Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 250522 Dat verzoekster is gestruikeld over vloermat in lobby hotel is niet komen vast te staan; hotel niet aansprakelijk

RBDHA 250522 Dat verzoekster is gestruikeld over vloermat in lobby hotel is niet komen vast te staan; hotel niet aansprakelijk
- begroot, niet toegewezen, cf verzoek: 36 uur x deels € 190,00 en deels € 210,00 + 21 % = € 8.659,37

2
De feiten
2.1.

[verzoekster] heeft op 13 september 2017 samen met haar echtgenoot, dochter en schoonzoon het hotel van Novotel te Den Haag bezocht. Bij het betreden van de ingang naar de lobby van het hotel is [verzoekster] ten val gekomen. Daarbij heeft [verzoekster] haar linker elleboog gebroken. [verzoekster] is de volgende dag geopereerd. Zij is nogmaals geopereerd op 13 november 2017 en 28 september 2018.

2.2.
Bij brief van 22 december 2017 heeft [verzoekster] Novotel aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade als gevolg van de val. Zij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij is gevallen, doordat zij is gestruikeld over een droogloopmat (‘de mat’) die in de lobby van het hotel tegen de schuifdeuren aan lag. Op het moment dat de schuifdeuren opengingen, klapte deze dubbel, met als gevolg dat zij daarover is gestruikeld, zo stelt [verzoekster] in de aansprakelijkstelling.

2.3.
Bij e-mail van 18 mei 2018 heeft de verzekeraar van Novotel, Allianz, aansprakelijkheid van de hand gewezen.

2.4.
Verdere correspondentie tussen partijen heeft niet tot een oplossing geleid.

2.5.
Op 22 januari 2021 heeft de rechter-commissaris van deze rechtbank op verzoek van [verzoekster] een voorlopig getuigenverhoor gehouden. Daarbij zijn gehoord [verzoekster] zelf, haar echtgenoot, haar dochter, haar schoonzoon en ook een van de ambulancebroeders die [verzoekster] vanuit het hotel naar het ziekenhuis heeft vervoerd, de [Ambulancebroeder I] . Volgens het proces-verbaal hebben de verschillende getuigen – voor zover hier relevant – als volgt verklaard:

( i) [verzoekster] heeft als getuige verklaard:

“2. Ik liep op die bewuste dag met mijn dochter het hotel in om naar de balie te gaan. Mijn dochter liep naast, voor mij. Door de eerste deur heen ging alles goed. Maar bij de tweede deur stond er een mat op, en daar ben ik overheen gevallen. Ik weet niet waarom hij omhoog stond. Misschien is de mat opgewaaid, maar dat weet ik niet zeker. Het waaide die dag hard. Ik voelde de mat tegen mijn been, en toen viel ik. (…).

4. U vraagt mij of ik mij kan herinneren op welke hoogte ik de mat tegen mijn been voelde. Ik denk dat dat op enkelhoogte was, maar ik weet niet meer tegen welk been. Ik weet ook niet meer precies hoe ver mijn dochter voor mij liep. (…).

(…). Mr. Van Schoonhoven vraagt mij of ik heb kunnen zien dat de mat opstond. Nee, dat is niet het geval. Ik lette op de balie waar ik naar toe wilde. Dan let je niet op de grond.”
( ii) De echtgenoot van [verzoekster] heeft het volgende verklaard:

“2. (…). Ik bleef bij de auto om te kijken waar ik kon parkeren. (…). Toen ik naar binnen ging zag ik mijn vrouw voorover liggen. De mat lag dubbel, daar moest ik overheen stappen. (…). Ik weet niet hoe ver de mat dubbelgeklapt lag, of hoe de mat verder lag. (…).

3. Toen ik over de mat stapte, stapte er achter mij ook een oudere vrouw over de mat. Ik ken haar verder niet. Zij struikelde ook over de mat, maar viel niet, omdat ik haar net op tijd waarschuwde. (…).

