Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb R'dam 040907 val over dorpel; huurster mag bewijzen dat gebrek reeds bestond bij aanvang huurovk.

Rb R'dam 040907 val over dorpel; huurster mag bewijzen dat gebrek reeds bestond bij aanvang huurovk.
3.5 Aan de eis is naast de hiervoor vermelde vaststaande feiten -verkort weergegeven- het volgende ten grondslag gelegd:
Als gevolg van de val op 17 mei 2006 is in het Sint Fransciscus Gasthuis te Rotterdam een gescheurde achillespees in het rechterbeen geconstateerd. Er werd gipsmobilisatie toegepast en [gedaagde] moest behandeld worden ter voorkoming van trombose. Het tijdelijke arbeidscontract dat [gedaagde] had bij het beveiligingsbedrijf ICTS-NAS op Schiphol liep af per 1 juni 2006 en is niet verlengd. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor de arbeidsduur van 40 uur in de week tegen een salaris van € 1.140,30 bruto per maand, exclusief onregelmatigheidstoeslag, reiskostenvergoeding en maaltijdvergoeding. Thans geniet [gedaagde] een netto ziektewetuitkering van € 224,68 per week. Het gebrek aan de drempel van de woning bestond reeds bij het aangaan van de huurovereenkomst. [gedaagde] heeft het gebrek bij de inspectie van de woning aan Vestia gemeld. Vestia is aansprakelijk voor gebreken aan het verhuurde, zeker indien deze gemeld waren. Zij is derhalve gehouden, nu er sprake is van een toerekenbare tekortkoming c.q. risicoaansprakelijkheid, de geleden en te lijden schade, bestaande uit immateriële schade, verlies aan arbeidsvermogen en bijkomende kosten, te vergoeden. (...)

4.16 Uit het voorgaande blijkt dat Vestia, zowel op grond van artikel 7:208 BW als op grond van artikel 6:174 BW, slechts aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade voor zover het gebrek aan de woning reeds bij aanvang van de huurovereenkomst bestond. Dat laatste is door Vestia evenwel betwist. De bewijslast ter zake van de stelling dat het gebrek reeds bestond bij de totstandkoming van de huurovereenkomst rust op [gedaagde]. Zij zal dan ook worden toegelaten dat bewijs te leveren.

4.17 De in artikel 23 van de algemene voorwaarden opgenomen exoneratieclausule doet aan deze eventuele aansprakelijkheid niet af, nu zich in de te bewijzen situatie geen van de in dat artikel genoemde gevallen voordoet.

Causaal verband, schade en eigen schuld

4.18 Voor het geval [gedaagde] in het haar op te dragen bewijs slaagt wordt het volgende overwogen. Vestia heeft het causale verband tussen de val en de door [gedaagde] gestelde schade en die schade zelf betwist. Bovendien blijkt uit de stellingen van [gedaagde] dat zij zich reeds bij het aangaan van de huurovereenkomst bewust was van het gebrek en het gevaar dat het gebrek met zich mee bracht. Vestia beroep zich dan ook op eigen schuld. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen Vestia bij de inspectie van de woning op 8 maart 2006 van dat gebrek op de hoogte te stellen, om Vestia in de gelegenheid te stellen de nodige maatregelen te nemen teneinde schade te voorkomen. Het achterwege laten van een dergelijke mededeling is een omstandigheid die aan [gedaagde] kan worden toegerekend. [gedaagde] stelt een dergelijke mededeling te hebben gedaan, hetgeen door Vestia is betwist. De bewijslast van de door [gedaagde] gestelde schade, het causale verband tussen die schade en de val, en de gestelde mededeling van het gebrek aan Vestia, rust op [gedaagde]. Uit proceseconomisch oogpunt is het wenselijk [gedaagde], gelijktijdig met vorenbedoeld bewijs, in de gelegenheid te stellen dat bewijs te leveren.

4.19 Alvorens een bewijsopdracht te geven acht de kantonrechter het gewenst de zaak met partijen te bespreken. Daartoe wordt een comparitie van partijen gelast, waarbij met partijen zal worden besproken hoe zij voornoemd (tegen)bewijs wensen te leveren. Van [gedaagde] wordt gevraagd, uiterlijk zeven dagen voorafgaande aan de comparitie van partijen, een schriftelijke specificatie van de gevorderde schade in het geding te brengen, zodat een minnelijke regeling kan worden beproefd.
LJN BC2789