Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 170322 bewijsopdracht wn-er tzv gestelde ziekmakende arbeidsomstandigheden bij fruitbedrijf

GHSHE 170322 bewijsopdracht wn-er tzv gestelde ziekmakende arbeidsomstandigheden bij fruitbedrijf

Schadevergoeding / verklaring voor recht

3.20.
[de werkneemster] verzoekt een vergoeding (en een verklaring voor recht) voor de schade (inkomstenverlies) die zij heeft geleden als gevolg van de arbeidsomstandigheden bij [de werkgever] , die haar ziek hebben gemaakt. Zij doet in dat kader een beroep op de artikelen 7:611 BW (goed werkgeverschap), 7:658 BW (aansprakelijkheid werkgever voor schade die werknemer lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden) en 7:686 BW (tekortkoming in de nakoming van de arbeidsovereenkomst). Ter zitting van dit hof heeft [de werkneemster] verklaard dat zij voor meerdere ankers gaat liggen, maar wel steeds uitgaat van hetzelfde feitencomplex (zie hierna onder 3.22) en dezelfde norm (ziek door de arbeidsomstandigheden).

3.21.
Artikel 7:686a lid 3 BW opent de mogelijkheid op die basis (7:611/7:658/7:686 BW) in deze procedure vergoeding van de inkomensschade te verzoeken. [de werkneemster] is daarom ontvankelijk in haar verzoeken tot betaling van een schadevergoeding en een verklaring voor recht.

3.22.
Volgens [de werkneemster] waren de arbeidsomstandigheden bij [de werkgever] dusdanig erbarmelijk dat zij er ziek van is geworden. [de werkgever] heeft veel Poolse werknemers in dienst, die onbekend zijn met hun rechten en door taalproblemen niet in staat zijn om hun rechten geldend te maken. Er heerste grote angst om ontslagen te worden. Dit maakte hun positie kwetsbaar. Er werd toezicht gehouden door zogenaamde Poolse ‘voormannen’ (dat kunnen zowel mannen als vrouwen zijn) die een schrikbewind voerden. Zij maakten zich schuldig aan pesterijen en er werd grote druk uitgeoefend op de werknemers om harder te werken. Commentaar geven of klagen mocht niet en als werknemers dit wel deden werd er met ontslag gedreigd. Toen [de werkneemster] op 5 september 2018 haar mening gaf over de denigrerende manier waarop zij toegesproken was door een voorman (ze was het toiletpapier vergeten op te hangen tijdens de schoonmaakwerkzaamheden), werd ze niet gehoord door haar werkgever. Haar vakantieverzoek, dat zij een paar dagen voor 5 september 2018 had ingediend, werd voor de derde keer in het laatste half jaar geweigerd, terwijl dit voorheen nooit een probleem was.

Werknemers moesten in de zomer lange dagen werken onder hoge temperaturen. Bij het werken op het land waren de sanitaire voorzieningen nagenoeg nihil. Voor 80 werknemers was er één mobiel toilet, dat ook nog eens aan de andere kant van het veld stond. Als een werknemer in de pauze naar het toilet wilde, moest hij of zij rennen om dat binnen de pauze te kunnen doen. In de kassen was geen toilet aanwezig. Toen [de werkneemster] eens vroeg of daar een mobiel toilet kon komen, werd zij uitgelachen (ze moest maar een emmer meenemen).

Het sorteerwerk van fruit moest, na een lange dag op het veld, staand gebeuren om een hogere productie te behalen. [de werkneemster] moest sinds 2010 ook schoonmaakwerkzaamheden verrichten, terwijl dit niet onder haar functie viel. [de werkneemster] stelt continu stress en een vervelende atmosfeer te hebben ervaren. Volgens haar was er geen mogelijkheid om met de leiding over (de inhoud van) het werk te overleggen, in ieder geval niet toen de leiding in handen kwam van [de direct leidinggevende] .

3.23.
[de werkgever] betwist dat de arbeidsomstandigheden binnen haar organisatie dusdanig waren dat [de werkneemster] er ziek van is geworden. Volgens haar wordt in hete zomers een tropenrooster gehanteerd. Een deel van hun werktijd werken de werknemers op het veld en daar staat inderdaad niet op iedere plek een toilet, maar indien nodig plaatst [de werkgever] mobiele toiletten. Tijdens het sorteren is het gebruikelijk om te staan, echter er zijn ergonomische sta-zit-krukken beschikbaar. [de werkgever] moedigt een concurrerende sfeer tussen haar werknemers niet aan, maar stelt dat onder Poolse werknemers een (culturele) vanzelfsprekendheid bestaat om hard te werken en werk zo optimaal mogelijk te doen.

