Rb Utrecht 161209 6-171, beoordeling aansprakelijkheid niet ondergeschikte bij bouwwerkzaamheden iov Corio
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 161209 6-171, beoordeling aansprakelijkheid niet ondergeschikte bij bouwwerkzaamheden iov Corio
De vordering op grond van artikel 6:171 BW
4.3. Indien een niet ondergeschikte in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht, is ingevolge artikel 6:171 BW ook die ander jegens een derde aansprakelijk voor een bij die werkzaamheden begane fout. Dit artikel dient restrictief te worden uitgelegd (HR 21 december 2001, LJN: AD7395). In de parlementaire geschiedenis wordt de nadruk erop gelegd dat aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet ondergeschikte opdrachtnemer alleen bestaat indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitvoering van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen indien de benadeelde de dader en het bedrijf van diens opdrachtgever niet als een zekere eenheid kan beschouwen. Het artikel is bedoeld voor situaties waarin een buitenstaander die schade lijdt niet eenvoudig kan bepalen of deze schade is te wijten aan een (ondergeschikte) van een bedrijf of aan een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht.
4.4. De door [eisers] c.s. gestelde schade is beweerdelijk ontstaan door het slaan van de damwand en het verlagen van het waterpeil in de boezemvaart. Deze bouwwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Aannemersbedrijf [A]. Corio heeft de opdracht tot de bouw gegeven, maar daarmee is, mede gelet op de hierboven weergegeven restrictieve uitleg, niet voldaan aan de in artikel 6:171 neergelegde voorwaarde dat sprake is van een opdracht ter uitvoering van haar bedrijf, dat immers onbetwist het planmatig ontwikkelen en realisatie van (winkel)bouwprojecten betreft en niet het feitelijk uitvoeren van bouwwerkzaamheden ten behoeve van de te realiseren projecten. Evenmin is hier sprake van de situatie dat [eisers] c.s. Corio en Aannemersbedrijf [A] voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden als een zekere eenheid heeft kunnen beschouwen. De stelling van [eisers] c.s. dat hij geconfronteerd wordt met het “conglomeraat [A]”, maar niet precies weet wie daarachter zit is daarvoor onvoldoende. Daarbij acht de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven ratio van artikel 6:171 dat het voor een derde als buitenstaander te onderkennen moet zijn welke onderneming hij voor het schadeveroorzakend handelen kan aanspreken, van belang dat [eisers] c.s. op 26 november 2002 naast Corio ook Aannemersbedrijf [A] heeft aangeschreven. Aannemersbedrijf [A] heeft daarop inhoudelijk gereageerd door het door haar gehanteerde plan van aanpak bij het plaatsen van de damwand toe te lichten. Het schrijven van Aannemersbedrijf [A] biedt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan het feit dat zij degene is die de bouwwerkzaamheden uitvoert. De omstandigheid dat, zoals [eisers] c.s. stelt, Corio te maken had met de realisatie van de bouw doordat zij de aanvraag van de bouwvergunning heeft gedaan en de directie van het bouwproject aan zich heeft gehouden, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat Corio en Aannemersbedrijf [A] naar buiten toe als eenheid zijn opgetreden, nu het aanvragen van een bouwvergunning en het voeren van directie van het bouwproject duidelijk zijn te onderscheiden van de feitelijke bouwwerkzaamheden die voor het schadeveroorzakend handelen van belang zijn. LJN BK8433
De vordering op grond van artikel 6:171 BW
4.3. Indien een niet ondergeschikte in opdracht van een ander werkzaamheden ter uitoefening van diens bedrijf verricht, is ingevolge artikel 6:171 BW ook die ander jegens een derde aansprakelijk voor een bij die werkzaamheden begane fout. Dit artikel dient restrictief te worden uitgelegd (HR 21 december 2001, LJN: AD7395). In de parlementaire geschiedenis wordt de nadruk erop gelegd dat aansprakelijkheid voor onrechtmatig handelen van een niet ondergeschikte opdrachtnemer alleen bestaat indien het gaat om werkzaamheden die een opdrachtgever ter uitvoering van zijn bedrijf door die opdrachtnemer doet verrichten. Aansprakelijkheid kan niet worden aangenomen indien de benadeelde de dader en het bedrijf van diens opdrachtgever niet als een zekere eenheid kan beschouwen. Het artikel is bedoeld voor situaties waarin een buitenstaander die schade lijdt niet eenvoudig kan bepalen of deze schade is te wijten aan een (ondergeschikte) van een bedrijf of aan een ander die ter uitoefening van het desbetreffende bedrijf werkzaamheden verricht.
4.4. De door [eisers] c.s. gestelde schade is beweerdelijk ontstaan door het slaan van de damwand en het verlagen van het waterpeil in de boezemvaart. Deze bouwwerkzaamheden zijn uitgevoerd door Aannemersbedrijf [A]. Corio heeft de opdracht tot de bouw gegeven, maar daarmee is, mede gelet op de hierboven weergegeven restrictieve uitleg, niet voldaan aan de in artikel 6:171 neergelegde voorwaarde dat sprake is van een opdracht ter uitvoering van haar bedrijf, dat immers onbetwist het planmatig ontwikkelen en realisatie van (winkel)bouwprojecten betreft en niet het feitelijk uitvoeren van bouwwerkzaamheden ten behoeve van de te realiseren projecten. Evenmin is hier sprake van de situatie dat [eisers] c.s. Corio en Aannemersbedrijf [A] voor de uitvoering van de bouwwerkzaamheden als een zekere eenheid heeft kunnen beschouwen. De stelling van [eisers] c.s. dat hij geconfronteerd wordt met het “conglomeraat [A]”, maar niet precies weet wie daarachter zit is daarvoor onvoldoende. Daarbij acht de rechtbank, gelet op de hiervoor weergegeven ratio van artikel 6:171 dat het voor een derde als buitenstaander te onderkennen moet zijn welke onderneming hij voor het schadeveroorzakend handelen kan aanspreken, van belang dat [eisers] c.s. op 26 november 2002 naast Corio ook Aannemersbedrijf [A] heeft aangeschreven. Aannemersbedrijf [A] heeft daarop inhoudelijk gereageerd door het door haar gehanteerde plan van aanpak bij het plaatsen van de damwand toe te lichten. Het schrijven van Aannemersbedrijf [A] biedt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan het feit dat zij degene is die de bouwwerkzaamheden uitvoert. De omstandigheid dat, zoals [eisers] c.s. stelt, Corio te maken had met de realisatie van de bouw doordat zij de aanvraag van de bouwvergunning heeft gedaan en de directie van het bouwproject aan zich heeft gehouden, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat Corio en Aannemersbedrijf [A] naar buiten toe als eenheid zijn opgetreden, nu het aanvragen van een bouwvergunning en het voeren van directie van het bouwproject duidelijk zijn te onderscheiden van de feitelijke bouwwerkzaamheden die voor het schadeveroorzakend handelen van belang zijn. LJN BK8433