4. Een van de ambulancebroeders struikelde ook zowat over de mat, maar viel niet. Die ambulancebroeder zei richting de receptie dat de mat weg moest, omdat er anders nog meer mensen zouden vallen.”

( iii) De dochter van [verzoekster] heeft verklaard:

“2. (…). Ik liep naast mijn moeder naar binnen. Bij de tweede deur van het hotel struikel ik maar ik heb mij nog op kunnen vangen, en op hetzelfde moment valt mijn moeder naast mij. Ik liep aan de linkerkant van mijn moeder. We liepen bijna naast elkaar. (…).

4. Toen ik bijna struikelde voelde ik de mat tegen mijn been aankomen, maar ik weet niet meer precies tegen welk been. Ik voelde de mat op de onderkant van mijn scheen komen. Ik heb niet gezien dat de mat tegen mijn scheen aankwam.

5. De mat lag nog dubbelgeklapt. Haar been lag nog op de mat, en haar voet zat er nog achter. Ik weet niet hoe ver de mat dubbelgeklapt lag. De mat lag tegen de schuifdeuren aan. De schuifdeuren gingen open en dicht en waren dus in werking. (…).

6. (…). Toen de broeder naar buiten ging struikelde hij ook bijna over de mat, want die lag dubbel. Toen hij naar buiten ging heeft hij tegen het hotel gezegd dat de mat weggehaald moest worden omdat hij geen zin had om die dag nog meer mensen op te halen. Het was gewoon te gevaarlijk.”

( iv) De schoonzoon van [verzoekster] heeft als getuige verklaard:

“2.(…). Ik zag dat mijn vrouw struikelde en bijna viel, en mijn schoonmoeder struikelde en daadwerkelijk viel. Ik weet niet meer precies wie er het eerst naar binnen liep. Ik liep een á anderhalve meter achter hen.

3. Ik keek vervolgens naar beneden naar de grond. Ik zag dat de mat opstond, ongeveer 10 centimeter. Dat kon je niet zien als de deuren dicht waren, vanwege het kozijn aan de onderkant van de schuifdeuren. (…).

6. U vraagt mij naar de mat. Die lag nog steeds dubbel. Een van de ambulancebroeders struikelde daar ook bijna over. (…). Ondertussen kwam er een oudere vrouw binnen, die ook bijna struikelde. De ambulancebroeder riep naar een personeelslid van het hotel dat die mat weg gehaald moest worden, omdat er anders meer ongelukken zouden gebeuren.

7. De mat lag nog steeds dubbel. De deur was ongeveer anderhalve meter breed. De mat lag tegen de deur aan, maar kon niet meer terug klappen omdat de mat ook voor een deel tegen de muur aan geklapt lag.

(…). mr. Ariëns houdt mij de eerste foto van productie 9 voor. Mr. Ariëns vraagt mij naar mijn verklaring dat de mat ook voor een deel tegen de muur lag, en waar de mat precies tegenaan lag. Ik wijs aan dat de mat ook voor een deel tegen de stijl van de deur aan de rechterkant op de foto lag. Dat is van binnenuit gekeken.”

( v) De [Ambulancebroeder I] , de ambulancebroeder, heeft tot slot verklaard:

“2. U vraagt mij wat ik nog kan vertellen van die dag. Dat is niet zoveel. Alles wat ik weet vertel ik aan de hand van mijn ritformulier. Uit de eerdere correspondentie weet ik dat er gesteld wordt dat wij over een mat gestruikeld zouden zijn. Daar heb ik geen herinnering aan. Ik weet ook niet of ik gezegd heb dat die mat weg moest.

3. Ik was die dag met een collega van het uitzendbureau aan het werk. (…). Ik heb hem verteld dat dit voorval speelde. Hij vertelde dat hij zich ook niet kon herinneren dat hij gestruikeld was.”

2.6.
Op 9 maart 2021 heeft [verzoekster] aan Novotel c.s. geschreven dat met de inhoud van de getuigenverhoren de toedracht van de valpartij is komen vast te staan. Zij heeft nogmaals verzocht om erkenning van aansprakelijkheid.

