Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 181122 Letsel bij tussenkomst mishandeling voor 70% te wijten aan eigen schuld

RBROT 181122 Letsel bij tussenkomst mishandeling voor 70% te wijten aan eigen schuld

in vervolg op:

RBROT 130522 letsel bij tussenkomst mishandeling, dat bij eiser sprake is van eigen schuld voorshands bewezen geacht; tegenbewijs mogelijk

2
De verdere beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde01] een schadevergoeding aan [eiser01] moet betalen vanwege een incident tussen partijen waarbij [eiser01] letsel aan zijn schouder heeft opgelopen.

2.2.
In het tussenvonnis is bepaald dat [eiser01] in de gelegenheid wordt gesteld om door middel van het leveren van tegenbewijs feiten en omstandigheden aan te dragen om de voorshands bewezen stelling van [gedaagde01] – dat sprake is van eigen schuld van [eiser01] – te ontzenuwen.

2.3.
Om te voldoen aan de bewijsopdracht heeft [eiser01] de heer [naam01] (hierna: [naam01] ) op 12 oktober 2022 als getuige doen horen. Partijen zijn het erover eens dat [naam01] bij het incident aanwezig was.

de verklaring van [naam01]

2.4.
[naam01] heeft onder meer verklaard dat hij een goede relatie heeft met [eiser01] . Met [gedaagde01] is hij in het verleden bevriend geweest, maar vanwege omstandigheden hebben zij geen contact meer met elkaar. [gedaagde01] heeft wel steeds pogingen gedaan om weer met [naam01] in contact te komen, zo ook in de nacht van het incident. [eiser01] is toen tussen [gedaagde01] en [naam01] in gaan staan. [eiser01] wilde [gedaagde01] tegenhouden en er ontstond een handgemeen, volgens [naam01] op een de-escalerende manier. [eiser01] en [gedaagde01] hadden elkaar bij de kraag van hun jasjes vast en [gedaagde01] is ten gevolge van dat handgemeen op de grond terecht gekomen. Volgens [naam01] omdat de een wat meer kracht had of de ander uit evenwicht raakte. Toen [gedaagde01] overeind kwam van de grond is hij op [eiser01] afgestapt en hem gaan slaan met vuisten. [eiser01] is door een van die klappen geraakt.

2.4.1.
Naar aanleiding van vragen van mr. Duijverman heeft [naam01] verklaard dat hij niet heeft gezien dat [eiser01] [gedaagde01] een harde duw naar achteren heeft gegeven. Ook heeft hij niet gezien dat [gedaagde01] hard is gevallen toen hij op de grond terecht kwam of dat [gedaagde01] letsel had.

2.4.2.
Naar aanleiding van vragen van de kantonrechter heeft [naam01] verklaard dat hij niet heeft gezien dat [gedaagde01] met zijn hoofd ergens tegenaan is gekomen. [eiser01] is niet gevallen. Na zijn pijnkreet is hij op een bed gaan zitten. Daarna is de ambulance gebeld. Waar [gedaagde01] toen was, is [naam01] niet bekend. [gedaagde01] heeft [eiser01] tijdens het incident meerdere slagen gegeven, die niet allemaal raak waren. De derde en vierde waren volgens hem fataal.

de overeenkomsten en verschillen met de stellingen van partijen

2.5.
De verklaring van [naam01] staat lijnrecht tegenover de omschrijving van de gebeurtenissen door [gedaagde01] . Zo zijn zij het niet met elkaar eens over hoe het letsel van [eiser01] is ontstaan en ontkent [naam01] dat [gedaagde01] met zijn hoofd ergens tegenaan gekomen is en daarbij letsel heeft opgelopen.

2.6.
De verklaring van [naam01] komt wel voor een deel overeen met de omschrijving van de gebeurtenissen door [eiser01] . [naam01] bevestigt namelijk de stellingen van [eiser01] dat [gedaagde01] niet is gevallen, maar op een andere wijze naar de grond is gebracht en dat [gedaagde01] [eiser01] daarna is gaan slaan. Zowel [naam01] als [eiser01] heeft niet gezien dat [gedaagde01] met zijn hoofd ergens tegenaan is gekomen of dat [gedaagde01] letsel heeft opgelopen.

2.7.
Toch verschilt de verklaring van [naam01] op enkele punten van die van [eiser01] . Zo heeft [naam01] verklaard dat [gedaagde01] op de grond terecht is gekomen, omdat [eiser01] iets meer kracht had of omdat [gedaagde01] uit balans is geraakt. Dat is iets anders dan rustig naar de grond te zijn gebracht door hem (alleen maar) bij zijn kraag vast te pakken. Verder heeft [naam01] het over slaan met vuisten waar [eiser01] het heeft over een duw, wat ook in de door hem ingediende doktersverklaring is opgenomen.

