Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Noord-Holland 260613 groepslid schiet bij confrontatie twee broers neer; deel overige leden groep hoofdelijk aansprakelijk vanwege poging machinegeweer te kopen

Rb Noord-Holland 260613 groepslid schiet bij confrontatie twee broers neer; deel overige leden groep hoofdelijk aansprakelijk vanwege poging machinegeweer te kopen

2 De feiten
2.1.
Eisers zijn broers. Gedaagden sub 1 tot en met 4 zijn eveneens broers.

2.2.
Naar aanleiding van een ruzie tussen W en A (-) heeft zich in de avond van dinsdag 20 februari 2007, rond 23:00 uur op het Kerkplein te Hoorn een geweldsincident voorgedaan. Daarbij waren zowel eisers als gedaagden betrokken. Eisers zijn hierbij ernstig gewond geraakt. Iedere gedaagde is voor zijn aandeel bij dit incident bij onherroepelijk geworden vonnis of arrest strafrechtelijk veroordeeld.

2.3.
Eerder die avond, tussen 19:00 en 21:00 uur heeft een ontmoeting plaatsgevonden in het huis van Melissa V. te Hoorn. Aanwezig waren Melissa, W, U, X, Y, O. en R. de V.

2.4.
De aanwezige gebroeders U, W en X hebben aldaar, in verband met het feit dat A naar hun zeggen naar hen “op zoek” was, toen getracht van R. de V. een M16 machinegeweer te kopen. O. is hierover door de politie gehoord. In het proces-verbaal van verhoor d.d. 21 maart 20071 antwoordt (A) O. op door de verbalisant gestelde vragen (V) daarover onder meer het volgende:
“V: Wat is er allemaal besproken de avond?
A: Er zijn harde woorden gevallen
V: Had dat ook met vuurwapen gebruik te maken?
A: Die dingen zijn ook gevallen ja. Daar was ik pittig van geschrokken. Ik nam het aan de ene kant ook niet serieus omdat ik het gewoon niet wilde geloven.
V: Wat is er dan precies gezegd over vuurwapen gebruik?
A: Het liefst schiet ik hem voor zijn kop, het liefst doe ik dat. Dit werd voornamelijk gezegd door de broers. Y die zat eigenlijk vrij relaxed achter de tafel achter het barretje.”
De aanschaf is wegens geldgebrek niet doorgegaan.

2.5.
Later die avond zijn gedaagden, met V als bestuurder, in één auto met z’n allen naar het Kerkplein te Hoorn gereden, alwaar een ontmoeting zou plaatsvinden met A (-). Bij aankomst van de auto op het Kerkplein stond A met zijn broer B vóór coffeeshop ‘t Keteltje te wachten. Nadat V de auto bij ’t Keteltje had geparkeerd stapten gedaagden uit en liepen op A en zijn broer af.

2.6.
Omstreeks 23:10 uur werd A meerdere malen van zeer dichtbij met een vuurwapen beschoten, waarbij ook zijn broer B door kogels werd geraakt. Beide mannen kwamen op de grond terecht, waar zij zwaar gewond bleven liggen. Nadat de schoten waren gevallen zijn ze tegen het hoofd dan wel andere delen van hun lichaam getrapt. B werd bovendien met een mes gestoken in zijn been.

2.7.
A heeft door het voorgaande een dwarslaesie opgelopen en is daardoor rolstoelgebonden. Er is onder meer sprake van een volledige motorische verlamming vanaf borstniveau en wisselende spierspanning in het gehele lichaam; verschillende organen zijn geheel of gedeeltelijk verwijderd en de gevoelswaarneming is verstoord. Hij heeft een pacemaker.

2.8.
B had diverse wonden, waaronder een schotwond in de linkeldij/bil, een arteriële “spuiter” van het linker bovenbeen, en in het rechterbovenbeen een schotwond. In het rechter onderbeen had hij ook verschillende schotwonden bij de knieën. Hij had een wond in de linkeroksel en laag in de lies rechts en links steek- dan wel schotgaten.

