Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 220223 bezitter pitbull aansprakelijk voor schade Hollandse smoushond

RBMNE 220223 bezitter pitbull aansprakelijk voor schade Hollandse smoushond

De feiten

2.1.

[eiser sub 1] is bezitter van een Hollandse smoushond genaamd [naam 1] . [eiser sub 2] is de zoon van [eiser sub 1] .

2.2.

[gedaagde] is bezitter van een pitbull, genaamd [naam 2] .

2.3.

Op 31 maart 2022 liet [eiser sub 2] de honden van [eiser sub 1] (waaronder [naam 1] ) aangelijnd uit in een losloopgebied aan [locatie] in Nieuwegein. [naam 2] liep daar op dat moment los.

2.4.

Op enig moment heeft [naam 2] [naam 1] gebeten. Bij dat bijtincident is [eiser sub 2] ten val gekomen. Omdat [naam 2] [naam 1] in zijn kaken geklemd hield hebben een aantal personen – waaronder [gedaagde] – geprobeerd [naam 1] te bevrijden. Daarbij heeft [gedaagde] zijn handen in de bek van [naam 2] gestopt. Na meerdere pogingen heeft [naam 2] [naam 1] uiteindelijk losgelaten.

2.5.

[naam 1] heeft als gevolg van het bijtincident bijtwonden opgelopen. [naam 1] is daarvoor diezelfde dag nog geopereerd bij de dierenarts. In het operatieverslag staat onder andere het volgende vermeld:

“Operatieverslag;

Er is sprake van meerdere diepe bijtwonden in de linker halsvlakte, rechter en linker dijbeen, ventrale rechter thorax en rechter laterale thorax

[…]

Diagnose: Bijttrauma

advies / therapie: [naam 1] blijft 1 nacht ter observatie”

2.6.

Ook [gedaagde] is bij het bijtincident gewond geraakt aan zijn rechterhand. Hij is daarvoor behandeld op de eerste hulp van het Sint-Antonius ziekenhuis.

3Het geschil

In conventie en reconventie

3.1.

[eisers] vorderen om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

  • -

    te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiser sub 1] en/of [eiser sub 2] geleden en mogelijk nog te lijden schade;

  • -

    [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 1.407,44 te betalen aan [eiser sub 1] en een bedrag van € 188,- te betalen aan [eiser sub 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 mei 2022 dan wel de dag van de dagvaarding;

  • -

    [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure, de nakosten van € 124,- daaronder begrepen.

3.2.

Ter onderbouwing van die vordering stellen [eisers] zich op het standpunt dat [gedaagde] op grond van artikel 6:179 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als bezitter aansprakelijk is voor de schade die zijn hond bij hen heeft veroorzaakt. De schade van [eiser sub 1] bedraagt € 1.383,95 aan dierenartskosten en € 23,49 voor een nieuw halsband. Daarnaast stellen [eisers] dat [gedaagde] gehouden is om de Apple Airpods (de Airpods) – ter waarde van € 188,- – te vergoeden, die [eiser sub 2] tijdens het bijtincident is kwijtgeraakt.

3.3.

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten. [gedaagde] doet in dat verband een beroep op eigen schuld van [eiser sub 2] . Dit omdat [eiser sub 2] niet lette op de andere honden die aanwezig waren in het losloopgebied en hij niet wachtte tot [naam 2] aangelijnd was voordat hij door het losloopgebied liep, zo stelt [gedaagde] . Ook betwist [gedaagde] de hoogte van de gestelde schade.

3.4.

In reconventie vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat [eiser sub 1] op grond van artikel 6:179 BW aansprakelijk is voor de schade die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van de verwonding aan zijn rechterhand. Volgens [gedaagde] is die verwonding namelijk veroorzaakt doordat hij door [naam 1] is gebeten toen hij zijn hond [naam 2] probeerde los te maken van [naam 1] . [gedaagde] vordert een voorschot op de schade ter hoogte van € 2.487,96, en beroept zich op verrekening van de vorderingen van [eiser sub 1] met dat voorschot.

3.5.

[eisers] hebben betwist dat [naam 1] [gedaagde] heeft gebeten. Verder doen zij in dat verband een beroep op eigen schuld van [gedaagde] in de zin van artikel 6:101 BW.

3.6.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4De beoordeling

In conventie

4.1.

