RBROT 220324 geen letsel; gebrekkige opstal; parkeergarage aansprakelijk voor autoschade door ijzel op inrit; exoneratie slaagt niet
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 220324 geen letsel; gebrekkige opstal; parkeergarage aansprakelijk voor autoschade door ijzel op inrit; exoneratie slaagt niet
2De beoordeling
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Op 18 december 2022 wilde [naam 2] (hierna: ‘[naam 2]’) rond 21.30 uur met zijn leaseauto parkeren in de parkeergarage P9 Antarctica in Amsterdam. Alphabet is de eigenaar van de auto en Apcoa is de eigenaar van de parkeergarage. De parkeergarage heeft een dalende inrit. Volgens Alphabet is [naam 2] toen hij de parkeergarage inreed, door gladheid met zijn auto omlaaggegleden tegen een betonnen muur. Alphabet wil dat Apcoa de schade aan de auto, de expertisekosten voor het vaststellen van de schade en de buitengerechtelijke kosten vergoedt. Apcoa is het hier niet mee eens. Volgens haar heeft Alphabet geen vorderingsrecht, omdat zij geen procespartij is. Verder heeft Apcoa in haar algemene voorwaarden aansprakelijkheid voor schade aan auto’s van parkeerders uitgesloten. Apcoa betwist dat de helling gevaarlijk glad was en dat de schade aan de auto daardoor is ontstaan. Apcoa betwist ook de hoogte van de gestelde schade en de expertisekosten.
Bevoegdheid en toepasselijk recht
2.2.
Alphabet is gevestigd in België en Apcoa in Nederland. De zaak heeft daarmee een internationaal aspect.
2.3.
De Nederlandse rechter is bevoegd omdat het schadebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan (artikel 7 aanhef en lid 2 Brussel I bis-Verordening). Nederlands recht is van toepassing omdat de schade zich in Nederland heeft voorgedaan (artikel 4 lid 1 Rome II-Verordening in verbinding met overweging 17 Rome II-Verordening).
Ontvankelijkheid
2.4.
Alphabet stelt dat Alphabet Belgium en Alphabet Belgium Long Term Rental handelsnamen zijn van dezelfde rechtspersoon naar Belgisch recht en dat ze allebei geregistreerd staan onder het ondernemingsnummer [nummer]. Alphabet heeft ter onderbouwing een uittreksel van de Kruispuntbank van Ondernemingen, het Belgische handelsregister, overgelegd. Apcoa voert hiertegenover slechts aan dat [bedrijf 1] is en dat dat mogelijk een andere rechtspersoon is dan Alphabet Belgium, maar zij heeft dit standpunt verder niet onderbouwd. Bij de verdere beoordeling gaat de kantonrechter ervan uit dat het één rechtspersoon is en deze wordt aangeduid als Alphabet.
2.5.
Alphabet is de eigenaar van de auto waar het in deze zaak over gaat. De auto heeft het kenteken [kenteken]. Alphabet heeft een factuur en een kentekenbewijs overgelegd waaruit blijkt dat zij de eigenaar is van deze auto. Alphabet heeft ook een afleverbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de auto in het kader van een leaseovereenkomst aan [naam 2] is afgeleverd.
2.6.
Gelet op het bovenstaande is Alphabet ontvankelijk in haar eis.
Juridisch kader
2.7.
Artikel 6:174 BW lid 1 BW bepaalt dat de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen oplevert, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt, aansprakelijk is. Bestanddelen van een opstal vallen hier ook onder.
2.8.
Bij het antwoord op de vraag of een opstal voldoet aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mogen worden gesteld, en dus niet gebrekkig is, komt het aan op de – naar objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of deze, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.1
2.9.
Onder de gebrekkige toestand kan ook worden verstaan een gevaarlijke toestand die onveranderd wordt gelaten. Hiervan kan sprake zijn als de eigenaar van een opstal is tekortgeschoten in een op hem rustende zorgverplichting, waaronder het bestrijden van gladheid en het vervullen van zijn waarschuwingsplicht.
Toetsing aan artikel 6:174 BW
2.10.
