Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 201023 mishandeling, groepsaansprakelijkheid, schadebegroting na strafrechtelijke veroordeling

RBAMS 201023 mishandeling, groepsaansprakelijkheid, schadebegroting na strafrechtelijke veroordeling

4De beoordeling

Eigen onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW)

4.1.

Op grond van artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) levert een in kracht van gewijsde gegaan, op tegenspraak gewezen vonnis waarbij de strafrechter bewezen heeft verklaard dat iemand een feit heeft begaan, in een civiele procedure dwingend bewijs op van dat feit. De bewezenverklaring uit de twee strafvonnissen (zie 2.3) leidt er dus toe dat, behoudens tegenbewijs door [gedaagde in 10336524] en of [gedaagde in 10336497] , vaststaat dat [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] openlijk geweld hebben gepleegd tegen [eiser] , dat zij [eiser] hebben mishandeld en dat deze mishandeling lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.

4.2.

Op basis van het strafvonnis stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde in 10336497] samen met een (onbekende) mededader uit de auto is gestapt waarvan [gedaagde in 10336524] de bestuurder was. Kort gezegd hebben [gedaagde in 10336497] en de onbekende mededader met hun vuisten meerdere malen tegen het lichaam en het hoofd van [eiser] geslagen. De onbekende mededader heeft [eiser] ook geschopt en [gedaagde in 10336497] heeft [eiser] met een tas geslagen. [gedaagde in 10336524] heeft, nadat hij de auto tot stilstand had gebracht en eveneens was uitgestapt, [eiser] ook aangevallen. [gedaagde in 10336524] heeft [eiser] naar de grond gebracht, geschopt en geslagen.

4.3.

[gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] hebben de bewezenverklaring in de strafvonnissen niet betwist. Daarmee staat vast dat zij onrechtmatig hebben gehandeld tegenover [eiser] . [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] hebben verder geen concreet verweer tegen het onrechtmatig handelen gevoerd. Zij hebben alleen aangevoerd dat er over en weer nog veel meer speelt tussen beide partijen (en hun families) en dat [eiser] niet alleen slachtoffer is. [eiser] heeft gemotiveerd betwist dat hij een aandeel in enig conflict heeft.

Wat er mogelijk vooraf is gegaan aan het gebeurde op 19 april 2022 en of [eiser] daar enig aandeel in heeft gehad, kan niet worden meegenomen in dit vonnis, omdat de kantonrechter hierover niets kan vaststellen. [gedaagde in 10336497] en [gedaagde in 10336524] hebben hun standpunt hierover niet onderbouwd met feitelijke gegevens die steun kunnen bieden aan dat standpunt.

Op basis van de hiervoor onder 4.2 genoemde feitelijke gedragingen van [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] staat daarom voor beiden vast dat zij - vanwege het geweld dat zij jegens [eiser] hebben toegepast - ieder onrechtmatig hebben gehandeld (artikel 6:162 BW).

Groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW)

4.4.

Naast de eigen onrechtmatige daad is ook sprake van groepsaansprakelijkheid. Dat betekent dat [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] niet alleen aansprakelijk zijn voor hun eigen handelen (artikel 6:162 BW) maar ook voor het handelen van de ander en dat van de onbekende mededader (artikel 6:166 BW). Zij hebben namelijk alledrie fysiek geweld gebruikt tegen [eiser] . Dat niet kan worden vastgesteld door wiens toedoen precies welke schade is toegebracht, is in dit geval niet van belang. [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] hebben deelgenomen aan gedragingen in groepsverband waarvan de kans op het toebrengen van schade hen had behoren te weerhouden van die deelname. Zij hebben elk een actieve bijdrage geleverd aan de onrechtmatige gedragingen in groepsverband.

Het verweer van [gedaagde in 10336524] lijkt te zijn dat hij niet voor het geheel aansprakelijk is, omdat het ook mogelijk is dat bepaalde spullen al kapot zijn gegaan toen hij nog in de auto zat. Dit verweer gaat echter niet op. [gedaagde in 10336524] is als bestuurder op enig moment gestopt met de auto en zelf ook uitgestapt. Hij is zich toen ook meteen met de aanval op [eiser] gaan bemoeien. Hij heeft daarbij actief opgetreden en gehandeld. Dit is allemaal in een zeer kort tijdsbestek gebeurd. [gedaagde in 10336524] is hierdoor ook verantwoordelijk geworden voor het geheel. [gedaagde in 10336524] heeft er namelijk bewust voor gekozen om zich te mengen in de aanval op [eiser] , terwijl hij zich hiervan ook had kunnen distantiëren. Dit laatste heeft hij niet gedaan.

Schadeposten

4.5.

Nu vaststaat dat [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] beiden aansprakelijk zijn voor de schade van [eiser] als gevolg van het op 19 april 2022 gepleegde onrechtmatige handelen dienen de afzonderlijke door [eiser] gevorderde schadeposten te worden beoordeeld.

Schadepost: scooter

4.6.

