Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Haarlem 170107 auto raakt van onverlichte, openbare weg op Schiphol; gedaagde niet tekortgeschoten in haar verplichtingen

Rb Haarlem 17-01-07 auto raakt van onverlichte, openbare weg op Schiphol; gedaagde niet tekortgeschoten in haar verplichtingen
Voor het aannemen van (gehele of gedeeltelijke) aansprakelijkheid van FBP ex artikel 6:174 BW dient in de eerste plaats te worden beoordeeld of de Sikorskylaan dient te worden aangemerkt als een voor het openbaar verkeer openstaande weg. Immers alleen indien zulks het geval is, valt de uitrusting van de Sirkoskylaan ingevolge het zesde lid van artikel 6:174 BW onder het bereik van dit artikel en rust op FBP risicoaansprakelijkheid voor de gebrekkigheid van die uitrusting. Hieromtrent wordt het volgende overwogen.
Vast staat dat aan de toegankelijkheid van de Sikorskylaan ten tijde van het ongeval geen andere beperking was gesteld dan het verbod voor vrachtwagens om deze weg in te rijden. De enkele aanwezigheid van de borden met de teksten “geen doorgaand verkeer” en “bouwverkeer” kan niet tot de door FBP aangevoerde conclusie leiden, dat de weg slechts voor bouwverkeer en niet voor derden bestemd was, zodat geen sprake is van een “rechtens voor iedereen toegankelijke rijbaan”. Het primaire verweer faalt derhalve.

Vervolgens komt aan de orde de vraag of de weguitrusting van de Sikorskylaan, in casu de borden en de verlichting, voldeden aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser], tegenover het gemotiveerde verweer van FBP, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de borden aan het begin van de Sikorskylaan zodanig waren geplaatst dat het voor hem niet mogelijk was om deze borden bij het rechtsaf slaan waar te nemen. Daarbij is van belang dat, gelet op het feit dat het op het tijdstip waarop [eiser] deze manoeuvre maakte, reeds donker was en op het kruispunt slechts één lichtmast stond, van [eiser] had mogen worden verwacht dat hij zijn snelheid zodanig aan de omstandigheden had aangepast, dat hij de situatie ter plaatse in zich had kunnen opnemen alvorens zijn weg te vervolgen. De aanwezigheid van een lichtmast en de afwezigheid van obstakels die het zicht op de borden konden belemmeren, moet voldoende zijn geweest om met een gepaste snelheid de borden te kunnen zien.
De omstandigheid dat in de bocht waar het ongeval zich heeft voorgedaan geen hek of bord was geplaatst, kan FBP niet worden tegengeworpen, nu de bocht in de weg niet als een obstakel of oneffenheid valt aan te merken, waarvoor de wegbeheerder de weggebruiker dient te waarschuwen. Het had bovendien op de weg van [eiser] gelegen om op de totaal onverlichte Sikorskylaan zodanige voorzichtigheid te betrachten dat hij niet door de bocht in de weg verrast zou zijn geweest.
Gelet op het voorgaande is niet komen vast te staan, dat FBP tekortgeschoten is in haar verplichting om ervoor te zorgen dat de Sikorskylaan in zodanige staat verkeerde, dat de veiligheid van de weggebruikers niet in gevaar zou worden gebracht.
Dit leidt ertoe dat de vordering een valide grondslag ontbeert, zodat deze zal worden afgewezen.
LJN AZ6493