Hof A.dam 270109 aansprakelijkheid gemeente m.b.t. (onveilig hoge) bermbegroeing; afgewezen
- Meer over dit onderwerp:
Hof A.dam 270109 aansprakelijkheid gemeente m.b.t. (onveilig hoge) bermbegroeing; afgewezen
3.1 Het gaat in deze zaak, samengevat om het volgende.
Op 19 juni 2005 heeft op de Amstelkade buiten de bebouwde kom van
Wilnis, gemeente De Ronde Venen, een aanrijding plaatsgevonden tussen
een door [appellant] bestuurde personenauto en een hem tegemoetkomende,
door [[persoon A] bestuurde motorfiets. De aanrijding vond plaats in
een, vanuit de rijrichting van [appellant] gezien, bocht naar links die
de Amstelkade maakt, terwijl [appellant] bezig was twee naast elkaar
rijdende fietsers die zich voor hem bevonden te passeren. [persoon A]
reed ten tijde van de aanrijding op de voor hem bestemde weghelft. De
situatie ter plaatse van de, vanuit de rijrichting van [appellant]
gezien, bocht naar links in de weg was ten tijde van de aanrijding als
gevolg van hoge begroeiing in de berm langs de Kromme Mijdrecht zodanig
onoverzichtelijk dat [appellant] geen zicht had op het tegemoetkomend
verkeer. De Amstelkade, inclusief 0,5 meter berm, is eigendom van de
Gemeente.
De voorzijde van de personenauto van [appellant] heeft als gevolg van
de aanrijding, iets links van de rechterkoplamp, schade opgelopen.
3.2 In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd de Gemeente te veroordelen tot betaling aan hem van door hem als gevolg van de aanrijding geleden schade, nader op te maken bij staat, met rente en proceskosten, hiertoe stellende dat de Gemeente onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door tekort te schieten in haar verplichting zorg te dragen voor een zodanig beheer en onderhoud van de berm langs de Amstelkade dat de begroeiing niet op een onaanvaardbare, onveilige hoogte komt.
(...)
3.5 Ter beoordeling staat of de Gemeente
als beheerder van de weg onrechtmatig jegens [appellant] heeft
gehandeld, zoals [appellant] stelt maar de Gemeente gemotiveerd
betwist. Daarbij moet het volgende worden vooropgesteld.
Artikel 15 van de Wegenwet verplicht de Gemeente als beheerder van de
openbare weg tot het onderhoud daarvan en breidt deze plicht in lid 3
uit tot de berm, echter slechts voor zover het onderhoud van de berm
dient ten behoeve van de instandhouding en de bruikbaarheid van de weg.
In het onderhavige geval is voorts van belang dat het hier gaat om een
bochtige secundaire weg die in een buitengebied is gelegen. Aan het
landschappelijk karakter van een dergelijke weg is inherent dat een
weggebruiker vaker te maken krijgt met plaatsen waar om verschillende
redenen het zicht is beperkt, zodat hij zijn rijgedrag daaraan zal
moeten aanpassen.
Naar tussen partijen vaststaat, heeft [appellant] op deze bochtige,
betrekkelijk smalle weg waarop twee auto’s elkaar net kunnen passeren,
vlak voordat de weg een bocht naar links maakt, twee voor hem rijdende
fietsers ingehaald, in plaats van tot voorbij de bocht achter hen te
blijven rijden. Anders dan [appellant] meent, volgt uit de door hem
zelf overgelegde foto’s, in het bijzonder foto 1 bij memorie van
grieven, dat de daarop gevolgde aanrijding met de hem tegemoetkomende
motorfiets van [persoon A], gedeeltelijk heeft plaatsgevonden op de
voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft . Naar verder volgt
uit deze foto’s, moet het voor [appellant] duidelijk zijn geweest – de
aanrijding vond overdag plaats bij goed zicht – dat hij, gelet op de
begroeiing van de berm, geen zicht had op eventueel hem tegemoetkomend
verkeer.
Naar het oordeel van hof behoefde de Gemeente met een dergelijke
ernstige en bij aangepast rijgedrag vermijdbare verkeersfout van
[appellant] bij het beheer en onderhoud van de berm geen rekening te
houden. Dit betekent dat niet kan worden geoordeeld dat de Gemeente in
zoverre is tekortgeschoten in het beheer en onderhoud van de berm.
3.6 Het hiervoor vermelde oordeel wordt niet anders indien mocht komen
vast te staan dat omwonenden de Gemeente voorafgaande aan de aanrijding
hebben gewezen op een gevaarlijke situatie. Zoals hiervoor al vermeld
gaat het hier om een aanrijding die [appellant] bij aangepast
verkeersgedrag had kunnen vermijden, namelijk als hij achter de beide
fietsers was blijven rijden totdat hij de onoverzichtelijke bocht had
gepasseerd. Met de door [appellant] gemaakte verkeersfout had de
Gemeente, ook na waarschuwing door omwonenden, bij haar maaibeleid van
de berm geen rekening behoeven te houden. LJN BH4115