Overslaan en naar de inhoud gaan

RBAMS 210322 val met verhuurde ladder met gebrekkige laddervoeten, omkeringsregel, gebrek leidt tot causaal verband, eigen schuld 75%

RBAMS 210322 val met verhuurde ladder met gebrekkige laddervoeten, omkeringsregel, gebrek leidt tot causaal verband, eigen schuld 75%
- kosten rechtsbijstandverzekeraar op nihil gesteld nu uit polisvoorwaarden niet blijkt dat betrokkene deze kosten diende te verhalen.

2
De feiten

2.1.
Op 22 april 2019 heeft [verzoeker] (destijds 53 jaar) bij Boels, op de verhuurlocatie bij Gamma [locatie] , een vouwladder gehuurd. Hij heeft deze ladder op 23 april 2019 tegen de achtergevel van zijn woning geplaatst om op de eerste etage enkele glaslatten te vervangen. Op enig moment is de ladder onderuit geschoven terwijl [verzoeker] er op stond en is [verzoeker] ten val gekomen. Hierbij is zijn rechtervoet onder de ladder terecht gekomen en heeft hij diverse breuken en scheuren in zijn rechtervoet opgelopen.

2.2.
Op 2 juli 2019 heeft TOP expertise B.V. (hierna: TOP) ten behoeve van Boels een onderzoek verricht naar de omstandigheden en oorzaak van het ongeval. Hiervan heeft zij op 23 juli 2019 een rapport opgemaakt. Ten tijde van het onderzoek was de betreffende ladder nog bij [verzoeker] aanwezig. Op aangeven van [verzoeker] is de ladder neergezet zoals die voorafgaand aan het ongeval stond opgesteld, zie onderstaande foto:

foto3

Over de stand van de ladder heeft TOP het volgende gerapporteerd, voor zover hier van belang:

( ... ) De achtergevel heeft een hoogte van 3,5 m. De goot heeft een breedte van circa 0,25 m. ( ... )

Van de wederpartij hebben wij vernomen dat de ladder in eerste instantie was gesitueerd op een afstand van circa 2,8 m vanaf de achtergevel (‘laddervoet 2,55 m). Later zou de wederpartij de ladder dichter naar de gevel hebben geschoven tot op een afstand van 2,45 m (‘laddervoet’2,2 m).

Op grond van vermelde kan worden gesteld dat de hellingshoek van de ladder in eerste instantie 54° was en later 58°. Voor een schematische weergave verwijzen wij u naar figuur 1.

foto4

2.3.
Over de opstelplaats van de ladder en de rubberen profielen aan de onderzijde van de ladder heeft TOP het volgende gerapporteerd, voor zover hier van belang:

( ... ) Ter plaatse van de opstelplaats van de ladder, liggen de terrastegels niet vlak en is er sprake van hoogteverschillen (…)

Bij de inspectie van de rubberen profielen aan de onderzijde van de ladder constateerden wij dat er nog profilering waarneembaar is, zie foto’s 4 en 5.

foto5

2.4.
Ten aanzien van de oorzaak heeft TOP het volgende geconcludeerd, voor zover hier van belang:

Voor het gebruik van ladders wordt geadviseerd een hellingshoek aan te houden tussen de 68° en 75°. Op het moment dat de ladder onderuit is geschoven, was de hellingshoek 58°. De laddervoet was 2,2 m en had voor de benodigde hellingshoek maximaal 1,4 m moeten zijn; dus 0,8 m korter.

De hoofdoorzaak van het onderuitschuiven van de ladder is de te grote laddervoet; de ladder had minimaal 80 cm dichter naar de gevel moeten staan. Daarnaast kan als bijkomende oorzaken worden aangehouden het geringe, gladde contactoppervlak van de gewassen grindtegels en een onevenredige afdracht van de belasting, doordat de ondergrond niet vlak is.

( ... )

Onze conclusie is dat de ladder niet gebrekkig is en dat de wederpartij de ladder niet op de juiste wijze heeft gebruikt. ( ... )

2.5.
Ten behoeve van [verzoeker] is aan [naam] (hierna: [naam] ) gevraagd een reactie te geven op het expertiserapport van TOP. [naam] heeft in zijn rapport van 23 februari 2020 het volgende geschreven, voor zover hier van belang:

( ... ) Van de heer [verzoeker] werden foto’s van de gebruikte ladder ontvangen. Uit onderstaande detailopnamen blijkt dat de antislipvoetjes geen profilering meer hebben en glad zijn afgesleten

( ... )

De verhuurder bij Boels heeft bij de afgifte van de ladder eenvoudig kunnen zien dat de antislipvoetjes afgesleten en glad waren. Hij -als ter zake kundige- had ze kunnen vervangen, of een andere en betere ladder kunnen meegeven.

