Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Limburg 170317 Broodjeszaak aansprakelijk voor val van afstap tussen broodjeszaak en trottoir

Rb Limburg 170317 Broodjeszaak aansprakelijk voor val van afstap tussen broodjeszaak en trottoir 
- gevorderd en toegewezen 4,5 uur € 250,00; 6,5 uur x € 265,00; totaal € 3.606,14 inclusief btw en kantoorkosten

2 De feiten
2.1.
[verzoekster] is op 8 november 2013 omstreeks 16.30 uur ten val gekomen bij het verlaten van de broodjeszaak Bufkes, gelegen aan de Schoolstraat 29 te Venray. Op die dag en dat moment was er sprake van regenachtig weer en invallende schemer. [verzoekster] is gevallen als gevolg van de overgang van de verhoging naar het trottoir als hierna is omschreven. Als gevolg van deze val heeft zij letselschade opgelopen.

2.2.
Broodjeszaak Bufkes is hoger gelegen dan het trottoir. De broodjeszaak is daarom enkel via een verhoging te bereiken. De verhoging in kwestie betreft een egale verhoging en bestaat uit vier rijen tegels, gevolgd door naast elkaar geschakelde traptreden (in de stukken ook wel aangeduid door partijen als opstapje of stoeprand). Een traptrede kent een maximum hoogte van ongeveer 22 centimeter. Het lager gelegen trottoir bestaat uit dezelfde tegels als de verhoging. De verhoging en de daarvan deel uitmakende traptreden en het lager gelegen trottoir zijn grijs van kleur. Op de traptreden zit vlak voor de afstap c.q. opstap een drie centimeter brede inkeping die bij droog weer donkerder van kleur is dan de traptreden en het lager gelegen trottoir.

2.3.
Bezoekers kunnen de hiervoor omschreven verhoging op twee manieren benaderen. Aan de linkerzijde van de verhoging is een schuin oplopend gedeelte gemaakt, zodat het voor bijvoorbeeld rolstoelbezoekers of mensen die anderszins verhinderd zijn om een stoeprand op/af te stappen mogelijk is om de broodjeszaak binnen te gaan. Tevens kan de broodjeszaak Bufkes worden binnengetreden door het opstappen van de verhoging via de traptreden.

2.4.
De gemeente Venray is op 19 december 2013 door de gemachtigde van [verzoekster] aansprakelijk gesteld voor het door haar overkomen ongeval. De verzekeraar van de gemeente Venray heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen. Als gevolg daarvan zijn de onderhandelingen tussen partijen in een impasse geraakt. Dit vormde voor [verzoekster] aanleiding dit deelgeschil aanhangig te maken.

2.5.
Door de gemeente Venray is na het ongeval een witte markering op de traptreden aangebracht.

3 Het geschil
3.1.
[verzoekster] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat de gemeente Venray aansprakelijk is voor de door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval dat haar op 
8 november 2013 is overkomen;
II. de gemeente te veroordelen in de kosten van deze procedure conform artikel 1019aa Rv.
3.2.
De gemeente Venray voert verweer.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
Deelgeschilprocedure 
4.1.
In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv.

4.2.
De kantonrechter overweegt dat de deelgeschilprocedure volgens de memorie van toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade (hierna: de Wet Deelgeschillen) de mogelijkheid biedt in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in te schakelen, waardoor partijen een extra instrument in handen krijgen ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de (kanton)rechter te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat deze zaak zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Niet ter discussie staat dat [verzoekster] jegens de gemeente Venray een recht op schadevergoeding geldend kan maken indien de gemeente Venray aansprakelijk is voor het door [verzoekster] overkomen ongeval. Over die aansprakelijkheid zijn partijen verdeeld. Daarmee is het belang van het door [verzoekster] gedane verzoek gegeven.

Toetsingskader
4.4.
Vast staat dat [verzoekster] ten val is gekomen toen zij broodjeszaak Bufkes verliet. Zij is daarbij ten val gekomen van een verhoging, die onderdeel uitmaakt van de openbare weg en de weguitrusting ter plaatse. Aan de orde is of de gemeente Venray in haar hoedanigheid als wegbeheerder aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Zoals tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd is toegelicht, baseert [verzoekster] de gestelde aansprakelijkheid van de gemeente Venray primair op artikel 6:174 BW en subsidiair op artikel 6:162 BW.

4.5.
De kantonrechter stelt voor wat betreft de primaire grondslag voorop dat op de wegbeheerder de plicht rust ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt (vgl. onder meer het nog onder het oude recht gewezen HR 20 maart 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0549, Bussluis). Deze verplichting is in artikel 6:174 leden 1 en 2 BW verwoord als een risicoaansprakelijkheid. Deze aansprakelijkheid dient te worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die zijn ontwikkeld in HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236 (Wilnis). Bij het antwoord op de vraag of de weg voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en dus niet gebrekkig is, komt het derhalve aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. Deze maatstaven komen overeen met de ‘kelderluikcriteria’ (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079 (Kelderluik).