Gelet op wat partijen hebben aangevoerd is vast komen te staan dat het wegdek van de inrit glad was als gevolg van ijzel. Dit blijkt onder meer uit de verklaringen van [naam 2] en een medewerker van het autobergingsbedrijf dat de auto heeft weggetakeld. [naam 2] heeft verklaard dat de bodem bevroren was, dat de klinkers bij het binnenrijden van het parkeerterrein genoeg grip gaven om normaal te rijden, maar dat de gladde betonnen plaat van de afdaling niet genoeg grip gaf. Deze was een ijsbaan en hierdoor schoof hij onmiddellijk rechtdoor tegen de betonnen muur. Hij kon niet meer remmen of de bocht nemen, omdat hij geen grip had. De chauffeur van het autobergingsbedrijf heeft verklaard dat hij te voet naar beneden schoof en dat hij door de aanwezige ijslaag de auto alleen naar boven kon takelen met een lier, omdat naar beneden rijden met een (vracht-)wagen niet verantwoord was geweest in verband met de gladheid. Dat de chauffeur pas enkele uren na het binnenrijden van [naam 2] aanwezig was maakt niet dat aan deze verklaring geen waarde toekomt, gelet op de verdere stukken die zijn bijgevoegd. Uit het bericht van het KNMI blijkt dat het op 18 december 2022 in heel Nederland enige uren glad was als gevolg van ijzel en dat daarvoor code oranje was afgegeven door het KNMI. Op de eerste foto van productie 1 bij dagvaarding is rechtsonder ook een blok ijs te zien.
2.11.
Apcoa heeft betwist dat het wegdek glad was, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij bijvoorbeeld geen verklaringen bijgevoegd waaruit blijkt dat het wegdek niet glad was. Apcoa heeft niet weersproken dat [naam 2] via de intercom drie keer contact heeft gehad met een medewerker van Apcoa. Zij had dus polshoogte kunnen gaan nemen op die avond.
2.12.
Het enkele feit dat het wegdek glad was vanwege de aanwezigheid van ijzel betekent niet direct dat sprake was van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW2, maar in dit geval is sprake van een bijzondere situatie. Ten eerste is er de afdalende helling. In het algemeen geldt dat als sprake kan zijn van gladheid de weggebruiker zijn verkeersgedrag daaraan moet aanpassen door bijvoorbeeld zijn snelheid aan te passen. Bij een afdalende helling is het echter zo dat als een weggebruiker eenmaal die helling is opgereden hij weinig meer kan doen als de helling erg glad blijkt te zijn. Als een auto op een helling begint te schuiven heeft remmen geen effect meer omdat de banden geen grip hebben. Dit geldt ook als een weggebruiker met zeer gematigde snelheid (dus zeer voorzichtig) de helling oprijdt. Ten tweede buigt het wegdek na de helling direct af in een hoek van 90° en staat er aan het einde van de helling een betonnen muur (zie de foto hieronder). Door deze situatie wordt een specifiek gevaar in het leven geroepen dat een auto bij gladheid op de helling tegen de betonnen muur botst.
2.13.
Gelet op deze specifieke combinatie van omstandigheden van gladheid, de afdalende helling en de betonnen muur was sprake van een gevaarlijke toestand. In die situatie lag op Apcoa de zorgplicht om gladheid te bestrijden. Apcoa heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er niet was gestrooid. Apcoa heeft dus geen maatregelen genomen om de gladheid te bestrijden, terwijl dit wel mogelijk was en van haar ook redelijkerwijs te vergen.
2.14.
Ook staat vast dat er schade was aan de auto. Dit blijkt uit het door Alphabet bijgevoegde rapport en de overgelegde foto’s. Apcoa betwist weliswaar dat de schade is ontstaan door de gebeurtenis op 18 december 2022, maar zij heeft dit niet voldoende onderbouwd. Uit niets blijkt dat tussen de avond van 18 december 2022 en de beoordeling van de schade op 6 februari 2023 nog met de auto is gereden. Alphabet heeft gesteld dat de auto door de takelwagen direct naar de garage is gebracht en daar is gebleven tot de schade was hersteld. Op de foto’s die in de garage zijn genomen, is te zien dat er schade is aan de voorkant van de auto. Dit komt overeen met de toedracht zoals [naam 2] die heeft omschreven. Dat op de foto’s die zijn genomen op de avond van 18 december 2022 de schade niet goed zichtbaar is doet daar niet aan af, omdat die foto’s zijn genomen in zeer donkere omstandigheden.
2.15.