( ... )

Top Expertise meldt dat het terras niet vlak is en hoogteverschillen kent. Dit blijkt niet uit de foto’s.

( ... )

2.6.
Boels is verzekerd bij Allianz.

3
Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank om bij beschikking voor recht te verklaren

(I) dat Boels volledig aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het ongeval en (II) dat Allianz verplicht is om de volledige geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade van [verzoeker] te betalen, alsmede om (III) de kosten van het deelgeschil te begroten en Boels (althans Allianz) te veroordelen tot betaling van de kosten aan [verzoeker] .

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek – kort gezegd – het volgende ten grondslag.

Primair is Boels aansprakelijk op grond van artikel 6:173 BW. Boels is de bezitter van de door [verzoeker] gehuurde ladder. De ladder voldeed niet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen: de ladder voldeed niet aan de toepasselijke NEN 2484 norm, want de laddervoeten waren gescheurd en versleten. Van een ladder wordt verwacht dat deze niet wegschuift op het moment dat deze wordt gebruikt en dat de veiligheidsrubbers voldoende grip bieden om wegschuiven te voorkomen. Het wegschuiven van de ladder door onvoldoende grip vanwege versleten veiligheidsrubbers levert een bijzonder gevaar op voor de persoon die gebruik maakt van de ladder. Boels was bekend met het mogelijke gevaar dat optreedt bij de aanwezigheid van het gebrek. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt: de ladder is weggeschoven door de versleten veiligheidsrubbers en [verzoeker] is als gevolg daarvan ten val gekomen.

Subsidiair is Boels tekortgeschoten in de nakoming van de huurovereenkomst (6:74 BW) en meer subsidiair heeft Boels gevaarzettend gehandeld door een ondeugdelijke ladder te leveren (artikel 6:162 BW).

[verzoeker] heeft bij de val letsel opgelopen. [verzoeker] is aan zijn voet geopereerd en heeft thans last van verminderde mobiliteit en belastbaarheid van de rechterenkel en -voet alsmede van pijnklachten in die enkel en voet. Het voorlopige schadeoverzicht van [verzoeker] sluit op een bedrag van € 18.610,96. Hierin zijn onder andere opgenomen kosten voor fysiotherapie, krukken, medicatie, schoenen, de waarborgsom van de ladder, verlies zelfwerkzaamheid en reis- en parkeerkosten. De grootste post betreft smartengeld (€ 13.000). [verzoeker] heeft een WIA-uitkering; verlies verdienvermogen wordt niet geclaimd.

Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat het verzoek ziet op de vaststelling van zowel de aansprakelijkheid als het ontbreken van eigen schuld.

3.3.
Boels c.s. betwist primair dat de ladder gebrekkig was, subsidiair het causaal verband tussen de normschending en het uitglijden van de ladder en stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat sprake is van eigen schuld van [verzoeker] .

De oorzaak van het onderuit schuiven is niet gelegen in (het ontbreken van) de profilering van de laddervoeten, maar in de wijze waarop [verzoeker] de ladder had neergezet, namelijk te schuin.

3.4.
Op de (nadere) stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - ingegaan.

4.
De beoordeling

behandeling in een deelgeschilprocedure

4.1.
Deze zaak leent zich voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w Rv. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.

gebrekkige ladder

4.2.
Tijdens de zitting heeft Boels c.s. een foto overgelegd van de zijkant van de door [verzoeker] gehuurde ladder. Op deze foto is te zien dat de ladder is voorzien van een sticker met daarop vermeld “NEN 2484”. Nu Boels c.s. de stelling van [verzoeker] dat deze norm van toepassing is ook niet heeft betwist, gaat de rechtbank met partijen ervan uit dat deze norm van toepassing is. In de NEN 2484 norm is bepaald dat de laddervoeten niet gescheurd en niet versleten mogen zijn en dat laddervoeten zijn versleten als er minder dan 1 mm profiel op zit. Op de foto’s in het rapport van TOP is te zien dat er scheurtjes in de laddervoeten zitten en dat deze in elk geval aan de zijkanten glad zijn afgesleten. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat het profiel op de gehele laddervoet minimaal 1 mm diep dient te zijn. Volgens Boels c.s. hoeft dat slechts ergens op de laddervoet het geval te zijn. Welke uitleg van de norm van 1 mm de juiste is, kan in het midden blijven, aangezien reeds vanwege de scheurtjes in de laddervoeten de ladder niet voldoet aan de NEN norm en daarmee is de ladder gebrekkig.