Aansprakelijkheid
4.6.
De door [verzoekster] geschetste feitelijke toedracht, inhoudende dat zij bij het invallen van de schemer en tijdens regenachtig weer broodjeszaak Bufkes verliet en bij de overgang van de verhoging naar het trottoir ten val is gekomen, is door gemeente Venray niet betwist. Verder staat tussen partij niet ter discussie dat de verhoging kan worden geduid als een opstal en dat de gemeente Venray bezitter is van deze opstal. De vraag doet zich voor of het een gebrekkige opstal betreft, zoals door [verzoekster] is gesteld en door de gemeente wordt betwist.

4.7.
Uit de door partijen getoonde foto’s – zoals onder andere overgelegd als productie 1 bij verzoekschrift alsmede productie 2 bij het verweerschrift – leidt de kantonrechter af dat broodjeszaak Bufkes alleen aan de voorzijde van de winkel kan worden bereikt. Het winkelend publiek dient zich dan ook de toegang tot de broodjeszaak te verschaffen hetzij door het opstappen van de verhoging, dan wel via het schuin oplopend gedeelte van de verhoging aan de linkerzijde. Zowel de verhoging zelf als de op gelijke hoogte gelegen traptrede en het lager gelegen trottoir zijn van hetzelfde materiaal en van dezelfde kleur. Aldus is er geen waarneembaar onderscheid op basis van kleur te zien tussen enerzijds de naast elkaar geschakelde traptreden en anderzijds het lager gelegen trottoir, hetgeen naar het oordeel van de kantonrechter een potentieel gevaarlijke situatie oplevert. Door de gemeente Venray is betoogd dat de traptrede aan de bovenzijde voorzien was van een drie centimeter brede inkeping, zodat daarmee in voldoende mate duidelijk was voor oplettend publiek dat er een afstapje aan komt.

4.7.1.
In het onderhavige geval is niet in geschil dat het op 8 november 2013 ten tijde van het ongeval regenachtig weer was en het al schemerde. [verzoekster] stelt dat toen de drie centimeter brede inkeping niet te zien was en onderbouwt die stelling ook met foto’s, overgelegd als productie 8 bij verzoekschrift. Door de gemeente Venray is geen, althans geen gemotiveerd, verweer gevoerd met betrekking tot deze foto’s. Uit die foto’s blijkt dat de vorenbedoelde inkeping bij slecht weer niet goed te zien is, omdat het kleurverschil tussen de verhoging, de traptreden en het lager gelegen trottoir aanzienlijk vermindert indien de traptreden nat worden. Uitgaande van de situatie dat een bezoeker de broodjeszaak Bufkes verlaat door recht door te lopen, is het zeer goed voorstelbaar dat die bezoeker het hoogteverschil met de traptrede en het trottoir niet (goed) ziet omdat een waarschuwingselement dat van de inkeping zou moeten uitgaan, ontbreekt. Daarbij komt dat het verhoogde deel ‘slechts’ 1,5 meter breed is, waardoor de bezoeker relatief snel bij het verlaten van de broodjeszaak wordt geconfronteerd met de bij slechtere weersomstandigheden niet duidelijk zichtbare afstap naar het trottoir.

4.7.2.
Anders dan de gemeente Venray betoogt, mag niet te snel worden aangenomen dat een bezoeker van de broodjeszaak Bufkes met de feitelijke situatie bekend is, enkel en alleen omdat die bezoeker de broodjeszaak Bufkes heeft betreden. Niet voor iedere bezoeker die de broodjeszaak via het geleidelijk oplopende deel aan de linker zijkant betreedt, zal duidelijk zijn dat bij het rechtdoor verlaten van de broodjeszaak een afstap is van maximaal 
22 centimeter. Een en ander klemt te meer indien die afstap – zoals in het onderhavige geval aan de orde was – niet duidelijk (meer) zichtbaar was vanwege weersomstandigheden. De kantonrechter is van oordeel dat de gemeente Venray met haar betoog miskent dat het primair op haar weg ligt om ervoor te zorgen dat de weginrichting ook bij veranderde weersomstandigheden veilig is. Dit oordeel wordt bevestigd door de omstandigheid dat de gemeente Venray na het litigieuze ongeval een beter zichtbare witte markering op de traptreden heeft aangebracht, waar ook bij slechtere weersomstandigheden een duidelijk waarschuwend signaal van uit gaat. Anders dan de gemeente Venray betoogt in haar verweerschrift, dient dit aspect gelet op de in rechtsoverweging 4.5. genoemde jurisprudentie, wel bij de onderhavige beoordeling te worden betrokken. Niet valt in te zien waarom deze (weinig bezwarende) veiligheidsmaatregel niet eerder aangebracht had kunnen worden. Dat dit het straatbeeld van de gemeente Venray niet ten goede zou komen, weegt, nog daargelaten de validiteit van de stelling, niet op tegen het veiligheidsaspect voor het winkelend publiek.

