RBAMS 080524 zorginstelling aansprakelijk voor geweld bewoner t.o.v. begeleider; zorgplicht geschonden
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 080524 zorginstelling aansprakelijk voor geweld bewoner t.o.v. begeleider; zorgplicht geschonden;
- verzocht en toegewezen o.b.v. 24,5 uur; € 6904,35 incl BTW en griffiegeld
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1.1.
[ verzoekster ] , geboren op [ geboortedatum ] , werkte sinds juli 2019 bij OTT als zzp'er bij Woon- en Dagcentrum Sluiszicht op de afdeling voor mensen met een lichte verstandelijke beperking en gedragsproblematiek als begeleider in team E. [ verzoekster ] werd bij haar start in 2019 bij OTT ingewerkt.
1.2.
OTT houdt van alle bewoners een cliëntplan bij dat voor de begeleiders digitaal raadpleegbaar is. Verder worden teamoverleggen gehouden, waar de bewoners worden besproken en waarvan notulen worden gemaakt, die aan de begeleiders per mail worden verstrekt.
1.3.
In het document "Visie, beleid en procedure: omgaan met agressief gedrag' van OTT is onder meer vermeld: "We werken vanuit de insteek dat we een veilige situatie creëren voor cliënt, medecliënten en medewerker. Daarnaast werken we vanuit het algemene principe dat we geen vrijheidsbeperking toepassen: 'nee, tenzij'. Deze 'tenzij' situaties, zijn situaties van acuut gevaar waarbij er geen andere mogelijkheid is om een veilige situatie te creëren. Aangeleerde fysieke technieken kunnen worden ingezet om de gevolgen van een agressie incident zoveel mogelijk te beperken. Aangezien fysieke fixatie, qua vrijheidsbeperking een van meest ingrijpende handelingen is, wordt deze alleen in geval van nood of volgens afspraak ingezet".
1.4.
[ verzoekster ] heeft voor het laatst in 2017 bij haar vorige werkgever een agressietraining gehad. Eind 2020 is [ verzoekster ] door OTT opgeroepen voor een agressietraining, maar deze werd uitgesteld in verband met corona.
1.5.
In november 2020 is [ verzoekster ] overgeplaatst naar team D, bestaande uit 4 bewoonsters, waaronder [ bewoonster K ] , die allen een sociaal emotioneel niveau hebben van een kind van 18 tot 36 maanden. Gewoonlijk werken er twee begeleiders op de groep.
1.6.
[ bewoonster K ] is in 2016 overgeplaatst naar OTT nadat zij op haar vorige opvangplaats een zorgmedewerker had gestoken met een mes. Het eerste jaar bij OTT heeft zij één op één begeleiding gekregen bij OTT.
1.7.
In het cliëntplan van [ bewoonster K ] van OTT is onder meer het volgende opgenomen:
"De gemoedstoestand van cliënte kan snel omslaan van vrolijk naar zeer gespannen. Ze bouwt spanning op rond kleine zaken die even anders gaan dan ze gewend is (...). (...) De spanning loopt snel op en als er niet adequaat of tijdig op ingestoken wordt, kan cliënte uiteindelijk destructief en agressief gedrag laten zien. Voorheen gebeurde dit relatief snel, tegenwoordig moet het langere tijd al slechter gaan wil cliënte dit nog laten zien. Het gaat dan om probleemgedrag zowel gericht naar personen in haar omgeving (schoppen, slaan, spugen, krabben, weglopen, in het verleden ook brandstichten, steken met geïmproviseerde wapens) als op zichzelf (...)”. Wanneer er totale paniek ontstaat zal cliënte met voorwerpen gaan gooien uit haar omgeving. Zij heeft al meerdere keren alles kapot gemaakt wat er in haar woonkamer te vinden was. Daarnaast kan zij zeer bedreigend zijn naar haar omgeving toe (provoceren, (met de dood) bedreigen en zeer kwetsend en grof schelden).
Het is belangrijk vroegtijdig in te grijpen, veiligheid te bieden en cliënte te begeleiden volgens een goed doordacht programma waar begeleiders op eenzelfde manier mee omgaan vanuit eenzelfde visie. Veiligheid wordt cliënte geboden door op emotioneel vlak in veel opzichten aan te sluiten bij een ontwikkelingsleeftijd van 0-6 maanden.”
