RBROT 310724 mishandeling; civiele vordering na strafprocedure; voorschot € 67.976,18 afgewezen; deels verwezen naar schadestaatprocedure
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 310724 mishandeling; civiele vordering na strafprocedure; voorschot € 67.976,18 afgewezen; deels verwezen naar schadestaatprocedure
2 Waar gaat de zaak over?
2.1.
Partijen hadden een zakelijk geschil over de betaling van facturen. Op 2 september 2021 heeft dit tot een fysieke confrontatie tussen hen geleid. [eiser] stelt dat [gedaagde] hem toen heeft mishandeld en dat hij daardoor schade heeft geleden. [gedaagde] voert het verweer dat [eiser] agressief tegen hem is geweest en dat [eiser] zelf een groot aandeel heeft gehad in de geëscaleerde situatie. Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank is [gedaagde] veroordeeld voor mishandeling van [eiser] en is hem daarvoor een taakstraf opgelegd. De politierechter heeft [gedaagde] ook tot betaling van schadevergoeding aan [eiser] veroordeeld van € 546,05, bestaande uit € 45,06 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade. In deze procedure vordert [eiser] vergoeding van zijn (nog te lijden) schade.
3 De vordering
3.1.
[eiser] vordert, bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis,
I. een verklaring voor recht dat [gedaagde] op 2 september 2021 onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade,
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan [eiser] , zulks nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 september 2021 tot aan de dag der algehele voldoening,
III. [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiser] van € 67.976,18 aan voorschot op de door hem geleden en nog te lijden schade.
IV. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder begrepen het salaris van de gemachtigde van [eiser] en de nakosten.
3.2.
[gedaagde] vordert niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] , althans afwijzing van zijn vorderingen met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4 De beoordeling
Verklaring voor recht
4.1.
[gedaagde] is door de politierechter voor mishandeling van [eiser] veroordeeld bij vonnis van 30 augustus 2023. Op grond van dit - onherroepelijke - strafvonnis van de politierechter staat vast dat [gedaagde] een onrechtmatige daad tegenover [eiser] heeft gepleegd. [gedaagde] is op die grond aansprakelijk voor de schade die [eiser] heeft geleden, lijdt of nog zal lijden als gevolg van de mishandeling op 2 september 2021. De eerste vordering wordt daarom toegewezen. Het enkele feit dat [gedaagde] al strafrechtelijk is veroordeeld, brengt niet mee dat [eiser] onvoldoende belang bij de door hem gevorderde verklaring voor recht zou hebben.
Schadestaatprocedure
4.2.
Ook de tweede vordering van [eiser] wordt toegewezen. [eiser] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij mogelijk schade heeft geleden en zal lijden door de uitoefening van geweld door [gedaagde] op 2 september 2021. [eiser] heeft dat gedaan door te verwijzen naar de rapporten van Het Oogziekenhuis Rotterdam, waar [eiser] vanaf 2 september 2021 is behandeld. [eiser] heeft aangevoerd dat nog geen sprake is van een medische eindsituatie en dat de omvang van de schade daarom in een schadestaatprocedure moet worden vastgesteld. [gedaagde] heeft dit voor wat betreft het oogletsel betwist en hij vindt dat een verwijzing naar de schadestaatprocedure daarom niet nodig is. De rechtbank volgt [gedaagde] hier niet in. Uit de medische rapporten volgt geen duidelijke conclusie van een eindtoestand of definitieve diagnose, maar wel dat [eiser] oogletsel heeft opgelopen. De rechtbank kan op dit moment niet vast stellen wat de precieze schade is en hoeveel deze in geld bedraagt. Daarom wordt de vordering tot vergoeding van de schade op te maken bij staat toegewezen.
Voorschot op schadevergoeding
4.3.
[eiser] vordert een voorschot op de schadevergoeding van € 67.976,18 van [gedaagde] , bestaande uit:
-
een vergoeding voor een nieuwe bril, omdat de oude kapot is gegaan door de mishandeling op 2 september 2021,
-
een vergoeding voor de kleding en schoenen van [eiser] die op 2 september 2021 zijn beschadigd,
-
een vergoeding voor de medicijnen die [eiser] heeft moeten kopen als gevolg van de mishandeling,
-
een vergoeding voor het gederfd inkomen van [eiser] voor de periode 2 september 2021 tot aan de maand waarin de dagvaarding is uitgebracht,
-
de proceskosten waarvoor [eiser] is veroordeeld in een zaak tegen zijn verhuurder,
-
de beëindigingsvergoeding die [eiser] aan zijn werknemer heeft moeten betalen toen hij als gevolg van het incident zijn onderneming moest staken,
-
smartengeld.