4.7.3.
De jurisprudentie waar de gemeente Venray naar verwijst, treft naar het oordeel van de kantonrechter geen doel. In de zaak die leidde tot het arrest van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (ECLI:NL:GHSHE:2016:667), waren varkensruggen geplaatst om te voorkomen dat auto’s op de stoep zouden worden geparkeerd. De varkensruggen waren geplaatst bij parkeerplaatsen in plaats van bij of op een winkelroute, waardoor een scheiding werd aangebracht tussen winkelend publiek/voetgangers enerzijds en gemotoriseerd verkeer anderzijds, wat de veiligheid voor het winkelend publiek juist verhoogde. In de onderhavige zaak is der verhoging met traptreden direct voor de winkel gesitueerd, hetgeen met zich brengt dat andere eisen gesteld dienen te worden aan de in redelijkheid te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.7.4.
Ten aanzien van het vonnis van de Rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2016:6689) overweegt de kantonrechter dat het in die zaak ging om een hoogteverschil bij de afstap tussen de voordeur van de gelaedeerde en de stoep door een verzakte/ingeklonken stoep. Gelaedeerde was echter bekend met de langzaam toegenomen hoogte van de afstap, hetgeen in de thans voorliggende casus evident anders is. [verzoekster] heeft onbetwist gebleven gesteld dat zij op 8 november 2013 voor het eerst bij broodjeszaak Bufkes kwam en derhalve niet bekend was met de situatie ter plekke. Reeds om die reden kan het vonnis van de rechtbank Gelderland in deze zaak niet tot een ander oordeel leiden.

4.8.
Alles overziende en samengevat weergegeven is de kantonrechter van oordeel dat de aanvankelijk getroffen veiligheidsmaatregel – te weten een donker gemarkeerde inkeping van 3 centimeter – in het onderhavige geval onvoldoende was om het gevaar zettende karakter van de situatie weg te nemen. Dit heeft gevaar voor personen opgeleverd, welk gevaar zich in de namiddag van 8 november 2013 heeft verwezenlijkt. Nu het bovendien eenvoudig en ook niet bezwaarlijk is voor de gemeente Venray om een extra veiligheidsmaatregel te treffen – hetgeen zij ook reeds heeft gedaan – maakt dat de kantonrechter van oordeel is dat de gemeente Venray op de voet van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster] bij het ongeval heeft opgelopen. De daartoe strekkende verklaring voor recht is derhalve toewijsbaar.

4.9.
Een bespreking van de subsidiaire grondslag (artikel 6:162 BW) behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking meer.

Proceskosten
4.10.
De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa Rv de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van [verzoekster] te begroten en dient daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Ook deze kosten, die in beginsel volledig voor vergoeding in aanmerking komen, dienen aldus te voldoen aan de zogenaamde dubbele redelijkheidstoets. Naar het oordeel van de kantonrechter is het redelijk dat [verzoekster] wat betreft deze procedure juridische bijstand heeft ingeroepen en is voldoende onderbouwd hoe de declaratie van de juridische kosten is opgebouwd. Door de gemeente Venray is hier geen verweer tegen gevoerd. De kosten en de aan de zaak bestede tijd komen ook de kantonrechter niet bovenmatig voor.

4.11.
Conform de door [verzoekster] in het verzoekschrift en ter zitting overgelegde urenspecificatie wordt uitgegaan van 4,5 uur voor het opstellen van het verzoekschrift en correspondentie ad € 250,00 per uur. Dit dient vermeerderd te worden met 21 % btw ad € 250,42 alsmede 6 % kantoorkosten ad € 67,50. Aan voorbespreking, bestudering van het verweerschrift, de zitting en correspondentie heeft de gemachtigde van [verzoekster] 6,5 uur besteed. Het hiervoor in rekening gebrachte uurtarief bedraagt € 265,00 en dient eveneens vermeerderd te worden met 21 % btw ad € 361,72. De kantonrechter begroot de kosten aan de zijde van [verzoekster] derhalve op in totaal € 3.606,14 inclusief btw en kantoorkosten.

4.12.
Bij deze uitkomst van de onderhavige deelgeschil procedure – waarbij de aansprakelijkheid van de gemeente Venray is vastgesteld – dient de gemeente Venray ten slotte als de in het ongelijk gestelde partij te worden aangemerkt, zodat zij verplicht dient te worden verwezen in de proceskosten. ECLI:NL:RBLIM:2017:2465