Hof Den Bosch 141106 snorfiets belandt in sloot na slip op modderige weg;15% eigen schuld
- Meer over dit onderwerp:
Hof Den Bosch 14-11-06 snorfiets belandt in sloot na slip op modderige weg; snorfietser onoplettend en snelheid niet naar beneden aangepast; 15% eigen schuld
Ad 2
7.5 Wanneer de situatieschets van [appellante] tot uitgangspunt wordt genomen, kan niet worden gezegd dat [geïntimeerde] al langer over de modder reed zonder zijn snelheid aan te passen. Zoals daarop is aangegeven, begon de modder bij de uitgang van de akker met een beetje verspreiding over zo'n vijf meter richting [plaats]. [appellante] geeft in haar situatieschets een vak aan van 29 meter breed waarbinnen het slippen en het in de sloot belanden zich kennelijk heeft voorgedaan, waarbij de richting van de rode pijl die op de plaats van het ongeval duidt erop wijst dat het slippen ongeveer halverwege dat vak moet zijn begonnen. Nog steeds uitgaande van deze schets heeft [geïntimeerde] ook in de visie van [appellante] maar enkele seconden over de modder gereden alvorens te slippen. Bij een snelheid van ongeveer 30 km/uur legde hij immers ruim acht meter per seconde af. Dit betekent dat aan [geïntimeerde] niet verweten kan worden dat hij zonder meer doorgereden is over een modderig wegoppervlak. Hem kan wel een zekere mate van onoplettendheid worden verweten. Immers, zijn duopassagier [naam] zag blijkens zijn getuigenverklaring in eerste aanleg de modder wel en ging om zijn jas niet vies te laten worden dichter tegen de bestuurder aanzitten.
Ad 3
7.6 Het staat vast dat [geïntimeerde] ter plaatse ongeveer 30 km/ uur heeft gereden, dat wil zeggen harder dan de maximumsnelheid van 25 km/uur die voor een snorfiets geldt. Zorgvuldig rijgedrag brengt onder de gegeven omstandigheden (smal weggetje, duopassagier, regen) mee dat in ieder geval de maximumsnelheid niet wordt overschreden, maar veeleer dat de snelheid naar beneden wordt aangepast. De overschrijding van de maximumsnelheid mag in absolute zin beperkt zijn, relatief is het een relevante overschrijding.
7.7 Alles overziende en de wederzijdse fouten tegen elkaar afwegend komt het hof, zij het op andere gronden, tot dezelfde verdeling als de rechtbank, namelijk 85/15 ten laste van [appellante]. Aan [geïntimeerde] kan wel een verwijt worden gemaakt, maar geen bijzonder groot verwijt, vergeleken bij het (vaststaande) verwijt dat aan [appellante] gemaakt kan worden. Daarmee acht het hof deze verdeling in overeenstemming. (...) LJN AZ2857