RBROT 041023 letsel pink vanwege beknelling met lepels heftruck; wg-er aansprakelijk
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 041023 letsel pink vanwege beknelling met lepels heftruck; wg-er aansprakelijk
- redelijkheid 11,2 uur onvoldoende onderbouwd; toegewezen excl. kantoorkosten, 10 uur x € 245,00 + 21% = € 2964,50
2De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker01] was op 26 april 2022 via het uitzendbureau Pro Industry Chemical bij Pelican Rouge in de functie van Production Operator A aan het werk. [verzoeker01] is tijdens het uitoefenen van zijn werkzaamheden gewond geraakt aan zijn linker pink, kort gezegd doordat deze klem is komen te zitten tussen de lepels van een vorkheftruck en een deksel. Voor het opgelopen letsel en de schade die daaruit voortvloeit, houdt [verzoeker01] Pelican Rouge verantwoordelijk. [verzoeker01] verzoekt voor recht te verklaren dat Pelican Rouge aansprakelijk is voor de geleden en te lijden materiële en immateriële schade die voortvloeit uit het bedrijfsongeval op 26 april 2022. Ook verzoekt [verzoeker01] Pelican Rouge te veroordelen de proceskosten van € 3.638,66 aan [verzoeker01] te betalen.
Pelican Rouge is het niet eens met de verzochte verklaring voor recht, omdat het geschil volgens haar niet geschikt is voor de deelgeschilprocedure en Pelican Rouge haar zorgplicht niet heeft geschonden. Er wordt volgens Pelican Rouge een te groot aantal uur voor de behandeling van het geschil gerekend en het in rekening brengen van 7% kantoorkosten is uiterst ongebruikelijk in de advocatuur. Als de gevraagde kosten worden toegewezen, verzoekt Pelican Rouge deze flink te matigen.
De kantonrechter wijst de verzochte verklaring voor recht toe alsmede een gedeelte van de verzochte kosten van deze zaak. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Geschil is geschikt voor behandeling in deelgeschilprocedure
2.2.
Het verzoek van [verzoeker01] berust op artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’). In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. Deze procedure biedt zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid om in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase naar de rechter te stappen. Doel van de deelgeschilprocedure is de vereenvoudiging en versnelling van de buitengerechtelijke afhandeling van letsel- en overlijdensschade.
2.3.
In een deelgeschilprocedure kan de aansprakelijkheidsvraag aan de orde komen, zoals in deze zaak het geval is. Het verzoek van [verzoeker01] voldoet verder aan de daarvoor geldende eisen en de kantonrechter is van oordeel dat de zaak zich leent voor beoordeling in het kader van een deelgeschil. Pelican Rouge heeft naar voren gebracht dat zij nog in overleg is met haar verzekeraar, omdat de verzekeraar dekking weigert en dat zij de verzekeraar in deze procedure niet in vrijwaring kan oproepen. Of de verzekering van Pelican Rouge al dan niet dekking biedt voor het bedrijfsongeval van [verzoeker01] , is een discussie tussen Pelican Rouge en de verzekeraar en leidt niet tot het oordeel dat het geschil tussen Pelican Rouge en [verzoeker01] niet geschikt is voor behandeling in de deelgeschilprocedure. Bovendien heeft [verzoeker01] onweersproken gesteld dat hij niet rechtstreeks de verzekeraar heeft kunnen aanspreken (art. 1019w lid 3 Rv), omdat Pelican Rouge niet heeft laten weten wie haar aansprakelijkheidsverzekeraar is. Kortom, overgegaan wordt tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil.
Toetsingskader werkgeversaansprakelijkheid
2.4.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Pelican Rouge aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker01] stelt te hebben geleden en nog zal lijden als gevolg van het bedrijfsongeval.
2.5.
Artikel 7:658 lid 1 BW eist een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, werktuigen en gereedschappen en van de organisatie van de betrokken werkzaamheden. Een werkgever is op grond van dit artikellid gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van de werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen.
2.6.
Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is de werkgever aansprakelijk tegenover de werknemer voor de schade die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7:658 lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan (of de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, maar dat is in deze zaak niet gesteld).
2.7.
Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Ten aanzien van de stelplicht en bewijslast in het kader van artikel 7:658 BW wordt het volgende als uitgangspunt genomen voor de beoordeling:
- -
de werknemer moet stellen en bij betwisting bewijzen dat hij in de uitoefening van zijn functie schade heeft geleden. In het algemeen zal daartoe voldoende zijn dat komt vast te staan dat het ongeval hem is overkomen op de werkplek, waarbij het begrip werkplek volgens de rechtspraak van de Hoge Raad ruim mag worden uitgelegd. Dit betekent niet zonder meer dat de werknemer ook moet bewijzen hoe het ongeval zich heeft voltrokken en wat de oorzaak daarvan is;
- -
als komt vast te staan dat de werknemer schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden, is de werkgever in beginsel aansprakelijk, tenzij hij aantoont dat hij niet is tekortgeschoten in zijn zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. Slaagt de werkgever er niet in het bewijs te leveren dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan, dan is het causaal verband tussen zijn tekortkoming en het ongeval gegeven. Hij kan dan alleen nog aan aansprakelijkheid ontkomen als hij stelt, en zo nodig bewijst, dat nakoming van zijn zorgplicht het ongeval niet zou hebben voorkomen of (maar dat is - zie hiervoor - niet gesteld) dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
2.8.
Op grond van artikel 7:658 lid 4 BW is hij die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen arbeidsovereenkomst heeft, overeenkomstig de leden 1 tot en met 3 aansprakelijk voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt. In dit geval heeft Pelican Rouge [verzoeker01] als uitzendkracht ingeleend, zodat artikel 7:658 lid 4 BW in dit geval van toepassing is. Dit is tussen partijen overigens ook niet in geschil.
Pelican Rouge heeft haar zorgplicht geschonden en is aansprakelijk
2.9.
Tussen partijen is ook niet in geschil dat [verzoeker01] in de uitoefening van zijn werkzaamheden voor Pelican Rouge (letsel)schade heeft geleden. Daarom moet worden beoordeeld of Pelican Rouge – zoals zij heeft gesteld, maar [verzoeker01] heeft betwist – aan de op haar rustende zorgplicht heeft voldaan.
2.10.
Pelican Rouge heeft in haar verweerschrift en tijdens de zitting de toedracht van het bedrijfsongeval als volgt nader toegelicht. Tijdens het productieproces komen losse componenten (ingrediënten) in een mengtrommel. Daaronder wordt een zogenoemde bunker geplaatst. De opening aan de bovenzijde van de bunker is voorzien van een deksel om te voorkomen dat productvreemde bestanddelen in de voedingsmiddelen terecht komen. Bij een correcte gang van zaken wordt de deksel van de lege bunker verwijderd voordat deze onder uitloop van de mengtrommel wordt geplaatst. Als de deksel niet wordt verwijderd, kan het product immers niet vanuit de mengtrommel in de bunker stromen. Het komt af en toe voor dat de deksel van de bunker niet is verwijderd voordat de bunker onder de mengtrommel wordt geplaatst. Dat gebeurde ook op 26 april 2022. Volgens Pelican Rouge zijn er dan twee oplossingen mogelijk:
-
het productieproces wordt onderbroken en de menger wordt vanuit de controlekamer bediend, waardoor de uitloop (tussen de mengtrommel en de bunker) naar boven wordt gehaald en de deksel van de bunker alsnog kan worden geopend;
-
de uitloop wordt niet omhoog gehaald en iemand verwijdert vanaf de zijkant van de bunker met een stok, zoals een bezem, alsnog de deksel van de bunker.
2.11.
Op 26 april 2022 hebben twee collega’s van [verzoeker01] een heftruck gebruikt om de uitloop van de mengtrommel naar boven te forceren, zodat zij met hun handen de deksel van de bunker konden wegduwen. [verzoeker01] heeft volgens Pelican Rouge ongevraagd assistentie verleend aan de twee collega’s die wel met elkaar, maar niet met [verzoeker01] in contact stonden. De collega die de heftruck bediende heeft niet gezien dat [verzoeker01] assistentie verleende en heeft de lepels van de heftruck laten zakken op het moment dat de collega met wie hij wel contact had, aangaf dat de deksel door hem was verwijderd en hij zijn handen had weggehaald. In de tussentijd had [verzoeker01] zijn hand echter nog tussen de menger en de bunker om het deksel verder te verplaatsen. Dit is niet gezien door de twee collega’s, waardoor de pink van [verzoeker01] bekneld is geraakt tussen de lepel van de vorkheftruck en de bunker. Pelican Rouge stelt dat zij niet begrijpt hoe de twee collega’s het in hun hoofd hebben gehaald de heftruck te gebruiken. De heftruck wordt nooit gebruikt bij mengprocessen en bovendien beschikken de twee collega’s ook niet over een certificaat om de heftruck te mogen besturen. Volgens Pelican Rouge is het uiterst vervelende gevolg ontstaan door een opeenstapeling van verkeerde beslissingen van individuen en fouten in de communicatie tussen [verzoeker01] en zijn collega’s en onoplettendheid van alle drie de betrokken personen. Het gedrag van collega’s van [verzoeker01] is volgens Pelican Rouge lastig te voorkomen met handboeken en richtlijnen, zodat van Pelican Rouge redelijkerwijs niet gevergd kan worden richtlijnen te hebben die dergelijk onbestaanbaar onlogisch handelen specifiek verbieden.