2.7.
Op 22 maart 2021 heeft Novotel c.s. onder toezending van camerabeelden uit de lobby waarop de val van [verzoekster] te zien is, de door [verzoekster] gestelde toedracht betwist en aansprakelijkheid opnieuw van de hand gewezen.

3
Het geschil
3.1.

[verzoekster] verzoekt, bij wijze van deelgeschil, dat de rechtbank
- oordeelt dat Novotel c.s. hoofdelijk aansprakelijk is voor alle gevolgen van het ongeval en gehouden is de nog nader te bepalen (im)materiële schade te vergoeden die [verzoekster] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg daarvan;
- Novotel c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [verzoekster] van een voorschot op de (im)materiële schade van € 10.000;
- de kosten van dit deelgeschil begroot op € 8.659,37 en Novotel c.s. veroordeelt om dit bedrag aan [verzoekster] te betalen.

3.1.1.
[verzoekster] legt aan het verzoek ten grondslag dat zij bij het betreden van de lobby van het hotel van Novotel gestruikeld is over een mat, waarvan een gedeelte omhoog stond. Door die opstaande mat heeft Novotel een gevaarzettende situatie laten bestaan, waardoor Novotel c.s. onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de (letsel)schade die [verzoekster] als gevolg van de val heeft geleden en nog altijd lijdt.

3.2.
Novotel c.s. betwist primair de gestelde toedracht van de val en subsidiair dat haar wegens gevaarzetting een verwijt kan worden gemaakt.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4
De beoordeling
4.1.

[verzoekster] stelt zich op het standpunt dat Novotel een gevaarlijke situatie heeft laten bestaan en voor de gevolgen daarvan (de schade van [verzoekster] doordat zij over de opstaande mat is gevallen) aansprakelijk is. [verzoekster] heeft betoogd dat de mat aan één kant (de rechterkant, bezien vanuit de lobby van het hotel) tegen de stijl van de schuifdeuren omhoog stond. [verzoekster] is vervolgens met haar voet achter die opstand blijven haken en is gevallen, zo heeft zij gesteld. Novotel c.s. heeft de gestelde toedracht gemotiveerd betwist.

Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [verzoekster] de taak om te stellen (en bij betwisting door Novotel c.s. te bewijzen) dat sprake is geweest van een gevaarlijke situatie. Vervolgens ligt het in beginsel op haar weg om aan te tonen dat zij is gevallen als gevolg van die gevaarlijke situatie.

4.2.
Om de feitelijke gang van zaken te kunnen vaststellen, moet de rechtbank zich baseren op de afgelegde getuigenverklaringen (2.5), het beschikbare fotomateriaal en de videobeelden.

4.3.
De eerste vraag is of kan worden vastgesteld dat [verzoekster] , zoals zij stelt, is gevallen doordat zij met haar voet bleef haken achter een opstaand gedeelte van de mat. Dat kan de rechtbank niet, en wel om de volgende redenen.

4.4.
Allereerst heeft geen van de getuigen al vóór de val van [verzoekster] gezien dat de mat omhoog stond. Dit betekent dat op basis van de getuigenverklaringen niet kan worden vastgesteld hoe de mat erbij lag net voor of op het moment van de valpartij (en dus ook niet dat de mat op dat moment niet goed lag, zoals [verzoekster] heeft gesteld). De foto’s die zich in het dossier bevinden zijn enige tijd na de val van [verzoekster] genomen, zodat op basis hiervan evenmin kan worden vastgesteld hoe de mat lag net voor of op het moment van de valpartij. Dit betekent dat op basis hiervan niet kan worden geconcludeerd dat de mat “opstond”.

