Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 220223 zorginstelling gesloten jeugdzorg aansprakelijk voor letsel pedagogisch medewerker agv beet patiënt

RBGEL 220223 zorginstelling gesloten jeugdzorg aansprakelijk voor letsel pedagogisch medewerker agv beet patiënt
2.
De feiten

2.1.
Pactum is een zorginstelling die (onder meer) gesloten jeugdzorg aanbiedt aan jongeren tussen de 12 en 23 jaar.

2.2.
[ eiser ] treedt medio 2014 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Pactum, in de functie van pedagogisch medewerker.

2.3.
Op 30 juli 2019 wordt [ eiser ] tijdens zijn werkzaamheden door een jongere gebeten in zijn borst. Als gevolg van de beet is de borstspier van [ eiser ] afgescheurd.

2.4.
Het ongeval vindt plaats bovenaan een trap waar zich een plateau bevindt van ± 1,5 bij 2 meter. De trap leidt naar een deur die toegang geeft tot de gang met de slaapkamers van de jongeren.

trap

trap2

trap3

2.5.
[ eiser ] stelt Pactum op 22 augustus 2019 aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade.

2.6.
Pactum erkent de aansprakelijkheid voor het ongeval niet.

Het geschil

3.1.
[ eiser ] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Pactum aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval dat [ eiser ] is overkomen op 30 juli 2019 en voor alle materiële en immateriële schade die hiervan het gevolg is en dat zij deze schade aan [ eiser ] moet vergoeden;
II. Pactum veroordeelt tot betaling van een voorschot van € 7.500,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Pactum veroordeelt in de proceskosten en de nakosten.

3.2.
[ eiser ] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade heeft geleden doordat een jongere hem op 30 juli 2019 heeft gebeten. Pactum heeft primair haar zorgplicht geschonden door onder meer geen voorzorgsmaatregelen te nemen om de situatie bovenaan de trap veiliger te maken. Ook heeft zij nagelaten trainingen of instructies te geven die het werk op die locatie, op gevaarlijke momenten, veiliger zouden maken. Als gevolg van het ongeval heeft [ eiser ] zowel materiële als immateriële letselschade geleden.
Subsidiair heeft [ eiser ] gesteld dat sprake is van een fout van een onderschikte als bedoeld in artikel 6: 170 BW dan wel dat sprake is van een gebrekkige opstal op grond waarvan Pactum aansprakelijk is voor de door hem geleden schade, aldus [ eiser ].

3.3.
Pactum betwist dat zij de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden en dat zij aansprakelijk is voor de schade van [ eiser ].

4.
De beoordeling

Schade in de uitoefening van de werkzaamheden

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [ eiser ] tijdens zijn werkzaamheden is gebeten door een jongere. Evenmin is in geschil dat [ eiser ] zodanig is gebeten dat hij letsel heeft opgelopen aan zijn borst(spier). Dit feit alleen al maakt dat aangenomen kan worden dat [ eiser ] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden als bedoeld in artikel 7:658 BW. In zoverre is dit door Pactum ook niet weersproken.

Schending van de zorgplicht

4.2.
Tussen partijen is wel in geschil of Pactum aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan.

4.3.
In de jurisprudentie zijn de uitgangspunten van deze zorgplicht nader uitgewerkt. Een werkgever is op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Artikel 7:658 BW houdt in beginsel een ruime zorgplicht voor de werkgever in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en bijgevolg niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW vergt immers een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen, gereedschappen en kleding, alsmede van de organisatie van de werkzaamheden, en vereist dat de werkgever het op de omstandigheden van het geval toegesneden toezicht houdt op de behoorlijke naleving van de door hem gegeven instructies. Anderzijds beoogt artikel 7:658 BW geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Het antwoord op de vraag welke maatregelen de werkgever dient te treffen, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de werkzaamheden, de kans dat zich een ongeval zal voordoen, de ernst die de gevolgen van een ongeval kunnen hebben en de mate van de bezwaarlijkheid van de te nemen veiligheidsmaatregelen. Bovendien dient de werkgever ermee rekening te houden dat werknemers wel eens nalaten de voorzichtigheid in acht te nemen die ter voorkoming van ongelukken geraden is. De enkele omstandigheid dat een algemeen bekend risico van schade zich verwezenlijkt, of de enkele mogelijkheid van ernstige schade (op de werkplek/arbeidsplaats) schept voor de werkgever nog niet de verplichting maatregelen te nemen om die schade te voorkomen; welke verplichting in een concreet geval op de werkgever rust, moet worden beoordeeld met inachtneming van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.