1.8.
Op 14 december 2020 vond een teamvergadering plaats waarbij [ verzoekster ] aanwezig was. In de notulen is ten aanzien van [ bewoonster K ] onder meer het volgende vermeld: “Lijkt op dit moment wat overvraagd. Sta naast haar en doe samen een activiteit by koken. Op moment dat zij zich als bgl gaat gedragen geeft haar hierin kaders en sturing. Let op at je tegen haar zegt. PB wil haar zelfstandigheid bevorderen, dit wordt nog uitgezet naar het team door middel van doelen." Verder is op deze vergadering besloten [ bewoonster K ] op de volgende vergadering in januari 2021 uitvoeriger te bespreken.
1.9.
Over het gehele jaar 2020 zijn 21 incidenten van agressie met betrekking tot [ bewoonster K ] gerapporteerd.
1.10.
In december 2020 is een bewoner van groep D overleden. De andere bewoners en begeleiders waren hier emotioneel onder en daardoor bestond veel druk op de groep. Dit leidde ertoe dat een begeleider zich ziek heeft gemeld.
1.11.
[ verzoekster ] is daarom één of twee dagen van te voren gevraagd om op 4 januari 2021 in te vallen. [ verzoekster ] heeft daarmee ingestemd, maar kon pas, later dan gewoonlijk, om 18.30 uur met de dienst aanvangen. Zij nam de ochtenddienst over van [ M ] en werkte die dag samen met [ L ] , de vaste begeleider van [ bewoonster K ] .
1.12.
[ verzoekster ] vertelde die dag op enig moment aan [ bewoonster K ] dat de groep ging wandelen. [ bewoonster K ] was het hiermee niet eens omdat zij met [ L ] had afgesproken dat ze boodschappen mocht tellen. [ L ] vertelde daarop aan [ bewoonster K ] dat anders was besloten, dat ze gingen wandelen met de groep en dat ze haar jas van haar kamer moest gaan halen. [ verzoekster ] wilde even later [ bewoonster K ] van haar kamer ophalen. [ bewoonster K ] wilde echter niet mee en werd boos. Zij wilde haar kamerdeur dichtdoen, maar dat verhinderde [ verzoekster ] door haar voet tegen de deur te zetten. Hierdoor werd [ bewoonster K ] nog bozer en viel zij [ verzoekster ] aan. Zij pakte [ verzoekster ] bij haar haar en sloeg en schopte [ verzoekster ] . Daarop kwamen [ M ] , die er ondanks haar overgenomen dienst nog was, en [ L ] aangesneld en zij probeerden [ bewoonster K ] vast te houden. Zij hebben [ bewoonster K ] in zithouding op de grond geduwd, maar desondanks kon [ bewoonster K ] nog steeds [ verzoekster ] in haar buik schoppen. Uiteindelijk kon [ verzoekster ] wegkomen en kon [ verzoekster ] op het persoonsalarm drukken.
1.13.
Met een hersenschudding en een blauw oog is [ verzoekster ] daarna naar huis gegaan.
1.14.
Op het interne meldingsformulier is de ernst van dit incident beoordeeld met een negen op een schaal van tien.
1.15.
[ verzoekster ] heeft als gevolg van het incident zich eerst ziek gemeld en daarna de werkopdracht aan OTT teruggegeven.
1.16.
Bij brief van 12 februari 2021 heeft de advocaat van [ verzoekster ] OTT voor de door het incident van 4 januari 2021 geleden (letsel)schade aansprakelijk gesteld.
1.17.
In opdracht van ASR heeft de advocaat van OTT c.s. toedrachtsonderzoek gedaan.
Op 17 januari 2022 heeft hij in dat kader een gespreksverslag opgemaakt en op 11 februari 2022 een rapport van bevindingen.
1.18.
Bij brief van 14 februari 2022 heeft OTT c.s. de aansprakelijkheid afgewezen.
Geschil
2.