2.8.
Over de volgorde van de gebeurtenissen zijn [eiser01] , [gedaagde01] en [naam01] het wel met elkaar eens: eerst is [gedaagde01] op de grond terecht gekomen en pas daarna is het letsel bij [eiser01] ontstaan.

is [eiser01] geslaagd in het leveren van tegenbewijs?

2.9.
Ten aanzien van de waardering van het getuigenbewijs geldt het volgende kader. Voor het oordeel dat een partij is geslaagd in een op haar rustende bewijsopdracht dient de kantonrechter een redelijke mate van zekerheid te hebben dat het betreffende feit zich heeft voorgedaan. Met andere woorden: het feit dient voor de kantonrechter voldoende aannemelijk te zijn. Niet vereist is dat de te bewijzen feiten en omstandigheden onomstotelijk komen vast te staan (Hoge Raad 16 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:182, r.o. 3.4.3). Concreet moet daarom de vraag beantwoord worden of [eiser01] voldoende feiten en/of omstandigheden heeft aangedragen die aannemelijk maken dat er geen sprake is van eigen schuld van [eiser01] bij het ontstaan van zijn letsel.

2.10.
De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Uit de verklaring van zowel [naam01] als [eiser01] zelf volgt dat [gedaagde01] voordat hij [eiser01] ging duwen of slaan door toedoen van [eiser01] op de grond terecht gekomen is. De kantonrechter leidt hieruit af dat [eiser01] eerst de agressor is geweest en [gedaagde01] daarop heeft gereageerd. De veronderstelling van [naam01] dat het incident nadat [gedaagde01] op de grond was terechtgekomen, ‘wel over’ zou zijn, is lastig te rijmen met de kennelijk verhitte situatie kort daarvoor. Ook lastig te rijmen is het feit dat zowel [naam01] als [eiser01] hebben verklaard niet te hebben gezien dat [gedaagde01] bij het op de grond terecht komen met zijn hoofd tegen een deurpost is aangekomen, waar de kantonrechter dit, gelet op de overgelegde doktersverklaring ter onderbouwing daarvan, wel aannemelijk acht.

Bij de waardering van de getuigenverklaring speelt wel mee (hoewel niet doorslaggevend) dat [naam01] weliswaar geen partijgetuige is, maar hij en [eiser01] goede vrienden en voormalig huisgenoten zijn, waar [naam01] met [gedaagde01] niet meer wilde spreken en zich zelfs door hem gestalkt voelde. Een volledig onafhankelijke getuige is [naam01] daarom niet te noemen.

2.11.
Het voorgaande brengt mee dat [eiser01] de voorshands bewezen geachte stelling van [gedaagde01] , dat sprake is geweest van eigen schuld van [eiser01] , niet heeft kunnen ontzenuwen. Dit betekent dat [eiser01] zijn schade in ieder geval niet volledig kan verhalen op [gedaagde01] .

2.12.
Artikel 6:101 BW bepaalt dat wanneer de schade mede een gevolg is van de omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist. Toepassing van dit artikel houdt een causaliteitsafweging in, die in dit geval erop neerkomt dat moet worden beoordeeld in welke mate enerzijds het gedrag van [eiser01] en anderzijds het gedrag van [gedaagde01] aan het ontstaan van de schade heeft bijgedragen.

2.12.1.
Aan de onrechtmatige gedraging van [gedaagde01] is in elk geval een fysieke handeling van [eiser01] vooraf gegaan. Omdat aannemelijk is dat het slaan of duwen van [eiser01] door [gedaagde01] - hoe onrechtmatig die handeling op zichzelf ook moge zijn - daarop een reactie is, ziet de kantonrechter aanleiding de schadevergoedingsplicht van [gedaagde01] op grond van artikel 6:101 BW te verminderen. De vraag is vervolgens: in welke mate? Beide partijen hebben niet geheel correct gehandeld, waarna de schade van [eiser01] groter is gebleken dan van [gedaagde01] . Alles overziend zal de kantonrechter het bedrag dat [gedaagde01] aan [eiser01] dient te betalen vaststellen op (ex aequo et bono afgerond) € 625,-, wat neerkomt op een percentage van ongeveer 30% van de gevorderde schade en welk bedrag wordt toegewezen als totale vergoeding voor de materiële en immateriële schade. De vordering van [eiser01] wordt voor het overige afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2022:10629