2.12.
Anders dan Pelican Rouge stelt, is de kantonrechter van oordeel dat zij wel degelijk de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden én dat bij naleving van de zorgplicht het bedrijfsongeval had kunnen worden voorkomen. Pelican Rouge stelt dat er twee oplossingen zijn (zoals hiervoor weergegeven onder randnummer 2.10) als de deksel niet van de bunker is verwijderd. Het had op de weg van Pelican Rouge gelegen de procedure voor het geval de deksel niet van de bunker is verwijderd schriftelijk vast te leggen, de werknemers daarvan op de hoogte te stellen en ook toe te zien op de naleving van deze procedure. Dat - zoals Pelican Rouge stelt - de procedures niet zijn geformaliseerd in een handboek maar wel mondeling zijn gedeeld met de werknemers die met deze processen te maken hebben, is hiertoe onvoldoende. De Nederlandse Arbeidsinspectie heeft onderzoek gedaan naar het bedrijfsongeval en heeft Pelican Rouge in dat kader verzocht een zogenoemd ‘feitenrelaas’ op te stellen. In dit feitenrelaas heeft Pelican Rouge ter beantwoording van de vraag ‘ Wat is/zijn in dit geval de achterliggende/basisoorzaken van het ongeval? ’ het volgende geantwoord: “ Procedure over hoe veilig deksel te verwijderen als deze is vergeten weg te halen bestaat, maar deze is niet vastgelegd en onvoldoende gecommuniceerd. Voorman was afwezig ten tijde van incident, medewerkers hebben niet monteur technische dienst gecontacteerd om probleem op te lossen. Veiligheidsbewustzijn betrokkenen laag .” Nu er (i) geen vastgelegde procedure voor het verwijderen van de deksel was, (ii) er op de 26 april 2022 geen voorman aanwezig was om toezicht te houden (hij was die dag vrij) en (iii) de heftruck werd bestuurd door twee collega’s zonder dat zij daarvoor een certificaat hadden, staat naar het oordeel van de kantonrechter vast dat de Pelican Rouge haar zorgplicht heeft geschonden. Onder gegeven omstandigheden had het op de weg van Pelican Rouge gelegen om de eerste oplossing zoals hiervoor onder 2.10 beschreven vast te leggen als enige methode om in voorkomende gevallen de deksel alsnog te verwijderen. De tweede oplossing om met behulp van een bezemstok de deksel als het ware weg te slaan, komt de kantonrechter niet alleen weinig professioneel voor, maar bovendien ook niet veilig. Gezien dit standpunt komt de kantonrechter niet toe aan bewijslevering, nog daargelaten dat de onderhavige deelgeschilprocedure zich niet leent voor uitgebreide bewijslevering.
2.13.
De conclusie luidt op grond van het voorgaande dat Pelican Rouge aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker01] ten gevolge van het bedrijfsongeval heeft geleden en nog zal lijden. De door [verzoeker01] verzochte verklaring voor recht wordt dan ook toegewezen.
Kosten van dit deelgeschil
2.14.
Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd.
2.15.
[verzoeker01] begroot de kosten van dit deelgeschil op € 3.638,66. Daarbij gaat hij uit van 11,2 uur aan werkzaamheden voor zijn gemachtigde tegen een tarief van € 245,00, te vermeerderen met 7% kantoorkosten, btw en het griffierecht van € 86,00.
2.16.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat alle gedeclareerde 11,2 uren voor werkzaamheden door de gemachtigde redelijk zijn. Het is onduidelijk waarom op 12 april 2023 1:00 uur wordt gerekend voor het aanpassen van het verzoekschrift en voorleggen aan [verzoeker01] en op 14 april 2023 wederom 1:48 uur wordt gerekend voor het beantwoorden van laatste vragen en het aanpassen van het verzoekschrift. Ook komt het in rekening brengen van 0:30 uur enkel voor het versturen van het verzoekschrift de kantonrechter bovenmatig voor. De kantonrechter acht het redelijk uit te gaan van een tijdsbesteding van in totaal 10 uur tegen een uurtarief van € 245,00 (vermeerderd met 21% btw), waarbij de 7% kantoorkosten niet afzonderlijk in rekening worden gebracht. Voor zover er al kantoorkosten zijn gemaakt, mag er in de tegenwoordige digitale tijd in redelijkheid van worden uitgegaan dat deze in het uurtarief zijn verdisconteerd.
2.17.
Al met al begroot de kantonrechter de kosten zoals bedoeld in artikel 1019aa Rv aan de kant van [verzoeker01] op € 2.964,50 inclusief 21% btw en € 86,00 aan griffierecht. Dit is in totaal € 3.050,50 inclusief btw. ECLI:NL:RBROT:2023:9313