[ verzoekster ] verzoekt om bij beschikking in deelgeschil voor recht te verklaren dat [ verzoekster ] tijdens het verrichten van haar werkzaamheden schade heeft geleden en dat OTT aansprakelijk is op grond van het bepaalde in artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en OTT c.s. gehouden zijn de reeds geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade aan haar te vergoeden, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van OTT in de proceskosten van [ verzoekster ] zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na deze beschikking aan deze veroordeling is voldaan.
3.
[ verzoekster ] stelt dat OTT c.s. aansprakelijk is voor haar (letsel)schade omdat zij deze in de uitvoering van haar werkzaamheden voor OTT heeft geleden en OTT niet heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht van artikel 7:658 BW.
4.
OTT c.s. heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.
Beoordeling
5.
[ verzoekster ] heeft een verzoek gedaan op grond van artikel 1019w Rv. De beslissing over de aansprakelijkheid kan een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1019w lid 1 Rv, zodat [ verzoekster ] ontvankelijk is in haar verzoek.
6.
Vaststaat dat [ verzoekster ] als zzp'er voor OTT heeft gewerkt. Ook in dat geval geldt de zorgplicht van artikel 7:658 BW ingevolge lid 4 van dat artikel voor de werkgever. Verder is niet in geschil tussen partijen dat [ verzoekster ] tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden letsel heeft opgelopen. In dat geval is de werkgever ingevolge artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende schade, tenzij de werkgever aantoont dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan.
7.
Nu OTT een instelling betreft voor bewoners met een verstandelijke beperking en gedragsproblemen die agressief gedrag (kunnen) vertonen naar zichzelf of anderen, is voor de vraag of de werkgever haar zorgplicht uit hoofde van artikel 7:658 BW heeft geschonden het toetsingskader van toepassing dat volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011 ECLI:NL:HR:2011:BR5223). Indien een inherent gevaar bestaat voor geweldpleging tegen werknemers en vaststaat dat dit gevaar zich heeft verwezenlijkt, dient de werkgever te stellen dat zij ervoor heeft zorggedragen dat aan het vereiste, op de structurele gevaren toegesneden, hoge veiligheidsniveau van de werkomstandigheden, is voldaan. Dit ziet niet alleen op de algemene maatregelen tot beveiliging van de werknemers tegen de gevaren van hun dagelijkse omgang met de potentieel gewelddadige patiënten, de daartoe gegeven voorlichting, instructies en toezicht op naleving daarvan. Maar ook op de specifieke maatregelen en instructies die vereist zijn ter beveiliging van werknemers in hun omgang met die patiënten. Aan deze stelplicht worden zeer hoge eisen gesteld, omdat de gevaarzettende situatie rechtstreeks verband houdt met en inherent is aan de uitvoering van de werkzaamheden waaraan de werknemer zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken.
8.
OTT c.s. betwist dat zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan en voert in de eerste plaats aan dat [ verzoekster ] bij haar overstap naar team D de cliëntplannen van de bewoners op die groep digitaal kon raadplegen. Zij betwist echter niet dat [ verzoekster ] alvorens met haar werkzaamheden bij team D te starten niet meer is ingewerkt op deze specifieke groep. Het had op de weg van OTT c.s. gelegen om [ verzoekster ] bij te praten over de specifieke bewoners van de nieuwe groep en erop toe te zien dat [ verzoekster ] ook daadwerkelijk van alle cliëntplannen en notulen van recente teamvergaderingen van de bewoners van de nieuwe groep op de hoogte was. Dat heeft OTT c.s. niet gedaan. Nu [ verzoekster ] betwist dat ze alle plannen en notulen heeft gelezen, kan niet worden vastgesteld dat [ verzoekster ] op de hoogte was van de individuele behandelwijzen/behoeften van de bewoners en welke specifieke gedragingen van de individuele bewoners aanleiding zouden kunnen geven voor agressief gedrag.
9.