In het proces-verbaal van de politie (onder 2.2) staat (kort samengevat) dat op de stills van de videobeelden is te zien dat de scooter op de grond valt nádat [gedaagde in 10336497] en de (onbekende) mededader [eiser] te lijf gingen. Daardoor is voldoende aannemelijk dat de scooter van [eiser] is gevallen door de aanval van [gedaagde in 10336497] en de mededader.

4.7.

De schade aan de scooter is omschreven in een door [eiser] overgelegd schaderapport van een scooterbedrijf. De aard van de daarin genoemde beschadigingen zijn passend bij de val van de scooter, zodat ervan uit kan worden gegaan dat die beschadigingen het gevolg zijn van het onrechtmatig handelen op 19 april 2022.

4.8.

Uitgangspunt bij de begroting van de schade is dat [eiser] in de toestand wordt gebracht zonder dat de onrechtmatige gedraging zou hebben plaatsgevonden. [eiser] wil de scooter laten repareren en heeft ter onderbouwing van de kosten daarvan het schaderapport van het scooterbedrijf overgelegd. In beginsel kunnen reparatiekosten voor vergoeding in aanmerking komen. Reparatie is echter alleen verantwoord als de kosten van de reparatie lager zijn dan de door de beschadiging opgetreden waardevermindering. Met andere woorden, als de reparatiekosten hoger zijn dan de resterende dagwaarde, worden niet de reparatiekosten vergoed, maar de dagwaarde, na aftrek van de restwaarde. [eiser] had in de strafzaak aangegeven dat de dagwaarde van de scooter € 940,80 was, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Daarnaast heeft [eiser] voldoende aannemelijk gemaakt dat de scooter zo erg beschadigd is door de val als gevolg van de aanval op 19 april 2022 dat deze geen restwaarde meer heeft vanwege de vele benodigde reparaties. Daarom zal alleen de dagwaarde van € 940,80 worden toegewezen. Het meerdere wordt afgewezen, omdat de reparatiekosten hoger zijn dan de dagwaarde.

Schadepost: ketting

4.9.

[eiser] heeft gesteld dat zijn ketting kapot is gegaan tijdens de aanval op 19 april 2022. Hij onderbouwt dit met de foto van de kapotte ketting in het zakje van de politie. Dit wordt gebruikt voor spullen die de politie vindt op de plaats delict.

[gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] betwisten dat de ketting door hun toedoen kapot is gegaan, ook omdat zij zijn vrijgesproken van diefstal. In het strafvonnis staat echter dat kan worden vastgesteld dat de ketting kapot is gegaan door het bewezenverklaarde. Dat de politie de kapotte ketting heeft teruggevonden op de plaats delict, maakt voldoende aannemelijk dat de ketting kapot is gegaan door de gedragingen van [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] .

4.10.

[eiser] vordert de kosten van een vergelijkbare nieuwe ketting ter hoogte van € 35,-. [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] voeren als verweer dat de reparatiekosten moeten worden gevorderd in plaats van de kosten van een nieuwe ketting. In dit geval neemt de kantonrechter aan dat de reparatiekosten van de in drie stukken gebroken ketting niet goedkoper zouden zijn geweest dan de nieuwwaarde. Daarom wordt het bedrag van € 35,- voor de ketting toegewezen.

Schadepost: Bitcoin-wallet

4.11.

[eiser] stelt dat hij door toedoen van het onrechtmatig handelen van [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] geen toegang meer heeft tot zijn Bitcoin-wallet en hij vordert daarom vergoeding van de waarde van zijn Wallet. [eiser] stelt namelijk dat het wachtwoord van zijn Bitcoin-wallet alleen op zijn telefoon stond en dat hij zijn telefoon kwijt is geraakt bij de aanval op 19 april 2022.

4.12.

[eiser] heeft naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat hij op 19 april 2022 beschikte over een Bitcoin-wallet met de waarde van het door hem gevorderde bedrag (€ 587,20). Voor zover op basis van de overschrijvingen van [eiser] uit de periode van begin 2021 kan worden vastgesteld dat die door hem zijn gedaan voor een ‘cryptocurrency’, kan niet worden vastgesteld dat [eiser] die Wallet met de cryptocurrency nog had op 19 april 2022 én kan evenmin worden vastgesteld dat die Wallet op 19 april 2022 de door hem gestelde waarde had. De omstandigheid dat [eiser] die waarde niet kan onderbouwen, omdat hij ervoor heeft gekozen het wachtwoord voor de Wallet uitsluitend op zijn telefoon te bewaren, komt voor zijn rekening en risico. De vordering tot vergoeding van deze schadepost wordt dus afgewezen.

Schadepost: rijbewijs

4.13.

De kantonrechter vindt voldoende aannemelijk dat [eiser] zijn rijbewijs kwijt is geraakt door de aanval op 19 april 2022 en dus door de gedragingen van [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] . Het feit dat [eiser] een half jaar heeft gewacht om een nieuw rijbewijs aan te vragen, is verklaarbaar door zijn toelichting dat hij het rijbewijs een tijdje niet nodig had. Het bewijs van de aanvraag en betaling van het nieuwe rijbewijs zijn voldoende voor de onderbouwing van deze schadepost en daarom zal het bedrag van € 41,60 worden toegewezen.