4.4.
Voor het werken met potentieel gewelddadige patiënten heeft de Hoge Raad in zijn arrest van I I november 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BR5223) het te hanteren toetsingskader vastgesteld. De kantonrechter is van oordeel dat deze door de Hoge Raad geformuleerde regels ook in de onderhavige zaak moeten worden toegepast. Doorslaggevend is immers niet de aard van de instelling of (de rechtstitel) van opname, maar de gevaarlijkheid van de patiënten. Vaststaat dat op de locatie waar [ eiser ] werkzaam is, jongeren verblijven die agressief kunnen zijn. Niet voor niets is op gezette tijden beveiliging aanwezig en dragen alle medewerkers een pieper. Nu aan het werken met deze jongeren inherent is dat gevaar bestaat voor geweldpleging tegen het personeel en vast staat dat dit gevaar zich tegenover [ eiser ] heeft verwezenlijkt, ligt het op de weg van Pactum om te stellen dat zij ervoor heeft zorg gedragen dat aan het vereiste, op de bedoelde structurele gevaren toegesneden hoge veiligheidsniveau van de werkomstandigheden is voldaan. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de algemene maatregelen tot beveiliging van de werknemers tegen de gevaren van hun dagelijkse omgang met de jongeren, de daartoe gegeven voorlichting, de op die gevaren afgestemde instructies en het toezicht op de naleving daarvan. Daarnaast komt het aan op de specifieke maatregelen en instructies die tevens zijn vereist ter beveiliging van haar werknemers in de omgang met de betrokken jongeren. Aan deze stelplicht van Pactum dienen in een geval als het onderhavige zeer hoge eisen te worden gesteld. Dat hangt samen met de omstandigheid dat het hier gaat om een ongeval, met letselschade tot gevolg, dat voortvloeit uit een gevaar zettende situatie die rechtstreeks verband houdt met en inherent is aan de uitvoering van de werkzaamheden van [ eiser ] in de instelling waaraan hij zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken. Met artikel 7:658 BW is niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van arbeidsongevallen, ook niet ten aanzien van een werknemer als [ eiser ], wiens werkzaamheden bijzondere risico's van ongevallen meebrengen. Ingevolge artikel 7:658 BW is Pactum dan ook slechts aansprakelijk indien zij is tekortgeschoten in haar zorgplicht om schade te voorkomen.

4.5.
Pactum heeft betoogd dat zij ter bescherming van [ eiser ] redelijkerwijs heeft gedaan wat van haar verlangd mocht worden. De kantonrechter volgt haar daar in zoverre in dat zij op algemeen niveau voorziet in diverse inwerktrajecten, opleidingstrajecten en herhaaltrajecten op het gebied van fysieke weerbaarheid, agressieregulatie en drugsgebruik van jongeren. Bovendien hanteert Pactum het protocol de-escaleren en fysiek ingrijpen en dient elke medewerker een pieper te dragen. De kantonrechter volgt Pactum echter niet in haar stelling dat sprake was van een veilige werkplek. Daartoe wordt het volgende overwogen.

4.6.
Het plateau bovenaan de trap is door een deur afgescheiden van de gang met de slaapkamers van de jongeren. Deze deur was op het moment van het incident afgesloten met een slot dat enkel openging met een sleutel, hetgeen logischerwijs enig oponthoud geeft. Als gevolg hiervan kon de jongere, die op dat moment al door [ eiser ] en zijn collega als agressief was beoordeeld en ook al agressief gedrag had vertoond op de trap, niet in een keer doorlopen naar zijn slaapkamer. Dit heeft ertoe geleid dat [ eiser ], voordat hij de deur kon openen, eerst heeft moeten proberen de jongere bovenaan de trap rustig te krijgen en, pas nadat hij zich daarvan zoveel mogelijk had zeker gesteld, de deur heeft willen openen. Op het moment dat [ eiser ] zich van de jongere heeft weggedraaid om de deur te openen, heeft de jongere opnieuw zijn vuisten gebald, waarna [ eiser ] zich genoodzaakt zag fysiek in te grijpen voor zijn eigen veiligheid en die van zijn collega die nog op de trap stond te wachten. Op het plateau was alleen ruimte voor [ eiser ] en de jongere, zodat [ eiser ] er alleen voor stond. Hij heeft onweersproken toegelicht dat hij de jongere vanwege de kleine ruimte om zijn as moest draaien en een stap naar voren moest doen omdat de jongere in de hoek stond en op die manier niet naar de grond kon worden gedrukt. Tijdens deze manoeuvre verzette de jongere zich hevig en heeft hij kans gezien om [ eiser ] te bijten.