Verder heeft OTT c.s. niet betwist dat [ verzoekster ] , die sinds 2019 werkte voor OTT, nimmer een agressie/weerbaarheidstraining van OTT heeft gevolgd. Dat zij wel voor een agressietraining was uitgenodigd in 2020, maar dat deze training door corona geen doorgang heeft gevonden, zoals OTT c.s. aanvoert, maakt dat niet anders. Ook de omstandigheid dat [ verzoekster ] in het verleden van andere werkgevers agressietrainingen, de laatste in 2017, heeft gehad, ontslaat OTT niet van de verplichting om zelf deze trainingen aan te bieden en zich ervan te vergewissen dat [ verzoekster ] voldoende was getraind. Zij had daarbij niet alleen mogen afgaan op het cv van [ verzoekster ] en de daarin tot dan toe bij andere werkgevers gevolgde trainingen. Ook in haar eigen document 'Visie, beleid en procedure: omgaan met agressief gedrag' onder het hoofdstuk "deskundigheidsbevordering” en “randvoorwaarden" is immers bepaald dat het volgen van trainingen een voorwaarde is voor medewerkers die werkzaam zijn op locaties waar agressie vaak voorkomt en dat de trainers een signalerende functie hebben om erop toe te zien dat de medewerker geschikt is voor de functie. OTT c.s. voert verder nog wel aan dat collega [ L ] trainingen heeft gevolgd, maar niet dat dit ook geldt voor collega [ M ] . De medewerkers zijn op elkaar aangewezen en moeten er dus op kunnen vertrouwen dat ook de collega's de benodigde trainingen hebben gevolgd en geschikt zijn voor de functie. Het lag dan ook op de weg van OTT c.s. om aan te tonen dat ook [ M ] de benodigde trainingen met succes heeft gevolgd.
10.
Voorts staat vast dat alle begeleiders op de groep een persoonsalarm droegen, maar zowel [ L ] , als [ M ] , als [ verzoekster ] konden dit alarm tijdens het incident van 4 januari 2021 niet indrukken omdat zij bezig waren met het in bedwang houden van [ bewoonster K ] . Dat het alarm functioneerde, zoals OTT c.s. stelt, maakt dan ook niet dat het in geval van nood, zoals in dit geval, ook tijdig beschikbaar was voor de medewerkers. Pas nadat [ verzoekster ] wist te ontsnappen aan [ bewoonster K ] , kon zij het persoonsalarm indrukken. Dat is te laat en daarom in dit geval geen doeltreffende veiligheidsmaatregel.
11.
Ook heeft OTT c.s. tegenover de stellingen van [ verzoekster ] onvoldoende toegelicht waarom één op één toezicht op [ bewoonster K ] volgens haar niet meer noodzakelijk was. Vaststaat immers dat [ bewoonster K ] in 2016 is overgeplaatst vanwege een steekincident bij een medewerker van een andere instelling en dat zij daarna gedurende een jaar bij OTT één op één toezicht heeft gehad. Verder staat vast dat het [ M ] en [ L ] niet meteen lukte om [ bewoonster K ] in bedwang te houden waardoor zij, terwijl zij werd vastgehouden, nog steeds in staat was [ verzoekster ] te schoppen. Ook blijkt uit het cliëntplan van [ bewoonster K ] en de notulen van de vergadering van 14 december 2020 dat [ bewoonster K ] snel gespannen was en dan agressief gedrag kon gaan vertonen. In 2020 zijn 21 incidenten van agressie over [ bewoonster K ] gemeld. Daarbij geldt dat onbetwist is gebleven dat de spanning op de groep na het overlijden van een bewoner was toegenomen, hetgeen agressie bij [ bewoonster K ] in de hand kon werken. OTT c.s. voert wel in algemene bewoordingen aan dat zij na verloop van tijd na de overplaatsing van [ bewoonster K ] en naarmate [ bewoonster K ] meer bekend raakte met de locatie van OTT de begeleiding heeft afgeschaald naar de gebruikelijke begeleiding van twee medewerkers op vier bewoners, maar heeft nagelaten specifiek toe te lichten waarom dit volgens haar ten aanzien van [ bewoonster K ] ook in januari 2021 verantwoord was. Wel erkent OTT c.s. dat [ bewoonster K ] de nodige zorgvraag heeft, maar zij voert aan dat dit ook geldt voor andere bewoners en zij betwist bloot dat [ bewoonster K ] alle aandacht binnen de groep opeiste. Gelet op het voorgaande had het echter op de weg van OTT c.s. gelegen om specifiek uiteen te zetten wat haar concrete inschatting op dat moment was over de veiligheid van de medewerkers in hun omgang met [ bewoonster K ] en had zij moeten uitleggen hoe die inschatting precies tot stand was gekomen.