[gedaagde] erkent dat zijn hond [naam 2] [naam 1] heeft gebeten, en dat hij hiervoor in beginsel aansprakelijk is op grond van artikel 6:179 BW. Daarin is bepaald dat de bezitter van een dier in principe aansprakelijk is voor de door het dier aangerichte schade.

4.2.

Nu [gedaagde] een beroep doet op eigen schuld van [eiser sub 2] , zal dit verweer als eerste beoordeeld worden.

Eigen schuld van [eiser sub 2] ?

4.3.

Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser sub 2] zijn honden had aangelijnd op het moment van het bijtincident. Anders dan [gedaagde] kennelijk meent, is er geen rechtsregel die voorschrijft dat [eiser sub 2] met zijn aangelijnde honden had moeten wachten om [gedaagde] in de gelegenheid te stellen om zijn eigen hond aan te lijnen. Het was daarentegen juist aan [gedaagde] om er voor te zorgen dat hij [naam 2] onder controle had, hetzij door [naam 2] aan te lijnen, hetzij door hem onder appèl te hebben. Daarvan is hier geen sprake geweest, nu [naam 2] [naam 1] heeft kunnen bijten. Van enige medeschuld van [eiser sub 2] aan het bijtincident is dan ook niet gebleken. Het beroep van [gedaagde] op eigen schuld van [eiser sub 2] slaagt dus niet.

Omvang van de schade van [eisers]

4.4.

Voor wat betreft de hoogte van de schade heeft [gedaagde] in de eerste plaats bestreden dat het noodzakelijk was om [naam 1] bij de dierenarts te laten overnachten. De operatie was goed gegaan en daarom had [naam 1] op 31 maart 2022 al naar huis gekund, zo stelt [gedaagde] . De kosten die gemaakt zijn op 1 april 2022 zijn volgens [gedaagde] daarom niet noodzakelijk. Het gaat om een bedrag van € 434,95.

4.5.

De kantonrechter volgt [gedaagde] daarin niet. Uit het patiëntendossier van [naam 1] blijkt met zoveel woorden dat [naam 1] na de operatie een nacht ter observatie is gebleven op advies van de dierenarts. [gedaagde] heeft daar geen medische stukken tegenovergesteld waaruit volgt dat dat medische advies van de dierenarts onjuist was. Dat had wel op zijn weg gelegen. Gelet daarop heeft [gedaagde] onvoldoende gemotiveerd betwist dat de op 1 april 2022 gemaakte kosten niet medisch noodzakelijk waren. Daarmee komen de dierenartskosten van € 1.383,95 volledig voor vergoeding in aanmerking.

4.6.

In de tweede plaats heeft [gedaagde] de kosten voor een nieuwe halsband voor [naam 1] betwist.

4.7.

In dat verband wordt vooropgesteld dat niet in geschil is dat op het moment van het bijtincident ook de halsband van [naam 1] tussen de kaken van [naam 2] zat. Tegen die achtergrond is voldoende aannemelijk dat als gevolg van het bijtincident ook schade is ontstaan aan de halsband. Wel heeft [eiser sub 1] ter zitting bevestigd dat de halsband op het moment van het bijtincident niet nieuw was. [gedaagde] kan daarom niet gehouden worden om een volledig nieuwe halsband te vergoeden. Voor de bepaling van de schade zal dan ook worden aangeknoopt bij de door [gedaagde] gestelde dagwaarde van de oude riem van € 5,-, nu door [eiser sub 1] niet is aangegeven dat dat bedrag onjuist zou zijn.

4.8.

Een en ander heeft tot gevolg dat een bedrag van € 1.388,95 aan [eiser sub 1] zal worden toegewezen.

4.9.

In de derde plaats bestrijdt [gedaagde] dat [eiser sub 2] als gevolg van het bijtincident zijn Airpods is kwijtgeraakt. Bovendien is het in dat verband gevorderde bedrag volgens [gedaagde] te hoog.

4.10.

