Rb Leeuwarden 071205 Germeente waarschuwt onvoldoende voor gevaarlijke verkeersdrempel
- Meer over dit onderwerp:
Rb Leeuwarden 07-12-05 Germeente waarschuwt onvoldoende voor gevaarlijke verkeersdrempel
5.4. Naar het oordeel van de rechtbank dient, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, met betrekking tot de onderhavige verkeersdrempel de vraag te worden beantwoord of het verkeer ter plaatse op voldoende wijze -mede in aanmerking genomen de locatie van de drempel- op de aanwezigheid van de verkeersdrempel werd geattendeerd om te voorkomen dat de drempel voor weggebruikers een gevaarssituatie teweegbracht.
5.4.1. Aegon heeft ter onderbouwing van de door haar gestelde gebrekkigheid van de verkeersdrempel verwezen naar de CROW-richtlijnen die als richtlijn voor de inrichting van wegen door wegbeheerders dienen. De rechtbank is van oordeel dat deze richtlijnen zeker gewicht in de schaal dienen te leggen bij de beantwoording van de onder overweging 5.4. geformuleerde vraagstelling, doch zij kent aan de CROW-richtlijnen geen absolute betekenis toe in dier voege dat als een verkeerssituatie niet (geheel) aan deze richtlijnen voldoet de conclusie moet zijn dat er onvoldoende veiligheidsmaatregelen door de wegbeheerder zijn getroffen. Naast deze richtlijnen zijn naar het oordeel van de rechtbank namelijk ook (andere) factoren van belang, zoals het te verwachten gedrag van verkeersdeelnemers, de verkeersomstandigheden ter plaatse en de aard en frequentie van het passerende verkeer.
5.4.2. De onderhavige verkeersdrempel wordt blijkens de door Aegon bij de dagvaarding in het geding gebrachte foto's aan weerszijden geflankeerd door twee hekken. Deze hekken zijn echter slechts in één rijrichting voorzien van een rood-witte waarschuwingsmarkering, namelijk in de tegengestelde rijrichting ten opzichte van die waarvandaan de autobus ten tijde van het ongeval kwam. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de uit de gedingstukken blijkende verklaringen (en foto's) van chauffeuse [naam bestuurder] en de verbalisanten Strijk en Walinga, in voldoende mate komen vast te staan dat de onderhavige verkeersdrempel ten tijde van het ongeval een enigszins versleten markering had en dat de kleurstelling van de drempel destijds onvoldoende opvallend was. Daarnaast is op grond van voormelde verklaringen en de overgelegde foto's eveneens voldoende komen vast te staan dat het waarschuwingsbord met de tekst 'Let op. Drempels' ten tijde van het ongeval een kwart slag gedraaid was, waardoor (de tekst van) dit waarschuwingsbord niet zichtbaar was voor de chauffeuse van de autobus. Aan dit laatste kan de door een opzichter van Ooststellingwerf een dag voor het ongeval nog uitgevoerde schouw, waarbij is geconstateerd dat het waarschuwingsbord op de juiste wijze geplaatst was, niet afdoen. De omstandigheid dat een dag voor het ongeval het waarschuwingsbord nog wel juist geplaatst was, betekent niet dat die situatie een dag later -door welke oorzaak dan ook- niet anders kan zijn geweest. Als wegbeheerder is Ooststellingwerf ervoor verantwoordelijk dat het waarschuwingsbord op een juiste wijze geplaatst is én blijft. Zij heeft terzake van het draaien van het waarschuwingsbord ook geen beroep op overmacht gedaan.
5.4.3. In onderling verband en samenhang beschouwd brengen de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden de rechtbank tot het oordeel dat ten tijde van het ongeval het verkeer op de Toogwijk onvoldoende op de aanwezigheid van de verkeersdrempel werd geattendeerd om te voorkomen dat deze verkeersdrempel gevaar voor de weggebruikers teweegbracht. Dit betekent dat de Toogwijk c.q. de daar aanwezige verkeersdrempel ten tijde van het ongeval niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mocht stellen en daardoor gevaar voor personen c.q. zaken opleverde. Dit gevaar heeft zich verwezenlijkt door het aan [naam slachtoffer] overkomen ongeval. Ooststellingwerf is gezien vorenstaande aansprakelijk voor de als gevolg van de gebrekkige toestand van de verkeersdrempel ontstane schade en is uit dien hoofde vergoedingsplichtig jegens Aegon. Geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die toepassing van de 'tenzij-clausule' aan het slot van het eerste lid van artikel 6:174 BW rechtvaardigen.
Het (eigen) schuldverweer
5.5. Ooststellingwerf heeft in dit verband primair aangevoerd dat het ongeval geheel te wijten is aan het feit dat de chauffeuse van de autobus haar weggedrag onvoldoende heeft aangepast aan de verkeerssituatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Ooststellingwerf evenwel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die deze stelling ondersteunen. Ooststellingwerf heeft slechts enkele vermoedens geuit, die zij onvoldoende heeft onderbouwd en die door Aegon bovendien gemotiveerd zijn bestreden. Het primaire schuldverweer van Ooststellingwerf faalt dan ook.
Het subsidiaire beroep op artikel 6:101 BW stuit hierop af dat de chauffeuse van de bus noch Prak Tours als benadeelde in de zin van dit artikel kunnen worden aangemerkt. LJN AY8681 zie ook het vervolg in Rb Leeuwarden 29-03-06 LJN AY8692