Rb R.dam 210710 psychisch letsel als gevolg van verdachtmaking aan adres van beheerder zwarte kas,
- Meer over dit onderwerp:
Rb R.dam 210710 psychisch letsel als gevolg van verdachtmaking aan adres van beheerder zwarte kas, belastinggarantie afgewezen
2.1. [eiser], geboren op 30 augustus 1950, is in 1992 in dienst getreden bij Observator, waar hij laatstelijk de functie vervulde van hoofd financiële administratie.
2.2. In 2001 is een arbeidsconflict ontstaan tussen Observator en [eiser]. Op 18 mei 2001 heeft [eiser] zich ziek gemeld. Op 29 juni 2001 heeft Observator [eiser] op staande voet ontslagen. Nadat [eiser] op 11 juli 2000 en de nietigheid van het ontslag had ingeroepen, is de arbeidsovereenkomst op verzoek van Observator bij beschikking van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, van 19 oktober 2001 ontbonden, zonder toekenning van een vergoeding aan [eiser]. Vanaf 1 juli 2001 heeft Observator loonbetaling aan [eiser] gestaakt. Vanaf dat moment had [eiser] geen bron van inkomsten.
2.3. In december 2001 heeft [eiser] Observator betrokken in een procedure op grond van artikel 7:658 BW (kennelijk onredelijk ontslag). In die procedure heeft Observator bij eis in reconventie een vordering van € 53.036,92 tegen [eiser] ingesteld.
2.4. Op vordering van [eiser] heeft de kantonrechter bij vonnis van 21 februari 2002 Observator veroordeeld om aan [eiser] te betalen het vakantiegeld over de jaren 1998, 1999 en 2000 ten bedrage van € 11.176,06, vermeerderd met de wettelijke verhoging en wettelijke rente. Observator heeft vervolgens een bedrag van € 19.847,21 overgemaakt op de derdenrekening van de toenmalige gemachtigde van [eiser]. Diezelfde dag heeft Observator dat bedrag door middel van een daarop gelegd conservatoir beslag geblokkeerd. Een vordering in kort geding van [eiser] strekkende tot opheffing van dat beslag is bij vonnis in kort geding van 16 juli 2002 van de voorzieningenrechter in deze rechtbank afgewezen.
2.5. In de kennelijk onredelijk ontslag-procedure heeft de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Rotterdam, bij vonnis van 11 februari 2004 het ontslag kennelijk onredelijk geoordeeld en Observator veroordeelt om aan [eiser] te voldoen een bedrag van € 127.211,17 bruto, vermeerderd met enige wettelijke verhoging en wettelijke rente. De vordering in reconventie van Observator is afgewezen. In hoger beroep heeft het gerechtshof 's-Gravenhage bij arrest van 10 maart 2006, behoudens enkele aanvullingen, het oordeel van de kantonrechter gevolgd.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis - samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Observator te veroordelen tot betaling aan [eiser] van:
A. € 2.253,53;
B. € 1.844,27;
C. € 311.471,05;
D. € 94.032,74;
E. € 2.842,00,
alles vermeerderd met rente en kosten, alsmede ter zake van de onder C en D genoemde bedragen een belastinggarantie op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor het geval Observator met het verstrekken van deze belastinggarantie in gebreke blijft.
3.2. Observator voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser], bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser] grondt zijn vorderingen op onrechtmatige daad. [eiser] stelt daartoe tegen de achtergrond van de vaststaande feiten - kort weergegeven - het volgende.
vordering A:
Het arrest van het gerechtshof 's-Gravenhage van 10 maart 2006 is in kracht van gewijsde gegaan. Daarmee staat vast dat het door Observator gelegde beslag op de aan [eiser] toekomende gelden op de derdengeldrekening van de toenmalige gemachtigde van [eiser] onrechtmatig was. Observator dient de door [eiser] als gevolg van het beslag geleden schade te vergoeden. Deze schade bestaat in ieder geval uit de kosten van rechtsbijstand in verband met het kort geding tot opheffing van het beslag ten bedrage van € 2.253,53.