2.9.
X is voor zijn aandeel bij deze aanslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden met aftrek, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, wegens
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- het medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Het medeplegen van poging tot zware mishandeling is weliswaar bewezen verklaard, maar hij is daarvoor niet strafbaar verklaard. Voorts is hij gedeeltelijk niet strafbaar verklaard voor de openlijke geweldpleging daar waar het betrof het schoppen tegen het hoofd en andere delen van het lichaam van B.
X is met zijn mededaders veroordeeld om aan B EUR 1.000,- schadevergoeding te betalen.

2.10.
W is voor zijn aandeel bij deze aanslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, wegens
- het medeplegen van poging tot zware mishandeling;
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- het medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
W is met zijn mededaders veroordeeld om aan A en B ieder EUR 1.000,- schadevergoeding te betalen.

2.11.
V is voor zijn aandeel bij deze aanslag strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, wegens
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
V is veroordeeld om aan A en B ieder EUR 1.000,- schadevergoeding te betalen.

2.12.
U is voor zijn aandeel bij deze aanslag strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, wegens
- het medeplegen van poging tot zware mishandeling;
- het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- het medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
U is met zijn mededaders veroordeeld om aan A en B ieder EUR 1.000,- schadevergoeding te betalen.

2.13.
Y is voor zijn aandeel bij deze aanslag in appel strafrechtelijk veroordeeld wegens poging tot moord, meermalen gepleegd. Ten aanzien van Y is bewezen verklaard dat hij voorzien van een vuurwapen naar de ontmoeting met A (-) is gegaan en meerdere kogels heeft geschoten in de lichamen van A en B.
Y is daarbij voorts veroordeeld om aan A EUR 80.000,-, en aan B EUR 15.000,- schadevergoeding te betalen.
In cassatie is bij arrest van 6 november 2012 door de Hoge Raad het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf en de bij de aan Y opgelegde verplichtingen tot betaling aan de Staat bevolen vervangende hechtenis. Y is opgelegd een gevangenisstraf van 11 jaren en 4 maanden met aftrek.

2.14.
Z is voor zijn aandeel bij deze aanslag strafrechtelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 72 dagen met aftrek, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, wegens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

3 Het geschil
in de zaak 12-56
3.1.
A (-) vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 357.247,73, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2007 plus kosten. De grondslag van de vordering is de groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel de onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.

3.2.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.

3.3.
Op de respectieve stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

in de zaak 12-57
3.4.
B (-) vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 408.662,82, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 februari 2007 plus kosten. De grondslag van de vordering is de groepsaansprakelijkheid ex artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW), dan wel de onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW.

3.5.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer.

3.6.
Op de respectieve stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
in beide zaken
4.1.
De rechtbank zal, zoals ter zitting aangekondigd, in dit vonnis slechts ingaan op de aansprakelijkheid van gedaagden, en nog niet op de schade.

4.2.
De aansprakelijkheid van art. 6:166 BW berust op de deelneming aan gedragingen in groepsverband, waarvan de kans op het aldus toebrengen van schade - zoals hier is geschied - de deelnemers had behoren te weerhouden van het deelnemen aan die gedragingen in dat groepsverband. Van deelneming is sprake indien een betrokkene op een of andere manier door zijn gedragingen een bijdrage heeft geleverd aan het geheel van de gedragingen in groepsverband die het gevaar voor toebrenging van schade hebben doen ontstaan. Voorts dient tussen die bijdrage en de bijdragen van andere deelnemers aan die gedragingen een zodanige mate van samenhang te bestaan dat de gedragingen van betrokkene en die anderen als gedragingen in groepsverband kunnen worden aangemerkt. Verder is nodig dat de gezamenlijkheid van het handelen de kans op de schade zoals die zich voordoet verhoogt, met name door het ontstaan van een sfeer die het gevaar oproept of vergroot, en dat de deelnemers deze kans bewust aanvaarden. Niet is vereist dat het aangesproken groepslid (de) schade heeft veroorzaakt.