4.5.
Dat [verzoekster] is gevallen omdat een deel van de mat opstond, blijkt ook niet uit het beschikbare videomateriaal. Dit bestaat uit twee filmpjes die direct beginnen met de val van [verzoekster] . Het eerste filmpje duurt 04:40 minuten. Het tweede filmpje is een slow motion versie van de eerste 01:11 minuten van dit filmpje. De rechtbank heeft het videomateriaal tijdens de zitting in aanwezigheid van partijen, maar ook nadien, meerdere keren bekeken. Op het filmpje is te zien dat [verzoekster] net achter (en dus niet naast) haar dochter de lobby inloopt en dat zij met gestrekte armen de lobby in valt. Dat de dochter net daarvoor ook struikelt, zoals de dochter en schoonzoon hebben verklaard, blijkt niet uit de beelden. Als er circa 18 seconden zijn verstreken, is te zien dat een medewerkster van het hotel naast [verzoekster] knielt en de mat terugslaat. De mat komt hierdoor weer plat te liggen. Als er circa 22 seconden zijn verstreken, komt de schoonzoon van [verzoekster] de lobby in. Hij gaat kort daarna weer weg en komt dan terug met de echtgenoot van [verzoekster] . [verzoekster] ligt (of zit) al die tijd op de mat, terwijl de dochter en medewerkers van het hotel zich over haar ontfermen. Iemand gaat een stoel halen en die stoel wordt op de mat gezet. [verzoekster] wordt omhoog geholpen en neemt plaats op de stoel (03:13 minuten).

4.6.
De videobeelden geven op zich een goed beeld van dat wat zich op 13 september 2017 in de lobby van het hotel heeft voltrokken. Dat de beelden direct beginnen met de val van [verzoekster] , in feite al voordat de eerste seconde is verstreken, maakt de beoordeling van dat wat zich heeft afgespeeld, echter niet eenvoudig. Daarbij komt dat er tussen de camera en de ingang waar [verzoekster] valt een behoorlijke afstand zit en dat de beelden wat vaag zijn. Vooral is echter van belang dat de precieze plek waar [verzoekster] is gestruikeld, niet in beeld is. De camera is namelijk zodanig opgesteld dat een muur in de lobby het zicht op de “struikelplek” belemmert. [verzoekster] onderkent dit ook. Dit betekent dat uit het filmpje ook niet kan worden afgeleid waardoor [verzoekster] precies is gevallen (en ook niet of de mat “opstond”, zoals [verzoekster] heeft gesteld).

4.7.
Op basis van de stukken en het foto- en videomateriaal in het dossier kan dus niet met zekerheid worden gezegd dat [verzoekster] is gevallen doordat de mat enkele centimeters tegen de stijl van de deur of de schuifdeuren omhoog stond. Het betoog van Novotel c.s. dat de mat niet tegen de schuifdeuren aan heeft gelegen vindt daarentegen wel steun in de videobeelden. Daarop is immers te zien dat een medewerkster van het hotel de mat na 18 seconden terugslaat en dat deze daardoor weer plat komt te liggen. In de tussentijd is de mat niet opgetild en ook bij het terugslaan is de mat niet verschoven. Dat kon ook niet, want [verzoekster] lag op dat moment nog op de mat. Op het filmpje is te zien dat de schuifdeuren – zowel voor als na het terugslaan van de mat – automatisch open en dicht blijven gaan vanwege alle beweging die er rondom [verzoekster] plaatsvindt. Dit impliceert dat de schuifdeuren niet zijn geblokkeerd toen de mat weer plat lag, en dat er dus een vrije ruimte moet hebben bestaan tussen de mat en de schuifdeuren. Dit betekent dat de mat niet tegen de schuifdeuren of de deurstijl omhoog kan hebben gestaan.

4.8.
Daar tegenover staan de verklaringen van [verzoekster] , haar echtgenoot, dochter en schoonzoon, die allen hebben verklaard dat de mat voorafgaand aan de val van [verzoekster] “opstond”. Nog afgezien van het feit dat geen van hen dat daadwerkelijk heeft gezien, lijkt het erop dat hun herinneringen (wellicht als gevolg van alle consternatie rondom de val) niet helemaal blijken te kloppen. Zo is op de videobeelden geen oudere mevrouw te zien die ook (bijna) struikelt, zoals enkele familieleden van [verzoekster] hebben verklaard (2.5), en blijkt uit de videobeelden (4.5) dat de medewerkster van het hotel de mat al heeft teruggeslagen voordat de schoonzoon en echtgenoot van [verzoekster] de lobby betreden. De verklaringen van de echtgenoot en de schoonzoon, te weten “De mat lag dubbel, daar moest ik overheen stappen.”, “Ik zag dat de mat opstond, ongeveer 10 centimeter” en “U vraagt mij naar de mat. Die lag nog steeds dubbel” sluiten dus niet aan bij de videobeelden. Dat de voet van [verzoekster] nog achter de mat zat, zoals de dochter heeft verklaard, is evenmin op de beelden te zien.