Aan [de werkneemster] is gevraagd of zij enkele schoonmaakwerkzaamheden wilde doen en daar is zij destijds positief op ingegaan. Vakantieverzoeken worden in beginsel ingewilligd, mits niet in de kerstperiode (piekperiode voor zacht fruit) en dit wordt in de sollicitatiefase aan (toekomstige) werknemers ook duidelijk gemaakt. Volgens [de werkgever] had [de werkneemster] begin september 2018 aan [de direct leidinggevende] gevraagd of zij een paar dagen later een vakantie van 3 weken kon opnemen. Het was kort dag, betrof net een drukke periode én [de werkneemster] had al veel vakantie gehad en geen vakantiedagen meer over (haar verlofsado was op dat moment -1,67). Daarom reageerde [de direct leidinggevende] afwijzend op haar vakantieverzoek. Tijdens het gesprek van 5 september 2018 wilde [de werkneemster] het weer over het verlof hebben en heeft zij volgens [de werkgever] gedreigd met een ziekmelding. [de direct leidinggevende] wilde het niet over de vakantie hebben maar haar functioneren bespreken. Het gesprek verliep niet meer soepel en is beëindigd, met het voorstel om een paar dagen later te hervatten. [de werkneemster] heeft zich de volgende dag, 6 september 2018, inderdaad ziekgemeld. Mede op verzoek van [de werkneemster] zelf is [de direct leidinggevende] op 7 september 2018 bij haar thuis langs gegaan om de situatie te bespreken. Dit had een averechts effect. De bezwaren die [de werkneemster] toen uitte over onderdrukking en niet goed in haar vel zitten door de arbeidssituatie, had [de direct leidinggevende] nooit eerder van haar gehoord. [de direct leidinggevende] heeft navraag bij de voormannen gedaan en die wisten ook niet van de door [de werkneemster] geuite klachten. In het verleden heeft [de werkneemster] zich juist steeds positief over [de werkgever] uitgelaten en ook uit het feit dat ze ieder keer na de tijdelijke contracten weer terug wilde komen, kan tevredenheid worden afgeleid. [de werkgever] heeft de juiste stappen gezet in het kader van de re-integratie en dus de juiste zorg gegeven. [de werkneemster] heeft zelf verklaard moeite te hebben met het aangeven van haar grenzen en dat is volgens [de werkgever] dan ook oorzaak van haar verminderde psychische gesteldheid. Ook al zouden haar mentale klachten tijdens het dienstverband zijn ontstaan, dan betekent dat volgens [de werkgever] niet dat de arbeidsomstandigheden (naar objectieve maatstaven) daarvan de oorzaak zijn.

3.24.
Het hof acht op basis van hetgeen partijen over en weer over de arbeidsomstandigheden hebben aangevoerd en het bewijsaanbod van [de werkneemster] op dit punt, een feitenonderzoek nodig. Het hof zal in dat kader eerst [de werkneemster] toe gaan laten tot bewijslevering door middel van het doen horen van getuigen, teneinde te bewijzen dat de arbeidsomstandigheden bij [de werkgever] dusdanig waren dat [de werkneemster] er ziek van is geworden, nadat eerst een aktewisseling heeft plaatsgevonden als hierboven weergegeven. Voor zover de getuigen de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en in hun eigen (Poolse) taal willen getuigen, dient [de werkneemster] zorg te dragen voor een beëdigde professionele tolk die opgenomen is in het tolkenregister.

3.25.
Het hof zal na kennisname van de resultaten van het getuigenverhoor zo nodig beoordelen of ook (nader) deskundigenonderzoek noodzakelijk is.
De te benoemen raadsheer-commissaris zal tevens bevoegd zijn zowel tijdens als na het getuigenverhoor of de getuigenverhoren op ieder moment een schikking te beproeven, zodat partijen hiermee rekening dienen te houden en derhalve dienen te zorgen dat steeds namens ieder van hen een persoon aanwezig zal zijn die bevoegd is een schikking te sluiten.

3.26.
In afwachting van de aktewisseling en daarna plaatsvindende bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. ECLI:NL:GHSHE:2022:879