4.3.
Tijdens de zitting heeft Boels toegelicht dat de ladders en ook de laddervoeten regelmatig worden gecontroleerd en dat voor de jaarlijkse keuring voor de laddervoeten het criterium geldt: “Zit er nog voldoende profiel op?”. Op de vraag of hierbij wordt gemeten of er nog profiel van minimaal 1 mm is, heeft Boels geantwoord dat dat niet het geval is. Boels heeft daarnaast verklaard dat de scheurtjes, zoals te zien op de foto’s van ladder, geen directe aanleiding zijn om de voetjes te vervangen. Als die dan wel worden vervangen, is dat enkel vanwege de schoonheid, aldus Boels.

4.4.
Uit het voorgaande volgt dat Boels ten aanzien van de ladders kennelijk niet de toepasselijke NEN norm aanhoudt, terwijl zij de ladders wel, zoals zij ter zitting heeft verklaard, na de keuring voorziet van een sticker waarop staat dat de ladder NEN 2484 is gekeurd.

4.5.
Dat sprake is van een gebrekkige ladder leidt echter niet automatisch tot aansprakelijkheid van Boels voor de schade van [verzoeker] . Daarvoor dient immers komen vast te staan dat causaal verband bestaat tussen het gebrek en de door [verzoeker] gevorderde schade.

causaal verband

4.6.
De rechtbank stelt vast dat TOP enige tijd na het ongeval onderzoek heeft gedaan naar de oorzaak daarvan. [verzoeker] was bij dit onderzoek aanwezig en op zijn aanwijzen is de ladder in de positie neergezet waarop die stond voorafgaand aan het onderuit glijden. [verzoeker] heeft weliswaar ter zitting verklaard dat hij tijdens dat onderzoek niet meer precies wist hoe de ladder stond, maar mede in aanmerking genomen dat TOP in haar beoordeling een marge heeft aangehouden, gaat de rechtbank uit van de in het rapport vermelde positie. TOP heeft geconcludeerd dat de te schuine hellingshoek van de ladder de hoofdoorzaak is van het onderuit schuiven van de ladder en heeft daarnaast als bijkomende oorzaken aangemerkt het geringe, gladde contactoppervlak van de gewassen grindtegels en de onvlakke ondergrond. De gebrekkige laddervoeten heeft TOP niet als mogelijke of bijkomende oorzaak genoemd.

4.7.
[verzoeker] heeft een beroep gedaan op de omkeringsregel. De omkeringsregel strekt ertoe dat in bepaalde gevallen een uitzondering wordt gemaakt op de hoofdregel van artikel 150 Rv in die zin dat het bestaan van causaal verband (in de zin van condicio sine qua non-verband) tussen een onrechtmatige daad of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken (hier: Boels c.s.) bewijst – waarvoor in het kader van het hier te leveren tegenbewijs voldoende is: aannemelijk maakt – dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan. Dit tegenbewijs heeft Boels c.s. met het (partij)rapport van TOP niet geleverd. TOP heeft de laddervoeten niet getoetst aan de toepasselijke norm en zich niet uitgelaten over de scheurtjes in de voeten, maar heeft wel het waardeoordeel gegeven dat ladder niet gebrekkig was. TOP heeft als hoofdoorzaken van het onderuitschuiven van de ladder de te grote hellingshoek aangemerkt en als bijkomende oorzaken het geringe, gladde contactoppervlak van de gewassen grindtegels en een onevenredige afdracht van de belasting, doordat de ondergrond niet vlak is. Juist omdat TOP de ladder ten onrechte niet gebrekkig acht, kan uit haar rapport – zonder nadere toelichting van TOP, die ontbreekt – niet zonder meer worden geconcludeerd dat de laddervoeten geen enkele relevante, causale bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan van het ongeval. Daarbij heeft TOP ten aanzien van die bijkomende oorzaken niet uitgelegd waarom het ontbreken van profiel aan de zijkant van de laddervoet in dit geval niet relevant was – juist voor een glad contactoppervlak is profilering immers van belang.

