Hof Arnhem-Leeuwarden 190515 schending zorgplicht om gladheid nabij winkel te bestrijden; bewijsopdracht slachtoffer mbt betwiste toedracht; geen eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem-Leeuwarden 190515 schending zorgplicht om gladheid nabij winkel te bestrijden; bewijsopdracht slachtoffer mbt betwiste toedracht; geen eigen schuld
3 De vaststaande feiten
3.1
In de ochtend van woensdag 20 februari 2013 is [appellante] ten val gekomen op het trottoir voor de winkel van Ikea aan het Plein 100 te Hengelo. Op de dag van de val is [appellante] naar het St. Antonius-Hospital in Gronau gebracht, waar een fractuur in haar rechterenkel werd geconstateerd. Twee dagen na de val is zij in genoemd ziekenhuis aan de enkel geopereerd, waarbij osteosynthesemateriaal in de vorm van een metalen plaat en schroeven werden aangebracht. Hierna mocht [appellante] haar enkel zes tot acht weken niet belasten, zodat zij zich in een rolstoel of met krukken moest voortbewegen. [appellante] was ten tijde van het ongeval ongeveer 34 weken zwanger.
3.2
Volgens historische weergegevens is er op 19 februari 2013 in Twente gedurende vijf uur 1,4 mm neerslag gevallen, terwijl de temperatuur op die dag varieerde van plus 0,1 °C tot plus 3,7 °C. Eveneens volgens historische weergegevens is er op 20 februari 2013 geen neerslag gevallen, terwijl de temperatuur op die dag varieerde van min 4,3 °C tot plus 1,9 °C.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
In dit geding vordert [appellante] een verklaring voor recht dat Ikea aansprakelijk is en veroordeling tot schadevergoeding nader op te maken bij staat; bovendien vordert zij een voorschot van € 3.579,80 ter zake van materiële schade en van € 2.500,— ter zake van immateriële schade. Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank haar vorderingen afgewezen. Daartegen richten zich de grieven. Het hof zal die grieven zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken.
4.2
Als eerste is de vraag aan de orde of op Ikea de zorgplicht rust om in geval van winterse omstandigheden gladheid in het voetgangersgebied in de directe nabijheid van haar winkel te bestrijden. Anders dan de rechtbank beantwoordt het hof die vraag bevestigend. Volgens de eigen stellingen van Ikea ontvangt het Plein, alwaar zij is gevestigd, gemiddeld 5.000 bezoekers per dag (conclusie van antwoord onder 20) en beleven bezoekers hun bezoek aan Ikea als een ‘dagje uit’ (conclusie van dupliek onder 21). In verband met de bedoelde massaliteit en beleving zullen de bezoekers van Ikea niet steeds voldoende oplettend zijn en is de kans op ongevallen in geval van gladheid min of meer aanzienlijk. Het plotseling uitglijden als gevolg van gladheid leidt, zo is van algemene bekendheid, gemakkelijk tot letselschade. De kosten van maatregelen om gladheid te bestrijden, moet Ikea redelijkerwijs kunnen bestrijden uit de omzet die met de bedoelde massaliteit verbonden is. Dat Ikea die kosten niet kan dragen heeft zij ook niet aangevoerd; zij heeft integendeel aangevoerd dat zij volop aan gladheidsbestrijding doet (volgens haar onverplicht).
4.3
Nadat Ikea aanvankelijk niet had betwist dat [appellante] als gevolg van ‘gladheid ten gevolge van winterse omstandigheden’ ten val is gekomen (de conclusie van antwoord onder 4 houdt met zoveel woorden in dat zij bereid was om hiervan ‘in de onderhavige procedure’ uit te gaan), heeft zij dat bij conclusie van dupliek onder 3 alsnog gedaan. Daarbij beroept zij zich op een incidentenformulier dat na het ongeval door een medewerker van haar is ingevuld (productie 10 bij conclusie van antwoord), volgens welke [appellante] door haar enkel zou zijn gegaan. Van een erkenning door Ikea van de stellingen van [appellante] is geen sprake en het staat aan Ikea op zichzelf vrij om haar verweer aan te vullen. Het ligt daarom op de weg van [appellante] om tegenover de bedoelde betwisting bewijs bij te brengen van de door haar gestelde toedracht, namelijk dat het in de ochtend van 20 februari 2013 ter plaatse van de hoofdingang van Ikea glad was en dat haar val een gevolg daarvan is.
4.4
Voor zover Ikea ook heeft willen betwisten dat [appellante] direct voor de hoofdingang ten val is gekomen (zij heeft betwist dat [appellante] twee tot drie meter voor de ingang van de winkel ten val is gekomen, conclusie van antwoord onder 3) is die betwisting in het licht van het bedoelde incidentenformulier onvoldoende gemotiveerd. Dat formulier vermeldt als locatie van het incident: “buiten bij de hoofdingang”.
4.5
Indien [appellante] de toedracht bewijst, dus dat het ter plaatse van de hoofdingang van Ikea glad was en dat haar val een gevolg daarvan is, staat voldoende vast dat op 20 februari 2013 door Ikea en de door Ikea ingeschakelde hulppersonen onvoldoende aan gladheidsbestrijding is gedaan. Op 20 februari 2013 was er immers geen neerslag, zodat de enige verklaring voor de gladheid kan zijn dat bij de gladheidsbestrijding een stukje trottoir is overgeslagen. Juist ter plaatse van de hoofdingang van Ikea had dat niet mogen gebeuren. Een andere plausibele verklaring dan het (zonder reden) overslaan van een stukje trottoir is door Ikea niet genoemd. De enkele stelling van Ikea bij conclusie van dupliek onder 17 en memorie van antwoord onder 19 dat het ‘vrijwel’ respectievelijk ‘nagenoeg’ onmogelijk is ervoor te zorgen dat er bij winterse omstandigheden geen enkele gladheid resteert, is in dit verband onvoldoende. Indien er op 20 februari 2013 neerslag zou zijn geweest, zou die stelling begrijpelijk zijn geweest, maar nu is zij dat niet.
4.6
Indien [appellante] de bedoelde toedracht bewijst, gaat ook niet op de stelling van Ikea dat [appellante] oplettender had moeten zijn, wat (mede) neerkomt op een beroep op eigen schuld in de zin van artikel 6:101 Burgerlijk Wetboek. Volgens de eigen stellingen van Ikea is ter plaatse volop aan gladheidsbestrijding gedaan, ook op 20 februari 2013. [appellante] heeft dus een schoongemaakt trottoir aangetroffen. Omdat er geen neerslag was, behoefde [appellante] geen rekening te houden met de verraderlijke situatie dat het juist bij de hoofdingang van Ikea tóch glad was. Voor zover Ikea aanvoert dat [appellante] schoenen had moeten dragen met stroeve zolen (memorie van antwoord onder 21), is haar beroep op eigen schuld al evenmin voldoende gemotiveerd. [appellante] heeft bij memorie van grieven onder 13 aangevoerd dat zij stevige, korte laarzen droeg met een geribbelde zool. Ikea heeft dat niet betwist, noch toegelicht waarom dergelijk schoeisel ongeschikt was voor een bezoek aan haar winkel op die dag.
4.7
De slotsom is dat het hof aan [appellante] te bewijzen zal opdragen dat het in de ochtend van 20 februari 2013 ter plaatse van de hoofdingang van Ikea glad was en dat haar val een gevolg daarvan is. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden. ECLI:NL:GHARL:2015:3531