vordering B:
Observator heeft ten onrechte geweigerd om mee te werken aan bruto betaling van de ontslagvergoeding. Daardoor werd [eiser] genoodzaakt om een belastingadviseur in te schakelen waarna, na een bezwaarprocedure bij de belastingdienst, de aan [eiser] toegewezen ontslagvergoeding alsnog fiscaal zo gunstig mogelijk kon worden aangewend. De kosten verbonden aan het inschakelen van de belastingadviseur hebben € 1.844,27 bedragen. Observator dient die kosten aan [eiser] te vergoeden.
vordering C en D:
Observator heeft onrechtmatig gehandeld jegens [eiser]. De proceshouding van Observator was gebaseerd op bedrog en valsheid in geschrifte. Observator heeft haar vordering in reconventie gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of had behoren te kennen. Observator heeft in de procedures geknoeid met bewijsmateriaal en zo bewust een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Observator heeft [eiser] bewust in strijd met de waarheid in een zeer ongunstig daglicht gesteld. Observator heeft de vordering in reconventie, en het hoger beroep, ingesteld met geen ander doel dan het schaden van [eiser] en om zo een mogelijke veroordeling in een ontslagvergoeding te ontlopen, althans te kunnen compenseren. Voor [eiser] waren de procedures bijzonder belastend. Terwijl [eiser] financieel aan de grond zat omdat hij geen inkomen had, heeft Observator hem nog verder psychisch belast door, met het enkele doel om hem het vuur aan de schenen te leggen en financieel uit te roken, beslag te leggen op de hem toegewezen gelden. [eiser] heeft door al deze omstandigheden ernstig psychisch letsel opgelopen. Bij [eiser] is door de procedure en het daaraan verbonden handelen van Observator (beslag, proceshouding) een ernstige psychiatrische stoornis ontstaan. [eiser] is hierdoor arbeidsongeschikt geraakt en sindsdien gebleven. [eiser] sluit uit dat hij er in de toekomst nog in zal slagen werk te vinden, althans een dienstbetrekking van zijn niveau. De door [eiser] dientengevolge geleden schade betreft verlies van arbeidsvermogen (inclusief vakantiegeld), te begroten op een bedrag van € 311.471,05, en verlies aan opgebouwde pensioenrechten, te begroten op een bedrag van € 94.032,74.
vordering E:
[eiser] heeft buitengerechtelijke kosten gemaakt. Deze kosten dienen op grond van het rapport Voorwerk II, aanbevelingen I en II, te worden vastgesteld op € 2.842,00.
(....)
4.36. De rechtbank kan uit hetgeen door partijen is gesteld en uit hetgeen blijkt uit de overgelegde producties - evenals de kantonrechter en het gerechtshof voor haar - niet anders opmaken dan dat Observator heeft getracht [eiser] tot zondebok te maken van de gevolgen van het gedurende een reeks van jaren voeren van een zwarte kas en van de gebrekkige administratie die daar mede het gevolg van was. Voorts stelt de rechtbank vast dat Observator, door [eiser] tijdens ziekte op staande voet te ontslaan, diffamerende uitlatingen omtrent hem te doen in de vervolgens gevoerde procedures, een forse reconventionele vordering tegen hem in te stellen en aan hem toegekende gelden te blokkeren door daarop conservator derdenbeslag te leggen, [eiser] onder aanzienlijke psychische druk heeft geplaatst.
4.37. De rechtbank is op grond van hetgeen hiervoor is overwogen van oordeel dat Observator niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Dat onrechtmatige handelen betreft zowel het kennelijk onredelijk geoordeelde ontslag als de ingestelde reconventionele vordering en de standpunten die door Observator zijn ingenomen in de in het verlengde van het ontslag tussen partijen gevoerde procedures, alsmede het beslag dat werd gelegd op de aan [eiser] toegewezen en door Observator naar de derdengeldrekening van de advocaat van [eiser] overgemaakte gelden.
