Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 150923 onvoldoende concreet gemaakt welke schadeposten in de strafzaak zijn toegewezen; volgt afwijzing

RBROT 150923 onvoldoende concreet gemaakt welke schadeposten in de strafzaak zijn toegewezen; volgt afwijzing

2De feiten

2.1.

[eiseres01] en [gedaagde01] hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.

2.2.

Op 27 augustus 2018 heeft [eiseres01] aangifte gedaan tegen [gedaagde01] van mishandeling en vernieling op 16 augustus 2018.

2.3.

Naar aanleiding van deze aangifte is [gedaagde01] strafrechtelijk vervolgd. In de strafrechtelijke procedure heeft [eiseres01] zich als slachtoffer gevoegd en een schadevergoeding gevorderd van in totaal € 23.472,28. Deze vordering bestaat uit materiële schade van in totaal 21.472,28 en immateriële schade van € 2.000,00. De immateriële schade, waarvoor een vergoeding is gevorderd, bestaat uit fysieke schade en psychische schade. De materiële schadeposten, waarvoor [eiseres01] een vergoeding heeft gevorderd, zijn als volgt:

  • -

    telefoonkosten € 10,00

  • -

    reiskosten € 477,88

  • -

    reiskosten hoger beroep € 50,00

  • -

    eigen risico zorgverzekering € 156,19

  • -

    medische kosten € 5.185,32

  • -

    studievertraging € 14.266,67

  • -

    kosten auto € 544,50

  • -

    kosten blazer € 39,99

  • -

    overige kosten € 639,93

  • -

    proceskosten € 101,80

2.4.

Bij vonnis van 3 september 2020 heeft de militaire politierechter [gedaagde01] veroordeeld tot betaling aan [eiseres01] van € 968,04 aan schadevergoeding.

3Het geschil

3.1.

[eiseres01] eist samengevat:

  • -

    [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 24.379,78 met rente;

  • -

    [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;

  • -

    het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 23.472,28 en buitengerechtelijke kosten van € 907,50.

3.2.

[eiseres01] baseert de eis op het volgende.

[gedaagde01] is aansprakelijk voor de schade ter hoogte van € 23.472,28, die voortvloeit uit de mishandeling en vernieling waarvoor [gedaagde01] eerder strafrechtelijk is veroordeeld.

[eiseres01] heeft kosten gemaakt om betaling van haar vordering op [gedaagde01] buiten rechte te verkrijgen. [gedaagde01] maakt in verband daarmee aanspraak op een vergoeding van buitengerechtelijke kosten van € 907,50.

3.3.

[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.4.

Op de stellingen en standpunten van partijen wordt, slechts voor zover van belang, in de beoordeling ingegaan.

4De beoordeling

hoofdsom

4.1.

[eiseres01] heeft in deze procedure dezelfde vordering ingediend als die zij in de strafzaak, die naar aanleiding van de aangifte van [eiseres01] heeft plaatsgevonden, heeft ingediend. De kantonrechter stelt in verband hiermee voorop dat in deze procedure geen schadeposten kunnen worden toegewezen die eerder al zijn toegewezen. Vast staat dat [gedaagde01] in de strafrechtelijke procedure al veroordeeld is tot betaling van een schadevergoeding aan [gedaagde01] van € 968,04. In die strafrechtelijke procedure is door de militaire politierechter mondeling uitspraak gedaan. In de onderhavige procedure is als productie 2 bij de dagvaarding ‘aantekening mondeling vonnis’ overgelegd. Hieruit blijkt wat de ten laste gelegde feiten waren en wat de beslissing was, maar een duidelijke motivering van de beslissing ontbreekt. Uit zo’n motivering zou kunnen blijken hoe bepaalde feiten en/of omstandigheden gewogen zijn en welk bedrag aan toegewezen schadevergoeding aan welke gedraging of schadepost moet worden toegerekend. Partijen zijn het erover eens dat in het toegewezen bedrag van € 968,04 in ieder geval een bedrag van € 544,50 voor ‘kosten van de auto’ was inbegrepen. Volgens [eiseres01] maken een deel van de kosten van de blazer en een deel van de reiskosten ook deel uit van de toegewezen schadevergoeding. Exacte bedragen heeft zij daar niet aan gekoppeld. [gedaagde01] heeft op zijn beurt gesteld dat in het toegewezen bedrag aan schadevergoeding ook een bedrag aan immateriële schade inbegrepen was.

Naar het oordeel van de kantonrechter lag het op de weg van [eiseres01] om concreet te maken welke schadeposten tot welke bedragen in de strafzaak zijn toegewezen. Dit heeft zij, behalve voor wat betreft de kosten van de auto, niet gedaan.

Over welke andere schadeposten en/of vanaf welk bedrag geen beslissing is gegeven is op basis van de informatie die nu voorhanden is niet vast te stellen. Daarmee is onduidelijk over welke schadepost en over welk bedrag de kantonrechter een oordeel kan geven. Alleen al daarop strandt de vordering van [eiseres01] tot betaling van de hoofdsom.

4.2.

Overigens geldt ook het volgende.

[gedaagde01] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarbij heeft hij het causaal verband tussen de door [eiseres01] gestelde geleden schade en het incident van 16 augustus 2018 betwist. Tegenover deze betwisting heeft [eiseres01] geen voldoende concrete onderbouwing gegeven van dat causaal verband. Dit had zij bijvoorbeeld kunnen doen middels verklaringen van behandelaars, waaruit objectief het causaal verband vastgesteld kan worden.

Dit brengt mee dat de kantonrechter er niet van kan uitgaan dat er sprake is van schade als gevolg van het incident van 16 augustus 2028 die het al toegewezen bedrag van € 968,04 te boven gaat. Ook dat zou aan toewijzing in de weg staan. ECLI:NL:RBROT:2023:9051