Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb 051012 hoofdelijke aansprakelijkheid twee hondenbezitters voor bijtwonden en gebroken kaak van andere hond

Rb 051012 hoofdelijke aansprakelijkheid twee hondenbezitters voor bijtwonden en gebroken kaak van andere hond

5. De beoordeling van de vordering 
5.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag of [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] gehouden zijn een bedrag ad € 371,62 ter zake door [eiser] geleden schade aan [eiser] te voldoen. 

5.2 Op grond van art. 6:179 BW zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] als bezitter aansprakelijk voor enige door hun honden aangerichte schade. Tussen partijen is niet in geschil dat de verwondingen van Bincky zijn opgelopen tijdens een confrontatie van Bincky met de honden van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Echter, niet is vastgesteld welk van de honden de verwondingen bij Bincky heeft aangericht, zodat aansluiting zal worden gezocht bij het leerstuk van de groepsaansprakelijkheid (art. 6:166 BW). Gelet op hierop zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], als bezitter van hun hond, hoofdelijk aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. Dat er mogelijkerwijs nog een derde hond bij betrokken was, doet aan de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet af. Indien [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] menen dat tegen die derde ook een vonnis dient te gewezen worden, hadden zij deze derde middels een oproep in vrijwaring op grond van art.6:210 BW in het geding kunnen betrekken. De (gewijzigde) hoofdsom ligt, gelet op het voorgaande, voor toewijzing gereed. 

5.3 De rente wordt, als onweersproken en op de wet gegrond, eveneens toegewezen. 

5.4 In de buitengerechtelijke fase heeft [eiser] voor een te hoog bedrag aangemaand, hetgeen aanleiding is de vordering tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten af te wijzen. 

5.5 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] worden, als de in het ongelijk gestelde partij, veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor zover het griffierecht een bedrag van € 73,00 overschrijdt, dient het meerdere als nodeloos gemaakte kosten voor rekening van [eiser] te blijven. [eiser] heeft in de inleidende dagvaarding immers een te hoog bedrag gevorderd. Zou hij het ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding toewijsbare bedrag gevorderd hebben, dan zou € 73,00 aan griffierecht in rekening zijn gebracht. 

5.6 De door [eiser] gevorderde afwikkelingskosten (nakosten) worden afgewezen, nu voldoende gegevens ontbreken om die kosten reeds thans te kunnen begroten. Mocht tussen partijen een geschil ontstaan omtrent de omvang van die kosten, staat het [eiser] vrij de kantonrechter te verzoeken deze te begroten op de voet van artikel 237 lid 4 Rv. LJN BY5242