Overslaan en naar de inhoud gaan

RBROT 290921 ook in bodemzaak; zkh aansprakelijk voor delay bij operatie tibiaplateaufractuur maar geen kans op beter eindresultaat

RBROT 290921 ook in bodemzaak; zkh aansprakelijk voor delay bij operatie tibiaplateaufractuur maar geen kans op beter eindresultaat

1.2.
IJsselland Ziekenhuis en Medirisk hebben na de mondelinge behandeling van 28 april 2021 vonnis gevraagd. De zaak is vervolgens op verzoek van [gedaagde] naar de rol verwezen van 12 mei 2021 voor uitlating. Op die roldatum is ook van de zijde van [gedaagde] om vonnis gevraagd.

1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.
De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 7 juli 2012 door een ongeval met de stuntfiets van zijn zoon een tibiaplateaufractuur, type Schatzker VI opgelopen.

2.2.
Op 10 juli 2012 is [gedaagde] in het IJsselland Ziekenhuis aan zijn been geopereerd. Na de operatie is bij [gedaagde] een infectie aan de beenwond ontstaan. Vanwege de infectie is [gedaagde] nadien nogmaals geopereerd (in een ander ziekenhuis).

2.3.
[gedaagde] heeft IJsselland Ziekenhuis aansprakelijk gesteld voor de materiële en immateriële schade die hij heeft geleden wegens tekortkoming in de nakoming van de geneeskundige behandelingsovereenkomst en op grond van onrechtmatige daad. IJsselland Ziekenhuis heeft de aansprakelijkheidsstelling doorgezonden naar haar verzekeraar Medirisk.

2.4.
Op verzoek van partijen heeft dr. [naam deskundige] (hierna: [naam deskundige] ) een medische expertise verricht. De resultaten van de expertise zijn neergelegd in een rapport van 15 juli 2015.

2.5.
Met een verzoekschrift van 28 september 2017 heeft [gedaagde] bij de rechtbank Rotterdam een deelgeschil aanhangig gemaakt jegens IJsselland Ziekenhuis en Medirisk.

2.6.
Per beschikking van 14 december 2018 heeft de rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in het deelgeschil. (geen publicatie bekend, red. LSA LM) De beslissing van de rechtbank luidt als volgt:

"5.1.
verklaart voor recht dat het IJsselland Ziekenhuis jegens [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst van het IJsselland Ziekenhuis, te weten het niet adequaat reageren op de wondinfectie die zich eind juli 2012 of althans 8 augustus 2012 bij [gedaagde] voordeed,

5.2.
veroordeelt IJsselland Ziekenhuis en Medirisk tot betaling aan [gedaagde] van een voorschot op de immateriële schade van een bedrag van € 2.500,=,

5.3.
begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa lid 1 Rv ter zake van dit deelgeschil op € 10.210,54 en veroordeelt IJsselland Ziekenhuis en Medirisk tot vergoeding van dat bedrag aan [gedaagde] ,

5.4.
verklaart deze beschikking wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
"

2.7.
IJsselland Ziekenhuis althans Medirisk heeft aan [gedaagde] voorschotten uitgekeerd ter hoogte van € 2.500,- en € 5.000,-.

3.
Het geschil

3.1.
De vordering van IJsselland Ziekenhuis en Medirisk luidt om:
1.
voor recht te verklaren dat de door [naam deskundige] in zijn rapport aangenomen verwijten, namelijk:
- de hechtingen, die zijn verwijderd op 20 juli 2012, hadden op de operatiekamer moeten worden verwijderd;
- het delay: in de optiek van [naam deskundige] had al op 8 augustus 2012 de indicatie gesteld kunnen worden voor de operatie die uiteindelijk op 14 september 2012 plaatshad;|
- er had rifampicine toegevoegd moeten worden aan de antibiotica,

niet tot schade hebben geleid, zodat IJsselland Ziekenhuis niet aansprakelijk is voor de door [gedaagde] geleden schade;

2.
veroordeling van [gedaagde] tot terugbetaling binnen twee weken na de datum van het vonnis van het op grond van de beschikking van 14 december 2018 aan hem betaalde voorschot van € 2.500,00 alsmede het aan hem in september 2019 betaalde voorschot van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop [gedaagde] deze betalingen heeft ontvangen, althans vanaf de dag van dagvaarding;
- een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure met de verplichting dat [gedaagde] de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is als hij deze niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis heeft betaald;
- een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

3.2.
Het verweer van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van IJsselland Ziekenhuis en Medirisk in de kosten van de onderhavige procedure.

3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.
De beoordeling

4.1.
In deze procedure is aan de orde of sprake is van door [gedaagde] geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelingsovereenkomst door het IJsselland Ziekenhuis, te weten het niet adequaat reageren op de wondinfectie die zich eind juli 2012 of althans 8 augustus 2012 bij [gedaagde] voordeed (hierna: de fout).