Immateriële schade (smartengeld)

4.14.

In de strafzaak is € 1.000 aan immateriële schadevergoeding aan [eiser] toegekend. [eiser] vordert in deze procedure een extra bedrag van € 3.000 aan immateriële schadevergoeding. Hij stelt hiertoe dat de breuk van zijn neus en zijn psychische toestand, waaronder de behandelingen voor PTSS, niet (voldoende) zijn meegenomen in de beoordeling in de strafzaak.

4.15.

De kantonrechter overweegt als volgt. [eiser] heeft fysiek letsel opgelopen, waaronder verschillende kwetsuren, kneuzingen en een gebroken neus. De neus wordt mogelijk ook nog geopereerd. De psychische klachten van [eiser] zijn ook voldoende komen vast te staan. Ten tijde van het strafvonnis van 26 juli 2022 was nog onvoldoende duidelijk wat de psychische klachten van [eiser] inhielden, behalve dat al wel bekend was dat hij onder meer last had van angstklachten, slaapproblemen en concentratieproblemen. [eiser] heeft zich echter daarna gemeld bij een psycholoog en heeft vervolgens EMDR-therapie ondergaan. Daardoor kan in ieder geval worden vastgesteld dat sprake was zodanige psychische klachten dat daarvoor behandeling nodig was met EMDR-therapie.

4.16.

De kantonrechter stelt vast dat [eiser] zowel lichamelijk letsel als psychisch letsel heeft ondervonden als gevolg van de gedragingen van [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] . De kantonrechter acht in dit geval een smartengeldvergoeding van € 1.500,- passend, mede gelet op De Letselschade Richtlijn Licht Letsel1 en vergelijkbare jurisprudentie. Aangezien in de strafzaak € 1.000,- is toegewezen, is in aanvulling daarop in deze procedure een bedrag van € 500,- toewijsbaar. Het meerdere wordt afgewezen.

Slotsom en kosten

4.17.

In totaal zal een bedrag van € 1.517,40 aan (aanvullende) schadevergoeding worden toegewezen. [eiser] heeft wettelijke rente hierover gevorderd vanaf 19 april 2022. De verschuldigdheid daarvan is niet betwist, zodat de wettelijke rente vanaf die datum zal worden toegewezen.

4.18.

De gevorderde verklaring voor recht (zie 3.1 onder I) zal worden afgewezen, omdat [eiser] niet heeft onderbouwd wat zijn belang is bij toewijzing van die vordering nu een concreet bedrag aan schadevergoeding wordt toegewezen.

4.19.

[gedaagde in 10336497] en [gedaagde in 10336524] hebben grotendeels ongelijk gekregen en zij zullen daarom in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. Bij de begroting van de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten houdt de kantonrechter er rekening mee dat [eiser] met één dagvaarding (en dus met het starten van één procedure) had kunnen volstaan. Zonder dat daar een goede reden voor is, zijn echter twee afzonderlijke zaken aangebracht. De daaruit voortvloeiende extra kosten moeten als onnodig gemaakt voor rekening van [eiser] worden gelaten. Dat betekent dat slechts de kosten van één dagvaarding, eenmaal griffierecht en bij het salaris gemachtigde alleen de kosten voor het opstellen van één dagvaarding en de aanwezigheid bij één mondelinge behandeling voor vergoeding in aanmerking komen. Het salaris gemachtigde wordt gebaseerd op het forfaitaire tarief dat past bij de hoogte van de toewijsbare schadevergoeding.

Tot aan dit vonnis worden de proceskosten van [eiser] daarom als volgt vastgesteld:

- kosten van de dagvaarding

130,67

 

- griffierecht

86,00

 

- salaris gemachtigde

398,00

(2,00 punten × € 199,00)

Totaal

614,67

 

4.20.

De door [eiser] betaalde eigen bijdrage voor de verleende toevoeging, waarvan [eiser] afzonderlijk betaling heeft gevorderd, wordt geacht in het toe te wijzen bedrag aan proceskosten te zijn begrepen, zodat deze post niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking komt.

4.21.

Hierna in ‘de beslissing’ staat verder welk bedrag [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] moeten betalen aan nakosten. Dit is een standaard bedrag dat altijd wordt toegewezen aan de (grotendeels) in het gelijk gestelde partij (in dit geval: [eiser] ), als vergoeding voor kosten van de gemachtigde en eventuele betekeningskosten die hij nog maakt na het wijzen van dit vonnis.

5De beslissing

De kantonrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.517,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 19 april 2022 tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 614,67,

5.3.

veroordeelt [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de kosten van betekening van dit vonnis als [gedaagde in 10336524] en [gedaagde in 10336497] niet binnen veertien dagen aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, ECLI:NL:RBAMS:2023:6765