4.8.
Uit het voorgaande volgt dat het causaal verband tussen het gebrek en de schade aanwezig is. Aan alle vereisten van artikel 6:173 BW is voldaan. Boels is aansprakelijk voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het ongeval. Vervolgens is de vraag of [verzoeker] eigen schuld heeft op grond waarvan de gestelde schade volledig danwel deels voor zijn rekening dient te blijven.

eigen schuld

4.9.
Als uitgangspunt geldt dat bij de toepassing van de eigen schuld-maatstaf van artikel 6:101 lid 1 BW de schade over de benadeelde en de aansprakelijke wordt verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen. Deze primaire verdelingsmaatstaf betreft derhalve een causaliteitsmaatstaf. Daarbij komt het aan op de vraag of de benadeelde zich anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen. Van deze causale verdeling kan worden afgeweken indien de billijkheid dit eist wegens de uiteenlopende ernst (waaronder mede is begrepen de uiteenlopende verwijtbaarheid) van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval. In een geval als het onderhavige, kan een dergelijke omstandigheid zich manifesteren in de vorm van de ernst van het letsel en de gevolgen daarvan.

4.10.
De rechtbank is – evenals Boels c.s. – van oordeel dat [verzoeker] zich anders heeft gedragen dan een redelijk mens onder de gegeven omstandigheden zou doen. Immers, hij heeft de ladder in een veel te schuine positie geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat een ladder die te schuin wordt geplaatst zeer beperkte weerstand heeft en dus gemakkelijk kan wegglijden. [verzoeker] had dit moeten weten – ongeacht of Boels hem hierop had gewezen – en had het wegglijden gemakkelijk kunnen voorkomen door de ladder in een (meer) verticale positie te plaatsen. Uit de rapporten van TOP en [naam] kan niet worden afgeleid in welke mate partijen causaal hebben bijgedragen aan het ongeval. [naam] bekritiseert weliswaar het rapport van TOP op onderdelen, maar bespreekt niet of een relatie bestaat tussen de laddervoeten en het ontstaan van het ongeval, en zo ja welke. [naam] bestrijdt ook niet dat hoofdoorzaak van het ongeval de te schuine hellingshoek van de ladder is. De rechtbank is van oordeel dat een deskundige op dit punt mogelijk meer duidelijkheid kan brengen, maar acht dit niet in het belang van partijen, die niet om nader onderzoek hebben gevraagd en snel duidelijkheid wensen. De rechtbank zal dan ook zelf een knoop doorhakken en aan de hand van de beschikbare informatie bepalen dat de causaliteitsafweging meebrengt dat de vergoedingsplicht van Boels c.s. moet worden verminderd met 75%. De rechtbank ziet in de aard of ernst van de wederzijdse fouten geen aanleiding tot een bijstelling ten nadele van Boels c.s. in het kader van de billijkheidscorrectie. Andere feiten of omstandigheden dit tot een bijstelling zouden kunnen of moeten leiden heeft [verzoeker] niet aangevoerd.

kosten deelgeschil

4.11.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank onder III de kosten van dit deelgeschil te begroten en Boels, dan wel Allianz, te veroordelen tot betaling daarvan. In het verzoekschrift, aangevuld met de kostenbegroting van 1 februari 2022, komt de begroting uit op ruim 57 uur ten bedrage van € 12.735, echter na matiging komt de begroting definitief uit op € 6.627,62 inclusief btw en inclusief € 309 aan griffierecht.

4.12.
Boels c.s. voert in de eerste plaats aan dat [verzoeker] geen belang heeft bij een kostenveroordeling en -begroting, omdat [verzoeker] een rechtsbijstandverzekering heeft afgesloten en de kosten door zijn verzekeraar worden voldaan. Verder maakt Boels c.s. bezwaar tegen het aantal opgevoerde uren en de hoogte van het in rekening gebrachte uurtarief.

4.13.
Uit artikel 7 van de door [verzoeker] overgelegde polisvoorwaarden blijkt niet dat hij jegens Achmea verplicht is om deze kosten op eigen naam namens de rechtsbijstandsverzekeraar te verhalen op de aansprakelijke partij. De kosten van het deelgeschil dienen daarom op nihil te worden begroot. Het verzoek van [verzoeker] tot betaling van de kosten van het deelgeschil zal worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2022:1482