12.
Daarbij geldt dat gesteld noch gebleken is dat (ten aanzien van [ bewoonster K ] ) afspraken zijn gemaakt wanneer een bewoner gefixeerd mocht worden (een zogenaamd agressieprotocol). De omstandigheid dat OTT een beleid voert dat fixatie een laatste redmiddel is (het zogenaamde ‘tenzij’-beleid) is begrijpelijk, maar dan moet wel duidelijk aan de medewerkers worden gecommuniceerd in welke concrete gevallen dit middel wel kan/moet worden ingezet en hoe, specifiek ten aanzien van iedere bewoner. De algemene stelregel in het document 'Visie, beleid en procedure: omgaan met agressief gedrag', waarin alleen staat dat dit in geval van nood of volgens afspraak dient te gebeuren, is in ieder geval onvoldoende. Gesteld noch gebleken is dat dit (ten aanzien van [ bewoonster K ] ) is gedaan. Sterker, tot op heden is tussen partijen niet duidelijk óf [ bewoonster K ] is gefixeerd. Vaststaat in ieder geval dat [ bewoonster K ] tijdens de door OTT c.s. genoemde fixatie nog in staat was [ verzoekster ] te schoppen, zodat met de gebruikte handelswijze (het zittend op de grond houden van [ bewoonster K ] ) niet (meteen) is bereikt dat [ bewoonster K ] [ verzoekster ] niet meer kon raken. Dat dit ná het incident wordt besproken binnen het team, is onvoldoende. Vooraf dient hierover al instructie en communicatie plaats te vinden.
13.
Conclusie van het bovenstaande is dan ook dat OTT c.s. onvoldoende heeft aangevoerd dat zij aan de zorgplicht heeft voldaan. [ verzoekster ] heeft gedurende haar werk voor OTT geen trainingen op het gebied van agressie of weerbaarheid gevolgd, van haar collega [ M ] , die aanwezig was bij het incident op 4 januari 2021, kan dat evenmin worden vastgesteld, bij aanvang van haar werk bij Team D is [ verzoekster ] niet specifiek op de bewoners van die groep ingewerkt, het persoonsalarm kon tijdens het incident met [ bewoonster K ] door alle betrokken medewerkers niet worden ingedrukt en er was geen risico-inschatting of geweldsprotocol voor de medewerkers ten aanzien van [ bewoonster K ] , terwijl daarvoor voldoende aanleiding bestond. OTT is dan ook aansprakelijk voor de schade die [ verzoekster ] heeft geleden ten gevolge van het incident op 4 januari 2021 met [ bewoonster K ] .
14.
[ verzoekster ] verzoekt tot slot om veroordeling van OTT in de kosten van deze procedure, vermeerderd met het griffierecht. Bij een verzoek als het onderhavige worden de kosten conform artikel 1019aa Rv begroot met inachtneming van artikel 6:96 lid 2 BW. Uit de door [ verzoekster ] overgelegde specificatie blijkt dat de kosten die zien op onderhavig verzoek € 6.904,35 bedragen, inclusief het betaalde griffierecht. De kosten worden in beginsel volledig in de begroting meegenomen, mits zij in redelijkheid zijn gemaakt. Het komt de kantonrechter voor dat sprake is van redelijke kosten, en ook de hoogte van de kosten wordt redelijk geacht. OTT c.s. heeft geen verweer gevoerd tegen het gehanteerde uurtarief en ook de gemaakte uren van 24,5 wordt redelijk geacht. De kosten inclusief btw en griffierecht zullen dan ook worden toegewezen.
Met dank aan mw. mr. S. du Plessis, advocaat, Du Plessis Letselschade Advocatuur B.V. voor het inzenden van deze uitspraak.
Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2024/RBAMS-080524