Psychische klachten
4.38. Observator betwist de door [eiser] gestelde psychische klachten. Voor zover Observator daarmee bedoelt aan te voeren dat er bij [eiser] in het geheel geen sprake is geweest van psychische klachten, gaat de rechtbank aan die stelling voorbij. Uit de door [eiser] overgelegde producties, waaronder een medisch rapport van 19 april 2006 van bezwaarverzekeringsarts J.C. Weegink (productie 1 bij akte van 6 mei 2009) blijkt dat [eiser] op 28 mei 2001 uitviel wegens psychische klachten en een ontregeling van de Diabetis Mellitus.
4.39. Voorts blijkt uit een rapport van 29 januari 2007 van psychiat[X] (productie 22 bij akte van 6 mei 2009) dat er in de visie van die deskundige voorafgaande, op, en na 27 mei 2002 bij [eiser] sprake was van een stoornis in psychiatrische zin. De deskundige rapporteert aan een bezwaarverzekeringsgeneeskundige van UWV Nederland B.V. dat er sprake was van een depressie in engere zin met vitale kenmerken en dat de ernst daarvan dermate was dat [eiser] in die periode hooguit in staat was tot basaal functioneren op microniveau, dat wil zeggen het uitvoeren van de meest relevante zaken om te overleven (slapen, eten, zelfverzorging). Gelet op deze onderbouwing van de door [eiser] gestelde psychische klachten lag het op de weg van Observator om haar betwisting daarvan te motiveren, hetgeen zij niet heeft gedaan.
Causaal verband
4.40. Observator betwist dat er een causaal verband is tussen de door [eiser] gestelde schade en haar onrechtmatig geachte handelen. Observator wijst er in dit verband op dat psychische klachten door meerdere omstandigheden kunnen ontstaan. Observator noemt lichamelijke klachten en andere omstandigheden in het leven van [eiser] die psychische klachten kunnen veroorzaken. Observator wijst erop dat in de vraagstelling die is voorgelegd aan psychiater [X] niet is betrokken de vraag wat de oorzaak is geweest van de door hem vastgestelde stoornis.
4.41. Evident is dat het doel van het onderzoek door psychiater [X] niet was om vast te stellen wat de oorzaak was van eventueel door hem bij [eiser] vast te stellen stoornissen. Aan het rapport van psychiater [X] kan dan ook geen beslissende betekenis worden toegekend ten aanzien van de beantwoording van de vraag of causaal verband bestaat tussen het onrechtmatig handelen van Observator en de door [eiser] gestelde schade.
Deskundige
4.42. De rechtbank heeft behoefte aan voorlichting door een deskundige met betrekking tot onder meer de vragen wat sedert mei 2001 de aard en de ernst is geweest van de klachten en beperkingen van [eiser] op psychiatrisch gebied, alsmede omtrent de oorzaak of oorzaken van die klachten en beperkingen.
4.43. Voorshands komt het de rechtbank voor dat zou kunnen worden volstaan met de benoeming van één deskundige in de persoon van een psychiater, bijvoorbeeld [Y] te Groningen. Voor wat betreft de vraagstelling zou gedacht kunnen worden aan de meest recente versie van de zogeheten IWMD-vraagstelling "vraagstelling causaal verband bij ongeval versie januari 2010", voor zover noodzakelijk nader toegespitst op het onderhavige geschil.
Comparitie van partijen
4.44. De rechtbank zal een comparitie van partijen gelasten opdat de rechtbank overleg met partijen kan voeren omtrent het eventueel te gelasten deskundigenonderzoek.
4.45. Beide partijen worden verzocht zich bij brief aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - en de wederpartij uiterlijk veertien dagen voor de comparitiedatum - bij voorkeur na overleg en eenparig - uit te laten omtrent de modaliteiten van het eventueel door de rechtbank te gelasten deskundigenonderzoek (deskundigheidsgebied, aantal deskundigen, na(a)m(en) van de te benoemen deskundige(n), vraagstelling en kosten).
Verlies van arbeidsvermogen
4.46. Observator betwist - voor zover zou worden geoordeeld dat er sprake is van causaliteit - dat er sprake is van verlies van arbeidsvermogen. Observator wijst er in dit verband op dat [eiser] actief is bij een schaakclub.