4.4.
De rechtbank ziet aanleiding om deze vordering per schadepost te bespreken.
De bril
4.5.
[eiser] stelt dat [gedaagde] zijn bril kapot heeft geslagen, maar [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. De bewijslast van deze stelling ligt daarom bij [eiser] . In het door [eiser] overgelegde strafdossier staat niets vermeld over een beschadigde bril. Ook overigens heeft [eiser] geen bewijs van zijn stelling bijgebracht. Uit de door [eiser] overgelegde factuur van opticien Eye Wish van 26 augustus 2020 (voor het incident) kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] de bril kapot heeft gemaakt. Op de zitting heeft de advocaat van [eiser] aangeboden om door middel van het horen van getuigen bewijs van de stelling te leveren. De rechtbank overweegt hierover het volgende. In de strafzaak is een getuige gehoord. Ook [eiser] is gehoord. Geen van hen heeft gesproken over de beschadiging van een bril die [eiser] tijdens het incident zou hebben gedragen. Tegen die achtergrond mocht van [eiser] worden verlangd dat hij gespecificeerd zou hebben vermeld welke getuigen wat over de beschadiging van de bril van [eiser] zouden kunnen verklaren. Omdat hij dat niet heeft gedaan, passeert de rechtbank het op de zitting gedane bewijsaanbod om getuigen te horen als onvoldoende gespecificeerd. Omdat dus niet is vast komen te staan dat de bril van [eiser] is beschadigd door toedoen van [gedaagde] , kan de vordering van [eiser] tot vergoeding van de kosten voor een nieuwe bril niet worden toegewezen.
De kleding en schoenen
4.6.
[eiser] stelt dat zijn vest en schoenen beschadigd zijn geraakt tijdens de worsteling met [gedaagde] op 2 september 2021, maar dit wordt door [gedaagde] betwist. Uit de door [eiser] overgelegde stukken blijkt niet dat zijn vest en schoenen beschadigd zijn geraakt, laat staan dat dat komt door toedoen van [gedaagde] . [eiser] heeft slechts een bonnetje overgelegd van een schoenenwinkel. Ook in het strafdossier valt niets over beschadigde kleding en/of schoenen te lezen. Gelet op de betwisting van [gedaagde] is de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd.
De medicijnen
4.7.
[gedaagde] hoeft ook de kosten van de medicijnen niet te betalen. [eiser] stelt dat de huisarts medicijnen tegen pijn heeft voorgeschreven en dat deze € 46,05 kostten, maar [gedaagde] heeft dit gemotiveerd betwist. Volgens [gedaagde] heeft [eiser] niet aangetoond dat hij deze medicijnen zelf heeft moeten betalen, of dat deze door zijn zorgverzekeraar zijn vergoed. Bovendien blijkt uit het door [eiser] overgelegde briefje van de huisarts niet hoe duur de medicijnen daadwerkelijk waren. De rechtbank is het met [gedaagde] eens. Gelet op het voorgaande heeft [eiser] de vordering ook op dit punt onvoldoende onderbouwd.
Gederfd inkomen
4.8.
Voor wat betreft de vordering tot vergoeding van gederfd inkomen, moet [eiser] worden verwezen naar de schadestaatprocedure. Het is voor de rechtbank op dit moment niet mogelijk om de gestelde inkomensschade te begroten of om daarop een voorschot vast te stellen. [eiser] heeft op zichzelf voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door de mishandeling door [gedaagde] mogelijk minder inkomsten heeft genoten, maar over de omvang van het verlies aan inkomsten staat onvoldoende vast. [eiser] stelt weliswaar dat hij de werkzaamheden uit zijn onderneming [naam bedrijf] heeft moeten staken als gevolg van het incident, maar zoals [gedaagde] terecht opmerkt, staat niet vast of en in welke mate [eiser] arbeidsongeschikt is geraakt. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat [eiser] arbeidsongeschikt is geraakt en stelt dat hij ‘gewoon’ heeft doorgewerkt na het incident, maar dan niet onder de naam ‘ [naam bedrijf] ’. [eiser] heeft zijn inkomstenverlies zelf berekend, maar aangezien dit niet is gebaseerd op een medisch vastgesteld arbeidsongeschiktheidspercentage of op jaarstukken van [naam bedrijf] , kan de rechtbank de schade niet begroten. Daarom wordt de zaak verwezen naar de schadestaatprocedure.