4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat het plateau bovenaan de trap, met de deur naar de slaapvertrekken die alleen met een sleutel geopend kon worden, niet kan worden aangemerkt als een veilige werkplek. Pactum had bovendien de nodige maatregelen kunnen treffen om hem veiliger te maken voor haar medewerkers. Zo had gebruik gemaakt kunnen worden van een tagsysteem waarmee halverwege de trap de toegangsdeur al geopend had kunnen worden, zodat de jongere en de medewerkers door konden lopen zonder oponthoud bovenaan de trap. Daarbij wordt meegewogen dat sprake is van een groep jongeren bij wie regelmatig sprake is van agressie-incidenten, ook jegens medewerkers en dat, blijkens de door [ eiser ] in het geding gebrachte stukken, diverse collega's al voor het incident dat [ eiser ] is overkomen, meermaals hadden geklaagd over de gevaar zettende situatie bovenaan de trap. De urgentie van het treffen van maatregelen had derhalve bij Pactum bekend kunnen en moeten zijn. Desondanks heeft zij dat nagelaten. Pactum heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte is van de diverse meldingen en zij heeft aangeboden alsnog in haar systeem na te gaan of de meldingen kunnen worden gevonden. Dit aanbod wordt echter, gezien het ruime tijdsverloop en de tijd die partijen voorafgaand aan deze procedure met elkaar in gesprek zijn geweest, gezien als tardiefen zal daarom worden gepasseerd.

4.8.
Het verweer van Pactum dat in een zorginstelling nu eenmaal sprake is van kleine manoeuvreerruimtes en dat niet kan worden voorkomen dat een medewerker aldaar alleen met een jongere is wordt verworpen. Dat is echter een andere situatie dan de onderhavige waarbij, zoals hiervoor is overwogen en geoordeeld, de mogelijkheid bestond te voorkomen dat een medewerker zich alleen met een jongere in de betreffende ruimte zou bevinden.

4.9.
Pactum heeft tot slot nog aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt tussen de zorgplichtschending en de geleden schade. Ook daarin volgt de kantonrechter haar niet. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft [ eiser ] gemotiveerd toegelicht dat als geen slot op de deur had gezeten of als een andere voorziening was getroffen, het gesprek tussen de jongere en [ eiser ] niet op het plateau had hoeven plaatsvinden maar in de gang met de slaapvertrekken. Daar had [ eiser ] niet alleen hoeven handelen en had hij bijstand kunnen krijgen van zijn collega. Door de benarde positie waarin hij op het plateau verkeerde, stond hij er alleen voor, terwijl hij tijdens trainingen kreeg aangeleerd om samen met andere medewerkers in te grijpen. Gelet op zijn functie kon hij zich ook niet onttrekken aan de situatie.

Conclusie

4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Pactum jegens [ eiser ] niet heeft voldaan aan haar zorgplicht in de zin van artikel 7:658 BW, dat zij aansprakelijk is voor zijn schade die het gevolg is van het ongeval op 30 juli 2019 en dat zij verplicht is die schade aan [ eiser ] te vergoeden. De door [ eiser ] verzochte verklaring voor recht wordt daarom toegewezen. Datzelfde geldt voor de veroordeling tot betaling van een voorschot op de schade, begroot op een bedrag van € 7.500,00.

4. I l .
Overige stellingen en verweren kunnen, gezien het voorgaande, verder onbesproken blijven.

Met dank aan mevrouw mr. I. Roelandschap, Slot Letselschade voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBGEL-220223