4.47. Het komt de rechtbank voor dat het feit dat iemand bij wijze van hobby actief is bij een schaakclub niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat er geen sprake kan zijn van verlies van arbeidsvermogen. In dit kader is relevant dat [eiser] de stelling van Observator dat de schaakcompetitie waaraan hij deelneemt een hoog niveau betreft, gemotiveerd heeft weersproken, waarna Observator die stelling niet heeft gemotiveerd. Met betrekking tot het blijven uitoefenen van deze hobby door [eiser] verdient opmerking dat het waarschijnlijk niet is aan te bevelen dat iemand die op het werk uitvalt (mede) door psychische klachten zijn bestaande hobby's staakt. De vraag welke betekenis kan worden toegekend aan het feit dat [eiser] bepaalde activiteiten bij een schaakclub heeft kunnen verrichten, kan echter worden voorgelegd aan de door de rechtbank te benoemen deskundige(n).
Schadebeperkingsplicht
4.48. In de visie van Observator kan het eventuele gederfd hebben van inkomen uit arbeid door [eiser] niet aan Observator worden toegerekend omdat [eiser] door ter zake van zijn klachten geen professionele hulp van een psychiater in te roepen zijn herstel heeft belemmerd.
4.49. [eiser] wijst erop dat de aard van het ziektebeeld (een depressie in enge zin met vitale kenmerken) onder meer meebrengt dat [eiser] geen inzicht had in de ernst van zijn ziektebeeld. Voorts wijst [eiser] erop dat hij door toedoen van Observator was komen te verkeren in een problematische financiële situatie waardoor hij destijds niet beschikte over een ziektekostenverzekering.
4.50. Nu Observator betwist dat de aard van het ziektebeeld meebracht dat [eiser] inzicht had in de ernst daarvan, komt het zinvol voor hieromtrent een vraag aan de te benoemen deskundige voor te leggen. De verdere beoordeling van dit verweer zal de rechtbank aanhouden.
Toekomstige schade
4.51. Observator betwist tevens dat [eiser] aanspraak kan maken op vergoeding van "toekomstige" schade. Daarmee refereert Observator aan het onderdeel van de schadeberekening van [eiser] dat betrekking heeft op de periode vanaf 1 juli 2008. Observator leidt uit het rapport van psychiater [X] af dat de gezondheid van [eiser] in de loop van de tijd sterk is verbeterd. Observator wijst er voorts op dat de omstandigheden op de arbeidsmarkt in de loop van de tijd aanzienlijk zijn veranderd en dat aannemelijk is dat die wijziging negatieve gevolgen heeft gehad voor de kansen van [eiser] op de arbeidsmarkt. Dat valt in de visie van Observator niet aan haar toe te rekenen.
4.52. De rechtbank acht het inwinnen van het advies van een deskundig mede noodzakelijk om te trachten meer inzicht te krijgen in de ontwikkeling die de gezondheidstoestand van [eiser] in de loop van de tijd mogelijk heeft ondergaan. Ten aanzien van de vraag hoe de belastbaarheid van [eiser] zich in de loop van de tijd sedert het ontslag heeft ontwikkeld en welke conclusies daaraan kunnen worden verbonden voor wat betreft zijn arbeids(on)geschiktheid en zijn concrete mogelijkheden om (vanaf enig moment) wederom inkomen uit arbeid had kunnen verwerven, zal vervolgens - na advisering door een psychiater - wellicht advies dienen te worden ingewonnen van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
4.53. Opmerking verdient dat het eventueel aan te nemen causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van Observator en de uit het niet kunnen verwerven van inkomen uit arbeid door [eiser] voortvloeiende schade niet zonder meer wordt doorbroken indien arbeidsmarktomstandigheden de mogelijkheden voor [eiser] om inkomen uit arbeid te verwerven (verder) hebben beperkt. Iedere verdere beslissing hieromtrent zal de rechtbank aanhouden in afwachting van de adviezen van de deskundigen.