Proceskosten in huurzaak
4.9.
De vordering van [eiser] tot betaling van (een voorschot op) de proceskosten waarvoor hij in een zaak over zijn huurachterstand is veroordeeld kan niet worden toegewezen. Het causaal verband tussen het incident op 2 september 2021 en de huurachterstand van [eiser] is niet vast komen te staan. [eiser] heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de huurachterstand is ontstaan. Zoals [gedaagde] terecht opmerkt, kunnen verschillende factoren hebben gezorgd voor een huurachterstand, zoals andere schulden die [eiser] misschien al voor het incident had. Daarnaast is het niet duidelijk hoeveel van deze proceskosten [eiser] moet betalen nu hij in een schuldhulpverleningstraject zit.
De beëindigingsvergoeding
4.10.
Met betrekking tot de vordering tot betaling van de beëindigingsvergoeding die [eiser] aan zijn werknemer heeft moeten uitkeren als gevolg van het stopzetten van zijn onderneming, overweegt de rechtbank het volgende. Het staat niet vast dat het geweldsincident op 2 september 2021 de (enige) directe aanleiding is voor het stopzetten van de onderneming van [eiser] . Daar kunnen talloze redenen voor zijn. Zoals [eiser] zelf aangeeft in zijn dagvaarding, leken de klachten rond zijn oog aanvankelijk mee te vallen. Dit blijkt ook uit het verslag van het Oogziekenhuis van 3 september 2021. Uit het bankafschrift dat [eiser] heeft overgelegd waarop een afschrijving te zien is aan “[naam] ”, blijkt dat de door [eiser] gestelde beëindigingsvergoeding al op 5 september 2021 betaald is. Dat [eiser] al op 5 september een beëindigingsvergoeding was overeengekomen en deze al had uitbetaald, terwijl de klachten die hij als gevolg van het incident had leken mee te vallen, rijmt niet met elkaar. Bovendien wekken de omschrijving bij de afschrijving (‘salaries voor betaald’) en het moment van uitbetaling de indruk dat het hier niet gaat om een beëindigingsvergoeding, maar om een vooruitbetaling van salaris. Dit bedrag komt dan wel niet overheen met het loon op de salarisspecificatie die [eiser] heeft overgelegd, maar ook niet met de wettelijke transitievergoeding. Concluderend heeft [eiser] onvoldoende aangetoond dat er een causaal verband bestaat tussen het beëindigen van de onderneming en het incident. Daarnaast plaatst de rechtbank te veel vraagtekens bij de betaalde beëindigingsvergoeding. Daarom hoeft [gedaagde] deze niet te betalen.
Smartengeld
4.11.
De rechtbank verwijst [eiser] ook voor wat betreft de door hem gevorderde smartengeldvergoeding naar de schadestaatprocedure. Er is, zoals hij zelf heeft aangegeven, nog geen sprake van een medische eindtoestand. De gevolgen van het oogletsel die [eiser] als gevolg van het incident heeft opgelopen, zijn nog niet duidelijk. Uit de ANWB Smartengeldgids van 2024 blijkt dat de smartengeldbedragen zeer uiteenlopen als het gaat om oogletsel. Bij de beoordeling van de hoogte hiervan is van belang is dat de gevolgen van het letsel duidelijk zijn, en dat is nu nog niet het geval.
Conclusie en proceskosten
4.12.
De rechtbank wijst de eerste twee vorderingen toe. De rechtbank zal geen voorschot op schadevergoeding toewijzen en wijst de derde vordering daarom af. Elk van partijen moet de eigen kosten betalen, omdat de vorderingen van [eiser] gedeeltelijk zijn toegewezen en gedeeltelijk zijn afgewezen. ECLI:NL:RBROT:2024:7518