4.3.
Eisers hebben over de aansprakelijkheid van gedaagden aangevoerd dat de feiten waarvoor gedaagden zijn veroordeeld onrechtmatige daden betreffen. Nu deze feiten in groepsverband zijn gepleegd, en elke gedaagde een aandeel heeft gehad in de onrechtmatige daden tegen eisers, zijn gedaagden hoofdelijk aansprakelijk. De onder 1., en onder 3. t/m 5. genoemde gedaagden zijn voorafgaand aan het incident bij Melissa V. in huis geweest. Daar is een wapenhandelaar aanwezig geweest van wie een aantal aanwezigen een wapen heeft getracht te kopen. Er zijn wapens getoond. Gedaagden hebben zich vervolgens verzameld en zijn met z’n allen naar het Kerkplein gegaan en vervolgens is er direct na aankomst geschoten, geslagen, geschopt en gestoken. Dit alles in groepsverband. Gedaagden hebben zich niet onttrokken aan de groep, wat aansprakelijkheid op grond van artikel 6:166 BW met zich brengt, aldus eisers. Ter onderbouwing van hun stellingen verwijzen eisers naar de inhoud van de door hen overgelegde processen-verbaal, vonnissen en arresten in de strafzaken tegen gedaagden.

4.4.
De rechtbank overweegt per gedaagde als volgt en neemt de navolgende door eisers naar voren gebrachte omstandigheden, (reeds) bij gebrek aan - voldoende gemotiveerde - betwisting, als juist aan.

U
4.5.
De bijdrage van U bestond er uit dat hij de bewuste avond met o.a. V, W, en Y bij Melissa V. een ontmoeting heeft gehad die er in ieder geval toe strekte een automatisch vuurwapen te kopen. Dit in verband met het tussen W en A (-) gerezen conflict. Wapenhandelaar De V. was daar op uitnodiging van U. Daar is voorts in aanwezigheid van Y gesproken over de wens A voor het hoofd te schieten. Vervolgens is U met Y in de auto van zijn broer V om als groep op het Kerkplein te Hoorn de confrontatie met A aan te gaan. In de auto waren twee messen, twee knuppels, een alarmpistool en een pistool voorhanden. Nadat A en B door een groot aantal kogels waren getroffen en op de grond waren gevallen, heeft U B tegen het hoofd geschopt. Nadat B zich over zijn zwaargewonde broer A had gerold, heeft U op beide broers staan inschoppen.

V
4.6.
De bijdrage van V heeft hierin bestaan dat hij in verband met het tussen W en A gerezen conflict heeft besloten die avond als chauffeur een gewapende groep van zes man naar het Kerkplein te rijden. Dit met het oog op een confrontatie met A. V stelt zelf een houten politieknuppel te hebben meegebracht en Z te hebben verzocht een honkbalknuppel mee te nemen. In de wetenschap dat het waarschijnlijk op een gewelddadig treffen zou uitdraaien heeft hij voorafgaand aan dat treffen de meldkamer van de politie gebeld. V is op het Kerkplein, terwijl hij een knuppel vasthield dreigend op A afgelopen en heeft hem met de borst tegen de borst gebotst.

W
4.7.
De bijdrage van W bestond er uit dat hij de bewuste avond met o.a. U, W, en Y bij Melissa V. een ontmoeting heeft gehad die er in ieder geval toe strekte een automatisch vuurwapen te kopen. Dit in verband met het tussen hem en A gerezen conflict. Daar is voorts in aanwezigheid van Y gesproken over de wens A voor het hoofd te schieten. Later die avond is W in de auto van zijn broer V gestapt om als groep op het Kerkplein te Hoorn de confrontatie met A aan te gaan. In de auto waren twee messen, twee knuppels, een alarmpistool en een pistool voorhanden. Toen W op A en B afliep had hij een mes in handen. Nadat A en B door een groot aantal kogels waren getroffen en op de grond waren gevallen, heeft W op beide broers staan inschoppen.

X
4.8.
De bijdrage van X bestond er uit dat hij de bewuste avond met o.a. U, W, en Y bij Melissa V. een ontmoeting heeft gehad die er in ieder geval toe strekte een automatisch vuurwapen te kopen. Dit in verband met het tussen W en A gerezen conflict. Daar is voorts in aanwezigheid van Y gesproken over de wens A voor het hoofd te schieten. Later die avond is X in de auto van zijn broer V gestapt om als groep op het Kerkplein te Hoorn de confrontatie met A aan te gaan. In de auto waren twee messen, twee knuppels, een alarmpistool en een pistool voor. Toen X op A en B afliep had hij een mes in handen. Nadat A en B door een groot aantal kogels waren getroffen en op de grond waren gevallen heeft X A tegen het hoofd geschopt. Nadat B zich over zijn zwaargewonde broer A had gerold, heeft X op beide broers staan inschoppen.