Ontslagvergoeding
4.54. Observator voert aan dat voor zover zou worden geoordeeld dat er sprake is van aan haar toerekenbare schade bestaande uit verlies van inkomsten uit arbeid, die schade reeds is verdisconteerd in de vergoeding die zij aan [eiser] heeft voldaan in het kader van de veroordelingen in de kennelijk onredelijk ontslag-procedure. Observator is van oordeel dat de schadevergoeding die in die procedure is toegekend door de wetgever is bedoeld als compensatie voor het verlies van de arbeidsplaats. Voor een afzonderlijke vergoeding in deze procedure bestaat haars inziens geen rechtsgrond.
4.55. De rechtbank is met Observator van oordeel dat de in het kader van de kennelijk onredelijk ontslag-procedure toegekende vergoeding relevant is in deze procedure. Dat betekent echter niet dat geen schade uit onrechtmatige daad kan worden toegewezen omdat reeds een schadevergoeding op grond van kennelijk onredelijk ontslag is toegekend. Wel zal de omvang van de in deze procedure in aanmerking te nemen schade mede worden bepaald door de reeds betaalde vergoeding.
4.56. De vraag of - en in welke mate - [eiser] als gevolg van het onrechtmatig handelen van Observator schade heeft geleden door verlies van toekomstige inkomsten uit arbeid (inclusief pensioeninkomsten), moet in beginsel worden beantwoord door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie met dat onrechtmatig handelen met de hypothetische situatie bij wegdenken van dat onrechtmatig handelen. Ten aanzien van de hypothetische situatie komt het daarbij aan op de redelijke verwachting over hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. In de feitelijke inkomenssituatie met het onrechtmatig handelen zal ook de reeds door Observator betaalde vergoeding dienen te worden betrokken.
Schadebegroting
4.57. Nadat de rechtbank eventueel zal zijn geadviseerd door (een psychiater en een verzekeringsarts en) een arbeidsdeskundige zal mogelijk de noodzaak bestaan van advisering door een deskundige op rekenkundig gebied en/of een pensioendeskundige. Daarom zal de rechtbank in dit stadium niet ingaan op hetgeen partijen hebben aangevoerd omtrent diverse aspecten van de schadeberekening.
4.58. Gelet op de procesverrichtingen die naar redelijke verwachting nog zullen moeten plaatsvinden, de daaraan voor beide partijen verbonden kosten en onzekerheden, en de tijd die daarmee gepaard zal gaan, ligt het in de rede dat partijen zich, mede op basis van hetgeen in dit vonnis is overwogen, bezinnen op de mogelijkheden om het geschil eventueel te beëindigen door een minnelijke regeling. Ter comparitie van partijen kan hieromtrent eventueel nader worden gesproken.
Belastinggarantie
4.59. [eiser] vordert op straffe van een dwangsom een belastinggarantie van Observator op grond waarvan Observator gehouden zal zijn belastingschade te betalen die zou kunnen ontstaan als de inspecteur van de belastingsdienst zou overgaan tot het belasten van een eventueel aan [eiser] toe te wijzen vergoeding ter zake van verlies van arbeidsvermogen en pensioenschade. [eiser] stelt in dit verband dat er geen absolute zekerheid bestaat met betrekking tot de vraag of de door een zelfstandige te ontvangen schadevergoeding - al dan niet terecht - door de belastingdienst aan inkomstenbelasting zal worden onderworpen. Hij verwijst in dit verband naar een uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 mei 2008, LJN: BD1512.
4.60. De rechtbank acht in dit verband van belang dat [eiser] geen zelfstandige is. Niet in geschil is immers dat [eiser] in loondienst werkzaam was voor Observator. Nu [eiser] onvoldoende heeft gemotiveerd dat het door hem gestelde risico in zijn situatie bestaat, zal zijn vordering ter zake van de veroordeling van Observator tot afgifte van een bankgarantie op straffe van een dwangsom worden afgewezen.
Vordering E
4.61. [eiser] maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
4.62. Nu [eiser], na betwisting door Observator dat [eiser] buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt, in het geheel niet heeft gespecificeerd welke buitengerechtelijke verrichtingen hebben plaatsgevonden en welke kosten daaruit zijn voortgevloeid, zal de rechtbank dit onderdeel van zijn vordering, bij gebreke van een voldoende onderbouwing, afwijzen. LJN BN7774