Anders dan [gedaagde] is de kantonrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is dat [eiser sub 2] de Airpods op het moment van het incident in had. [gedaagde] heeft niet betwist dat [eiser sub 2] na het bijtincident gedurende meerdere dagen heeft gezocht naar zijn Airpods. Er is geen reden om aan te nemen dat [eiser sub 2] dat ook zou hebben gedaan indien hij de Airpods niet op dat moment was kwijtgeraakt. Bovendien is er een causaal verband tussen het bijtincident en de schade. Uit de door [gedaagde] overgelegde verklaring van [getuige] – die getuige was van het bijtincident – volgt namelijk dat [eiser sub 2] ten val is gekomen doordat de lijnen om zijn benen kwamen toen [naam 2] [naam 1] vastgreep. Ook de schade als gevolg van de val is daarmee veroorzaakt door [naam 2] . [gedaagde] is daar als bezitter van [naam 2] voor aansprakelijk. Dat maakt dat [gedaagde] dus ook de Airpods moet vergoeden.

4.11.

Wel moet het in dat verband gevorderde schadebedrag naar beneden worden bijgesteld. [eiser sub 2] heeft namelijk niet betwist dat bij het bedrag van € 188,- ook een draadloze oplaadcase ter waarde van € 89,- inbegrepen is. [gedaagde] is niet gehouden om (ook) die oplaadcase te vergoeden, zodat de waarde daarvan op het schadebedrag in mindering moet worden gebracht. Verder is een correctie nieuw voor oud op zijn plaats, nu de Airpods op het moment van het bijtincident meer dan een jaar oud waren. De door [gedaagde] in dat verband gestelde afschrijving van 33% per jaar op de aankoopwaarde is door [eiser sub 2] niet betwist en zal dan ook worden gevolgd. De schade die [gedaagde] in dat kader aan [eiser sub 2] moet vergoeden bedraagt daarmee dus (€ 188,- min € 89 min 33% is) € 66,-.

Verrekening met de vordering van [gedaagde] ?

4.12.

Ook het beroep van [gedaagde] op verrekening slaagt niet. [gedaagde] wil de door [eisers] gevorderde schade verrekenen met zijn eigen schade. Deze schade vordert [gedaagde] tevens in reconventie. Uit de beoordeling van de eis in reconventie volgt dat het beroep op verrekening faalt.

Vordering in reconventie

4.13.

Ter onderbouwing van zijn vordering in reconventie wijst [gedaagde] op een foto die na het incident van zijn rechterhand is gemaakt. Op de foto is volgens [gedaagde] te zien dat de verwondingen aan zijn hand overeenkomen met meerdere beten door een kleine hond, wat alleen [naam 1] kan zijn geweest. Ook wijst [gedaagde] op een verklaring van de verpleegkundige die zijn hand heeft behandeld, waarin zij aangeeft dat zij witte hondenharen uit de verwondingen van [gedaagde] heeft gehaald. Dat zijn haren die overeenkomen met die van [naam 1] . [naam 2] heeft immers bruine haren. Volgens [gedaagde] blijkt ook uit die verklaring dat hij door [naam 1] is gebeten.

4.14.

De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dat betoog. Anders dan [gedaagde] stelt valt uit de foto niet zonder meer op te maken dat de verwondingen zijn veroorzaakt door meerdere beten door een kleine hond, in plaats van door zijn eigen hond [naam 2] . De witte haren die volgens de verpleegkundige zijn aangetroffen in de wonden van [gedaagde] wijzen er eerder op dat de wonden zijn veroorzaakt door [naam 2] . [naam 2] had immers [naam 1] in zijn bek, toen [gedaagde] zijn hand in de bek van [naam 2] deed om [naam 1] te bevrijden. Uit de aard van de verwondingen van [naam 1] volgt dat door het bijten, haren van [naam 1] tussen de tanden van [naam 2] terecht zijn gekomen. Tegen die achtergrond heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat de wonden aan zijn rechterhand door [naam 1] zijn veroorzaakt. De vordering in reconventie is dan ook niet toewijsbaar.

4.15.

Daar komt nog het volgende bij. Zelfs als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat het wél [naam 1] was die [gedaagde] heeft gebeten, kan dit [gedaagde] niet baten. Immers, als [naam 1] [gedaagde] heeft gebeten dan was dat omdat zij op dat moment in paniek was omdat zij geklemd zat tussen de kaken van [naam 2] , en [gedaagde] zijn handen in de bek van [naam 2] stak in een poging om [naam 1] te bevrijden. In dat geval dient de schade volledig voor rekening van [gedaagde] te blijven omdat deze is veroorzaakt door eigen schuld. Ook om die reden is de vordering in reconventie niet toewijsbaar. ECLI:NL:RBMNE:2023:1212