4.2.
De rechtbank heeft in het deelgeschil geoordeeld dat IJsselland Ziekenhuis voor die schade aansprakelijk is.

4.3.
Over de schade heeft de rechtbank in de beschikking in deelgeschil onder 4.10 t/m 4.12 overwogen dat, gelet op het expertiserapport van [naam deskundige] , niet meer kan worden vastgesteld of door de vertraging in de behandeling van de infectie een kans op een beter behandelresultaat verloren is gegaan. De rechtbank heeft vervolgens onderzocht of voldoende aannemelijk is dat door de vertraging in de behandeling van de infectie een reële kans op een betere uitkomst verloren is gegaan, en - aangezien de rechtbank die vraag bevestigend heeft beantwoord - is zij tot een zo goed mogelijke inschatting van deze kans gekomen

4.4.
De rechtbank is op grond van artikel 1019cc Rv in de onderhavige procedure aan die beslissing gebonden op dezelfde wijze als aan een bindende eindbeslissing in een tussenvonnis. [gedaagde] en Medirisk stellen dat de rechtbank op deze bindende eindbeslissing (en de daarop gebaseerde oordelen dat ruimte is voor vergoeding van smartengeld en de toekenning van een voorschot) terug dient te komen. [gedaagde] heeft daartegen aangevoerd dat de beschikking in deelgeschil in stand gelaten dient te worden.

4.5.
Bedoelde beslissing is gebaseerd op de uitleg van het antwoord dat [naam deskundige] in zijn expertise op de derde aan hem voorgelegde vraag heeft gegeven. Die vraag en het antwoord daarop worden hier ter wille van de duidelijkheid opgenomen.

"3.
Wat zijn naar uw mening de gevolgen voor betrokkene op uw vakgebied van dit in bovenvermelde zin onzorgvuldig handelen?

De gevolgen van het onzorgvuldig handelen bestaan uit een delay in adequate behandeling, zijnde adequate antibiotische behandeling en adequaat debridement. Uiteindelijk is de gewenste operatie pas ruim een maand later (op 14 september) uitgevoerd. Aan de hand van het medisch dossier en de bijgevoegde foto’s had deze ingreep ook al direct na 8 augustus uitgevoerd kunnen worden.

Het is niet aantoonbaar dat dit delay heeft geleid tot een aantoonbaar slechter functioneel eindresultaat."

4.6.
Medirisk, met instemming van [gedaagde] , heeft per brief d.d. 23 maart 2018 hierover een aanvullende vraag aan [naam deskundige] gesteld, die hij per brief d.d. 30 april 2018 heeft beantwoord. Ook deze vraag en het antwoord daarop worden hier opgenomen.

Vraag:

"In uw antwoord op vraag 3 geeft u aan dat niet aantoonbaar is dat het delay heeft geleid tot een aantoonbaar slechter functioneel eindresultaat. In uw antwoord op vraag 5 geeft u aan dat u van mening bent dat niet aantoonbaar is dat het delay in de behandeling invloed heeft gehad op het uiteindelijke resultaat van een ernstige posttraumatische artrose van het kniegewricht. Doelt u met 'functioneel eindresultaat' in uw antwoord op vraag 3 op het functioneel eindresultaat als geheel, of doelt u in samenhang met uw antwoord op vraag 5 uitsluitend op het resultaat van een ernstige posttraumatische artrose?"

Antwoord:

"Het letsel van de heer [gedaagde] , de behandeling en de daarbij opgetreden infectie hebben geleid tot een ernstige posttraumatische artrose. Deze posttraumatische artrose veroorzaakt een slecht functioneel eindresultaat. In hoeverre de vertraging in de behandeling van de infectie heeft geleid tot een verergering van de posttraumatische artrose en dus het functionele eindresultaat is niet aantoonbaar."

4.7.
Het verzoek om terug te komen op die beslissing is gebaseerd op de stelling van IJsselland Ziekenhuis dat de rechtbank die antwoorden van [naam deskundige] onjuist heeft uitgelegd, althans dat deze daarmee iets anders heeft bedoeld dan de rechtbank heeft begrepen. In overleg met partijen heeft de rechtbank vervolgens besloten om [naam deskundige] als deskundige ter zitting te horen. Ter zitting heeft [naam deskundige] , voor zover van belang, als volgt verklaard:

"U leest mij voor de beantwoording van vraag drie in dat rapport en vraagt mij dat antwoord toe te lichten. Ik heb bedoeld dat het functionele eindresultaat niet anders geweest zou zijn zonder delay. Ik bedoel daarmee het eindresultaat in termen van pijn, beperkte actieradius en bewegingsmogelijkheden. Meneer [gedaagde] had een Schatzker-6-fractuur, dat is een zeer ernstige breuk. Bij dat type breuken lukt het in ongeveer 50 procent van de gevallen niet om de knie weer anatomisch in dezelfde toestand als daarvoor te krijgen. In dit geval werd de chirurg geconfronteerd met een heel vervelende situatie. Er was sprake van een geïnfecteerde, blootliggende breuk met deeltjes dood bot. Als er echter meteen in augustus geopereerd was, zou er naar mijn verwachting geen beter resultaat bereikt zijn dan nu bereikt is. Een infectie van het kniegewricht zelf heb ik in het dossier niet aangetroffen. Het had voor de hand gelegen dat daarvan melding was gemaakt, dus ik ga ervan uit dat zo'n infectie niet is opgetreden. De breuk was een gegeven. De keuze om de incisie in het midden te maken, was in die tijd, 2012, heel gebruikelijk. Als er geen delay was geweest en beter was schoongespoeld had dat echter voor de operateur niet uitgemaakt. Er had toch een vrije lap gebruikt moeten worden en het operatiegebied moest toch schoongemaakt worden. Wel is het natuurlijk zo dat de patiënt, als er in augustus was geopereerd in plaats van in december, niet zo lang had moeten wachten en dus die maanden niet met die pijn had rondgelopen. Als er meteen geopereerd was, zou het been echter niet beter hersteld zijn dan nu gebeurd is. Ik kan geen verbetering bedenken.