Y
4.9.
De bijdrage van Y bestond er uit dat hij de bewuste avond met o.a. U, W, en X bij Melissa V een ontmoeting heeft gehad die er in ieder geval toe strekte een automatisch vuurwapen te kopen. Dit in verband met het tussen W en A gerezen conflict. Daar is voorts in aanwezigheid van Y gesproken over de wens A voor het hoofd te schieten. Later die avond is Y in de auto van V gestapt om als groep op het Kerkplein te Hoorn de confrontatie met A aan te gaan. In de auto waren twee messen, twee knuppels, een alarmpistool en een pistool aanwezig. Y heeft zonder aanwijsbare aanleiding vervolgens kort na aankomst op het Kerkplein van korte afstand twaalf schoten afgevuurd op de gebroeders (-). Zijn betwisting hiervan wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd in het licht van de inhoud van het arrest van de Hoge Raad en Y’s stelling dat hij zijn betwisting niet kan bewijzen.

Z
4.10.
De bijdrage van Z heeft hierin bestaan dat hij heeft voldaan aan het verzoek van V om niet alleen in verband met een op handen zijnde confrontatie in te stappen in V’s inmiddels volle auto, maar desgevraagd ook een honkbalknuppel mee te nemen. Z is op het Kerkplein met de groep dreigend op A afgelopen, terwijl in zijn groep messen, knuppels en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp zichtbaar aanwezig waren. Nadat de schoten waren gevallen heeft Z zich te voet verwijderd.

4.11.
Uit een en ander volgt naar het oordeel van de rechtbank dat er tussen de bijdragen van gedaagden een zodanige mate van samenhang bestond dat de gedragingen van ieder van hen als gedragingen in groepsverband aangemerkt kunnen worden. De stelling van X dat een ieder zich op een eigen manier met het incident heeft bemoeid, doet daaraan niet af.

4.12.
Resteert de vraag of dit groepsoptreden gevaar heeft geschapen voor de schade zoals die in concreto is toegebracht en of gedaagden dit gevaar bewust hebben aanvaard. U, V, W, X en Z betwisten voor die schade aansprakelijk te zijn, omdat – kort gezegd – redelijkerwijs niet kon worden verwacht dat Y zou gaan schieten. De kans op het aldus toebrengen van schade behoefde hun dus niet te weerhouden van deelname aan het treffen met A (-), aldus genoemden.

4.13.
Bij de beoordeling van deze vraag neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat de overwegende karakteristiek van dit groepsoptreden extreem gewelddadig was. De groep is bewapend met messen, knuppels en pistolen naar het Kerkplein gereden, waarbij de rechtbank het verweer van U passeert dat hij redelijkerwijs niet kon weten dat anderen een mes bij zich hadden. De rechtbank heeft in haar vonnis van 8 juli 2008 (gewezen tegen de verdachte Z) daarover uitvoerig gemotiveerd overwogen:
“Bij aankomst op het Kerkplein hadden verdachte en V ieder zichtbaar een knuppel vast, X droeg zichtbaar een mes bij zich en W had zichtbaar een mes in zijn ene hand en een vuurwapen (alarmpistool) in zijn andere hand.”
Het hof heeft in zijn arrest van 23 november 2009, eveneens gewezen tegen de verdachte Z, deze gang van zaken enigszins verkort weergegeven:
“Op het Kerkplein aangekomen, is de verdachte met een knuppel in zijn hand samen met zijn medeverdachten die waren gewapend met knuppels, messen en een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op de broers (-) en (-) toegelopen […].”
Dat U ter zitting (op zich terecht) stelt dat deze uitspraken jegens hem geen dwingende bewijskracht hebben, doet niet af aan het feit dat zij wél vrije bewijskracht hebben. Nu voorts de betwisting door U ongemotiveerd is gebleven, gaat de rechtbank uit van de juistheid van hetgeen in de voormelde uitspraken is overwogen. Het gewelddadige karakter van de groep blijkt voorts uit de poging van U, W en X om met het oog op de confrontatie een M16 te kopen. Dit blijkt verder uit het telefoontje van V naar de regionale meldkamer waarin hij mededeelt dat de confrontatie ‘niet babbelen’ zou worden.