4.9.
Kortom, in het licht van het beschikbare foto- en videomateriaal en de gemotiveerde betwisting door Novotel c.s., heeft [verzoekster] de door haar gestelde toedracht van haar valpartij in de lobby van het hotel onvoldoende onderbouwd. Nu er ook geen andere aanwijzingen zijn dat [verzoekster] is gestruikeld doordat de mat “opstond”, kan niet worden uitgesloten dat zij door een andere oorzaak is gevallen. Feiten en omstandigheden die wijzen op een gevaarlijke situatie of de schending van een norm, heeft [verzoekster] verder niet gesteld. Toepassing van de omkeringsregel, zoals [verzoekster] heeft bepleit, is daarom niet aan de orde.

4.10.
Dit betekent dat Novotel c.s. niet aansprakelijk is voor de val van [verzoekster] en dat [verzoekster] – hoe ingrijpend de gevolgen van de val voor haar ook zijn (geweest) – haar schade niet op Novotel c.s. kan verhalen. De verzoeken van [verzoekster] worden afgewezen.

Kosten deelgeschil

4.11.
[verzoekster] heeft de kosten van het deelgeschil begroot op € 8.659,37. Zij gaat daarbij uit van een tijdsbesteding van 36 uur tegen een uurtarief van deels € 190 en deels € 210 per uur exclusief BTW. Novotel c.s. heeft zich op het standpunt gesteld dat [verzoekster] moet worden veroordeeld in de kosten, omdat zij het deelgeschil ten onrechte is gestart, omdat uit de videobeelden blijkt dat de stellingen van [verzoekster] niet kloppen.

4.12.
Artikel 1019aa lid 1 Rv bepaalt dat de rechtbank de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek van het slachtoffer en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Dat geldt ook als een verzoek in deelgeschil wordt afgewezen. Begroting kan alleen achterwege blijven als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van zo’n situatie is geen sprake. Het enkele feit dat [verzoekster] ongelijk krijgt, wil niet zeggen dat zij deze procedure ten onechte heeft gevoerd. Alleen al uit het feit dat ter zitting uitvoerig is gedebatteerd over de feitelijke gang van zaken en dat de rechtbank het beschikbare materiaal verschillende keren heeft moeten bestuderen om tot een oordeel te kunnen komen, blijkt dat geen sprake is van een situatie waarin [verzoekster] dit deelgeschil tegen beter weten in is gestart. Dit betekent dat de rechtbank de kosten wel zal begroten.

4.13.
Novotel c.s. heeft het door [verzoekster] opgevoerde aantal uren en het uurtarief niet bestreden, zodat de rechtbank de kosten zal begroten conform de opgave van [verzoekster] . Omdat de aansprakelijkheid van Novotel c.s. niet is komen vast te staan, zal de rechtbank Novotel c.s. niet veroordelen tot betaling van dit bedrag aan [verzoekster] . Het begrote bedrag hoeft alleen door Novotel c.s. te worden betaald als haar aansprakelijkheid alsnog komt vast te staan.

4.14.
Voor veroordeling van [verzoekster] in de kosten van Novotel c.s., zoals Novotel c.s. heeft betoogd, ziet de rechtbank geen enkele aanleiding. In een procedure als deze kan daarvan alleen sprake zijn, als [verzoekster] onrechtmatig procederen zou kunnen worden verweten. Novotel c.s. heeft daarover (terecht) niets gesteld. ECLI:NL:RBDHA:2022:5562