Wat betreft het weke delenletsel is het zo dat dat onvermijdelijk was. Het gaat dan om pezen, spieren en huid. Voor zover ik mij kan herinneren was het een dichte breuk, dus de huid was niet open, maar operatief ingrijpen was hoe dan ook noodzakelijk. Ik ben in het dossier niets bijzonders tegengekomen over weke delen letsel dat verband zou kunnen houden met het onzorgvuldig handelen.

Voor wat betreft het plaatsen van een knieprothese is het zo dat daarmee voorzichtig wordt omgegaan als sprake is geweest van een eerdere infectie. Een zorgvuldig orthopedisch chirurg zal in zo'n geval de ingreep waarschijnlijk in twee fasen verrichten. Er is volgens mij geen reden om aan te nemen dat de plaatsing van een knieprothese bij de heer [gedaagde] niet mogelijk zou zijn. Het is wel van belang dat er lange tijd geen infectie meer geweest is, ik denk dan eerder aan jaren dan aan maanden. Low grade infecties komen geregeld voor. Ik zie in ieder geval geen verband tussen een eventueel te plaatsen knieprothese en het onzorgvuldig handelen. Als het onzorgvuldig handelen er niet geweest was, zouden er geen betere mogelijkheden voor een prothese zijn dan nu.

Wat betreft het ontstaan van osteoartritis licht ik toe dat hiermee slijtage van het kraakbeen wordt bedoeld. Die zal zich bij een dergelijke breuk in dertig tot vijftig procent van de gevallen voordoen. Als er een infectie ontstaat, wordt die kans nog groter. Het onzorgvuldig handelen heeft daarop geen invloed gehad, het ontstaan van een infectie is een kwestie van pech.

Mij wordt gevraagd om een opinie te geven over het delay tussen begin augustus en half september aan de ene kant en tussen half september en half december, in het Erasmus MC, aan de andere kant. Ik kan daar niets over zeggen, ik heb mij in de situatie in het Erasmus MC niet verdiept. In het algemeen geldt daarvoor wat ik daarover al heb gezegd over het delay, dat dat niet tot een slechter resultaat heeft geleid."

4.8.
Uit deze verklaring volgt ondubbelzinnig dat naar het deskundig oordeel van [naam deskundige] door de fout geen reële kans op een beter eindresultaat verloren is gegaan. Ook bij een snellere en meer adequate reactie op de wondinfectie was het eindresultaat hetzelfde geweest als dat thans is. Dat betekent dat [gedaagde] in zoverre geen (materiële of immateriële) schade heeft geleden als gevolg van de fout van IJsselland Ziekenhuis en dat in zoverre moet worden teruggekomen op de beslissing in deelgeschil. Wel heeft het enkele tijdsverloop tot gevolg gehad dat [gedaagde] langer pijn heeft gehad. In de woorden van de deskundige: Wel is het natuurlijk zo dat de patiënt, als er in augustus was geopereerd in plaats van in december, niet zo lang had moeten wachten en dus die maanden niet met die pijn had rondgelopen.

4.9.
De rechtbank blijft daarom van oordeel dat ten gevolge van de fout enige schade is geleden, nu immers IJsselland Ziekenhuis en Medirisk niet de bevinding van [naam deskundige] bestreden hebben dat adequate behandeling van de infectie (verwijtbaar) onvoldoende spoedig heeft plaatsgevonden en dat gedurende die periode van vertraging [gedaagde] pijn heeft geleden.

Gelet daarop zal de gevorderde verklaring voor recht, die erop neerkomt dat de fout in het geheel geen schade heeft veroorzaakt, worden afgewezen.

4.10.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de reeds door IJsselland Ziekenhuis, althans Medirisk, betaalde voorschotten, nu deze moeten worden geacht te dienen ter vergoeding van voormelde immateriële schade (pijn). De rechtbank acht de betaalde bedragen als vergoeding voor die schade reëel, mede in aanmerking nemende dat IJsselland Ziekenhuis en Medirisk ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 5 januari 2021 zelf hebben aangegeven dat de schade van een verwijtbaar delay met de reeds uitgekeerde voorschotten is vergoed.

4.11.
Duidelijkheidshalve merkt de rechtbank op dat zij verstaat dat de schade die [gedaagde] als gevolg van de fout van IJsselland Ziekenhuis heeft geleden hiermee is afgewikkeld. ECLI:NL:RBROT:2021:10129