4.14.
Wat betreft de stelling dat het schieten door Y de overige leden van de groep niet kan worden toegerekend overweegt de rechtbank het volgende. Enkele uren voor de bewuste confrontatie heeft een aantal leden van deze groep, juist met het oog op deze confrontatie getracht een M16 machinegeweer aan te schaffen. Daarbij is zelfs de wens uitgesproken om A neer te schieten. De bij die beoogde aanschaf aanwezigen (U, W, X en Y) hadden naar het oordeel van de rechtbank – meer dan V en Z – rekening dienen te houden met het gevaar dat een ander uit de groep in de toepassing van geweld verder zou gaan dan wellicht zijzelf. Wat U, W en X betreft kan niet worden gezegd dat het schieten met een pistool zozeer de overwegende karakteristiek van het groepsoptreden te buiten ging dat daarvoor in redelijkheid geen aansprakelijkheid kan worden aangenomen. De eventuele juistheid van de stelling van U, W en X dat zij niet wisten dat Y een pistool bij zich had, is daarbij niet van belang. De sfeer die is opgeroepen tijdens de bijeenkomst met de wapenhandelaar bij Melissa, heeft de karakteristiek van het groepsoptreden kort daarna in die zin mede bepaald.

4.15.
De rechtbank acht op grond van het hierboven overwogene U, W, X en Y uit hoofde van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de schade van eisers. De rechtbank laat daarbij op dit moment onbesproken de verweren dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van eisers. Voor zover de schade van eisers mede een gevolg is van een omstandigheid die eisers kan worden toegerekend, komt dit bij de vaststelling van de vergoedingsplicht van gedaagden aan de orde.

4.16.
Wat betreft de schade heeft de rechtbank behoefte aan nader debat. De zaak zal daarom worden verwezen naar de rol van 24 juli 2013, om eisers in de gelegenheid te stellen bij conclusie van repliek te reageren op wat van de zijde van U, W, X en Y bij antwoord hierover is aangevoerd. Laatstgenoemden zullen vier weken na genoemde datum bij conclusie van dupliek hierop kunnen reageren.

4.17.
Nu V en Z niet bij de ontmoeting bij Melissa V. aanwezig waren, gaat voorgaande redenering voor hen niet op. V heeft verder de escalatie van de confrontatie (zonder succes) getracht te voorkomen door de politie te bellen voordat hij aankwam op het Kerkplein. Ook is gebleken dat hij geen mes of vuurwapen bij zich had en dat hij geen geweld tegen eisers heeft gebruikt. Voor hem geldt daarom niet dat hij de kans dat de aan A en B toegebrachte schade zich aldus zou voordoen, bewust heeft aanvaard. Hij is naar het oordeel van de rechtbank niet groepsaansprakelijk op grond van artikel 6:166 BW. Nu voorts gesteld noch gebleken is dat V bij eisers schade heeft veroorzaakt is ook geen sprake van aansprakelijkheid uit hoofde van artikel 6:162 BW.
Z heeft een honkbalknuppel meegenomen en hij heeft de groep getalsmatig versterkt. Het dreigende karakter dat hiervan uitging is voor het hof reden geweest hem strafrechtelijk te veroordelen, maar hij is om dezelfde reden als V niet groepsaansprakelijk ex 6:166 BW. Hij stapte als laatste in de auto van V en is meteen na het vallen van de schoten weer vertrokken. Nu gesteld noch gebleken is dat Z handelingen heeft verricht die schade veroorzaakt kunnen hebben, is ook hij niet aansprakelijk op grond van artikel 6:162 BW. De vorderingen tegen V en Z zullen daarom worden afgewezen, met veroordeling van A en B (-) in de kosten van het geding.

4.18.
Wat betreft deze proceskostenveroordeling zal de rechtbank, ten eerste gelet op het feit dat de beide zaken gelijktijdig ter zitting zijn behandeld, en voorts gelet op het feit dat de conclusies van antwoord in beide zaken (nagenoeg) gelijkluidend zijn, de toe te kennen punten per zaak halveren.ECLI:NL:RBNHO:2013:6852