadeelde is getroffen, de aard en de ernst van het letsel, de aard van de verweten gedraging (de mate van verwijtbaarheid), de aard van de aansprakelijkheid en de economische omstandigheden van beide partijen. Ook is de mate waarin het rechtsgevoel van de benadeelde is geschokt van belang. De rechter dient daarnaast te letten op de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen hebben toegekend (met inachtneming van de sinds die uitspraken opgetreden geldontwaarding).

5.13.

De kantonrechter houdt rekening met de volgende omstandigheden. [eiser] is het slachtoffer geworden van zinloos geweld. Dat is in hoge mate verwijtbaar. Na een onenigheid in het verkeer is [gedaagde] [eiser] in zijn auto achtervolgd. Hij is uitgestapt toen [eiser] stopte bij een tankstation en heeft hem vervolgens meteen een kopstoot gegeven. [eiser] heeft als gevolg van de mishandeling lichamelijk letsel opgelopen. [eiser] heeft aangevoerd dat hij nog steeds last heeft van pijn en dat hij met zijn gebitsprothese geen hard voedsel kan eten. Hij heeft nog ingrijpende behandelingen aan zijn gebit in het vooruitzicht, waar een lang herstel aan verbonden is. Op de zitting heeft hij toegelicht dat eerst gaten in zijn kaak moeten worden gemaakt, waar buisjes in worden gezet. Hierna moet zijn kaak een half jaar herstellen, waarna de implantaten worden geplaatst. De tandarts heeft [eiser] gezegd dat hij rekening moet houden met een jaar tot anderhalf jaar herstel. Daar komt bij dat [eiser] ook heeft verklaard dat hij psychische klachten heeft sinds de mishandeling, waaronder moeite met slapen. Hij voelt zich onveilig in het verkeer, wat voor hem een reden is geweest om ander werk te zoeken.

5.14.

Rekening houdend deze omstandigheden en met de bedragen die rechters in vergelijkbare zaken aan smartengeld toekennen, acht de kantonrechter een schadevergoeding van € 1.500,- billijk. Dat bedrag wordt daarom toegewezen.

Buitengerechtelijke incassokosten

5.15.

[eiser] heeft gesteld dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, omdat zijn advocaat heeft geprobeerd de zaak in minnelijk overleg te regelen. [eiser] stelt de buitengerechtelijke kosten op 2 uur a € 180,- te vermeerderen met btw. Dit komt neer op € 435,60. In het petitum van zijn dagvaarding vordert [eiser] een bedrag van € 495,60. Gelet op de toelichting in de dagvaarding, gaat de kantonrechter ervan uit dat dit een verschrijving is.

5.16.

[gedaagde] vindt dat hij deze kosten niet hoeft te vergoeden. Daarin volgt de kantonrechter hem niet. [eiser] heeft recht op een schadevergoeding en heeft kosten gemaakt om die schadevergoeding buiten de rechter om betaald te krijgen. Dit zijn kosten die volgens de wet voor vergoeding in aanmerking komen.

5.17.

De kantonrechter zal het bedrag van € 435,60 toewijzen. De kantonrechter stelt vast dat de hoofdvordering niet onder het toepassingsbereik van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten valt. De gevorderde vergoeding wordt daarom getoetst aan de oriëntatiepunten voor de beoordeling van dergelijke vorderingen uit het Rapport BGK-integraal, maar met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn. [eiser] heeft voldoende gesteld dat hij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Verder is voldaan aan het vereiste dat de kosten redelijk zijn en in redelijkheid zijn gemaakt.

Conclusie

5.18.

Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:

- betaalde tandartsrekeningen
- begroting implantaten
- reiskosten
- smartengeld




628,49
6.998,86
62,70
1.500,00

 

- buitengerechtelijke incassokosten

435,60

+

Totaal

9.625,65.

 

Wettelijke rente

5.19.

Op grond van artikel 6:83 sub b BW treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad. De schuldenaar die een onder artikel 6:83 sub b BW genoemde verbintenis niet direct nakomt nadat zij opeisbaar is geworden, raakt zonder ingebrekestelling in verzuim. De opeisbaarheid bij een schadevergoedingsverbintenis uit onrechtmatige daad hangt af van het moment waarop de schade is geleden.

5.20.

De kantonrechter wijst de wettelijke rente over de reeds betaalde declaraties toe met ingang van 13 april 2023. Op de declaratie van 7 april 2023 staat namelijk dat deze is “weggeboekt” en op de declaratie van 13 april 2023 staat “voldaan per pinbetaling”. De wettelijke rente over het bedrag van € 6.998,86 (de begrotingen) wordt toegewezen met ingang van de datum van dit vonnis. De wettelijke rente over de reiskostenvergoeding van € 62,70 wordt toegewezen met ingang van 1 juli 2023, nu [eiser] op de zitting heeft verklaard dat de zitting in de strafzaak in juni 2023 heeft plaatsgevonden. De wettelijke rente over het smartengeld van € 1.500,- wordt toegewezen met ingang van 7 april 2023, de dag van de mishandeling. De wettelijke rente over de buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, omdat niet is gesteld wanneer deze kosten zijn betaald.  ECLI:NL:RBAMS:2024:2343