Gelet op het bovenstaande is vast komen te staan dat de helling dusdanig glad was dat [naam 2], toen hij de helling opreed, direct naar beneden schoof. Gelet op de specifieke indeling van de parkeergarage lag op Apcoa de zorgplicht om de gladheid te bestrijden en dat heeft zij niet gedaan. Hiervoor leverde de helling gevaar op en dat gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, want [naam 2] is als gevolg van de gladheid tegen de betonnen muur gereden en daardoor is schade ontstaan. Apcoa is daarom aansprakelijk voor de door Alphabet geleden schade.
Snelheid?
2.16.
Apcoa stelt dat [naam 2] met een snelheid die aanzienlijk hoger ligt dan de toegestane maximumsnelheid van 5 km/u over het terrein en naar de helling is gereden. Dit blijkt volgens Apcoa uit de videobeelden. De kantonrechter volgt dit standpunt niet. Op deze beelden is niet te zien hoe hard [naam 2] precies reed, maar daaruit is niet op te maken dat [naam 2] met een te hoge snelheid over het parkeerterrein reed. Bovendien stoppen de beelden vlak voor het moment dat [naam 2] de helling nadert, zodat niet te zien is hoe [naam 2] de helling oprijdt.
Exoneratiebeding
2.17.
In artikel 11 van de algemene voorwaarden van Apcoa staat het volgende:
“(..) Eigenaar aanvaardt voorts geen enkele aansprakelijkheid voor welke schade dan ook aan de eigendommen van Parkeerder alsmede ter zake van lichamelijk letsel en/of enige andere schade, direct of indirect veroorzaakt door of ten gevolge van het gebruik van de Parkeervoorziening, tenzij de schade direct is veroorzaakt door of vanwege Eigenaar (..).”
2.18.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 2] met de auto de parkeergarage van Apcoa is ingereden. Daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen tussen [naam 2] en Apcoa. Alphabet is bij die overeenkomst geen partij en zij wordt door de algemene voorwaarden van Apcoa in beginsel dus niet gebonden. Onder omstandigheden kan een exoneratiebeding ook worden ingeroepen tegenover een derde als Apcoa, maar dan moet daarvoor een voldoende rechtvaardiging zijn.3 Die rechtvaardiging is er hier niet. Hierin wordt ook meegewogen dat een dergelijk beding op grond van artikel 6:237 onder f BW vermoed wordt onredelijk bezwarend te zijn. Apcoa heeft niet uitgelegd waarom deze beperking van haar aansprakelijkheid hier gerechtvaardigd is jegens [naam 2] en/of Alphabet.
Schade
2.19.
Apcoa moet de schade van € 7.776,14 aan Alphabet vergoeden. Alphabet heeft ter onderbouwing van haar schade een rapport van 7 februari 2023 van [bedrijf 2] in het geding gebracht. De schade is vastgesteld op € 6.426,56 exclusief btw. Uit de bijgevoegde factuur blijkt dat Alphabet € 7.776,14 (€ 6.426,56 + € 1.349,58 btw) heeft betaald voor het herstellen van de schade. Apcoa heeft de hoogte van de schade niet gemotiveerd betwist.
Expertisekosten
2.20.
Apcoa moet ook de expertisekosten van € 90,95 aan Alphabet vergoeden. Op grond van artikel 6:96 lid 2 aanhef en onder b BW kunnen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid voor vergoeding als vermogensschade in aanmerking komen, mits het in de gegeven omstandigheden redelijk is geweest dat kosten zijn gemaakt en de kosten op zich ook redelijk zijn. Apcoa heeft op goede gronden kunnen besluiten een deskundige in te schakelen om de door haar geleden schade vast te stellen. Het is dan ook redelijk dat de hiermee gepaard gaande kosten voor rekening van Apcoa komen.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.21.
De incassokosten van € 763,81 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
Rente
2.22.
De rente wordt toegewezen vanaf de dag van dagvaarding, omdat Alphabet voor toewijzing vanaf een eerdere datum geen grondslag heeft gesteld. Alphabet heeft wel genoeg gesteld waaruit volgt dat de rente moet worden betaald en Apcoa heeft dat niet betwist.
Proceskosten
2.23.
Apcoa moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot deze kosten aan de kant van Alphabet op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 514,- aan griffierecht, € 678,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 339,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 1.459,42. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.24.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv). ECLI:NL:RBROT:2024:2427
1Hoge Raad 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236
2Hoge Raad 3 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2202
3Hoge Raad 20 juni 1986, ECLI:NL:HR:1986:AD5694