Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb. Utrecht 011106 weggetje glad door bladeren, auto te water; weg niet gebrekkig, zorgplicht

Rb. Utrecht 01-11-06 weggetje glad door bladeren, auto te water; weg niet gebrekkig, geen schending zorgplicht door gemeente, art. 6:174 lid 2 en 6:162 BW
2.1  Op 24 oktober 2004 is [eiser] als bestuurder van een personenauto betrokken geweest bij een eenzijdig verkeersongeval op het Gein-Zuid te Abcoude. Bij dit ongeluk is de auto van [eiser] te water geraakt en is schade ontstaan.
2.2  [Eiser] heeft over de toedracht van het ongeval in een door de Gemeente Abcoude overgelegde handgeschreven verklaring van 10 november 2004 onder meer geschreven:
“Op zondag 24.10.2004 omstreeks 20.20 reed ik [eiser] op de weg Gein zuid vanuit Abcoude richting Driemond.
Deze weg bevindt zich buiten de bebouwde kom (max snelheid 60 km).
Op het genoemde tijdstip regende het, tijdens de rit merkte ik dat op sommige weg gedeelte’s (met name de bochten) door bladval het wegdek niet aan de gestelde eisen voldeed. De gemeente is immers aansprakelijk voor de eisen aan het wegdek. De maximale snelheid van 60 km/u was op dat moment absoluut niet van toepassing.
Zodoende reed ik ± 40 km/u op de rechter weggedeelte’s. Op een gegeven moment naderde ik t.h.v. perceel 41 een bocht welke ik “inging”.
Op dat moment voelde ik dat m’n voertuig géén grip had met het wegdek, door de bladval in de bocht was de auto niet meer te corrigeren. Ik een boom raakte en vervolgens terecht kwam in het water.”

3.  Het geschil
3.1  [Eiser] vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat de Gemeente Abcoude aansprakelijk is voor de door [eiser] als gevolg van het ongeval geleden schade en veroordeling van de Gemeente Abcoude tot betaling van EUR 12.390,00, vermeerderd met rente en kosten. (...)

4.  De beoordeling
4.1  [Eiser] stelt zich op het standpunt dat de Gemeente Abcoude aansprakelijk is voor de door hem geleden schade. [eiser] baseert dit primair op artikel 6:174 lid 2 BW: volgens [eiser] voldeed de weg niet aan de daaraan te stellen eisen omdat deze sterk vervuild was door natte bladeren.
Subsidiair stelt [eiser] dat de Gemeente Abcoude onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door na te laten adequate maatregelen te treffen zodat de weg veilig gebruikt kon worden, terwijl er aldaar vaker auto’s te water raken. Voorts stelt [eiser] dat de Gemeente Abcoude onrechtmatig heeft gehandeld door na te laten op adequate wijze te waarschuwen voor het specifieke gevaar. Volgens [eiser] ontbrak een bord waarmee werd gewaarschuwd voor slipgevaar. Daarbij had van de Gemeente Abcoude verwacht mogen worden meer waarschuwingen te plaatsen langs het Gein-Zuid (waarschuwing voor het naderen van een gevaarlijke bocht; rood-witte waarschuwingshekken) of de maximumsnelheid te verlagen.
4.2  De Gemeente Abcoude betwist dat de aanwezigheid van bladeren is aan te merken als een gebrek aan de weg als bedoeld in artikel 6:174 BW. Hiervan kan volgens de Gemeente Abcoude slechts sprake zijn als de weg zelf gebrekkig is, doch niet als die gebrekkigheid bestaat uit de aanwezigheid van bladeren op het wegdek.
De Gemeente Abcoude betwist voorts onrechtmatig gehandeld te hebben. Volgens de Gemeente Abcoude was de weg niet zodanig vervuild met bladeren dat extra maatregelen van de Gemeente Abcoude nodig waren. In de herfstmaanden vallen bovendien de hele dag bladeren, zodat het incidenteel vegen van de weg niet voorkomt dat er bladeren op de weg liggen. De Gemeente Abcoude betwist dat ter plaatse vaker auto’s te water raken. De brandweer heeft aan de Gemeente Abcoude medegedeeld dat op het gehele traject van het Gein-Zuid in tien jaar tijd drie gevallen bekend zijn.
Volgens de Gemeente Abcoude waren op het Gein-Zuid wel degelijk waarschuwingsborden voor gladheid geplaatst, waarvan [eiser] er op 24 oktober 2004 tenminste één heeft gepasseerd. Het had niet uitgemaakt of er meer waarschuwingen langs het Gein-Zuid hadden gestaan, omdat [eiser] volgens zijn eigen verklaring zich het gevaar voor gladheid heeft gerealiseerd. Hij werd dus volgens de Gemeente Abcoude niet – door het ontbreken van waarschuwingen – verrast door de gladheid.
4.3  Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van artikel 6:174 lid 2 BW met zich mee dat op het overheidslichaam dat tot taak heeft ervoor te zorgen dat de weg in goede staat verkeert slechts de verplichting rust om tot schadevergoeding van geleden schade over te gaan, indien de schade is veroorzaakt door een gebrek aan de weg als zodanig. Voornoemde bepaling kan derhalve slechts toepassing vinden indien er sprake is van een gebrek aan het wegdek, -lichaam of de weguitrusting en niet – zoals thans het geval is – indien de gebrekkigheid bestaat in de aanwezigheid op het wegdek van bladeren. Nu gesteld noch gebleken is dat de weg zelf gebrekkig was, biedt artikel 6:174 BW geen grond voor aansprakelijkheid van de Gemeente Abcoude jegens [eiser].
4.4  De gladheid op de weg werd veroorzaakt door regen en gevallen bladeren. De volgende vraag is daarom of de Gemeente Abcoude als wegbeheerder voor de als gevolg van deze gladheid ontstane schade aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW, omdat zij heeft nagelaten de weg te vegen. Indien dat zo is, heeft [eiser] een verhaalsrecht.
Op een gemeente rust – in haar taak als wegbeheerder – de plicht ervoor te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Vanuit die plicht zal zij gladheid dienen te bestrijden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat de zorgplicht van de gemeente echter niet zover dat zij onmogelijk dient te maken dat een weg glad wordt of dat zij alle wegen in haar beheer zo intensief dient te inspecteren dat zij een dergelijke situatie altijd onmiddellijk na het ontstaan daarvan te weten komt om gladheid direct te kunnen verhelpen. Naar het oordeel van de rechtbank kan het feit dat de Gemeente Abcoude rond 24 oktober 2004 niet had geveegd op het Gein-Zuid – en meer in het algemeen: niet heeft voorkomen dat er bladeren op het wegdek liggen – niet de conclusie dragen dat zij haar zorgplicht heeft verzaakt en daarom aansprakelijk is jegens [eiser].
4.5  Dit zou anders kunnen zijn als het de Gemeente Abcoude bekend was of bekend had moeten zijn dat sprake was van gladheid op de bewuste plaats. De Gemeente Abcoude heeft echter onbetwist gesteld dat er bij haar geen meldingen waren binnengekomen waaruit volgde dat er sprake zou zijn van een gevaarlijke situatie, terwijl haar hiervan ook niet tijdens (onregelmatige) inspecties is gebleken. De Gemeente Abcoude heeft voorts de stelling van [eiser] dat op de bewuste plaats vaker auto’s te water geraken gemotiveerd betwist en daarbij aangegeven dat uit informatie van de brandweer is gebleken dat weliswaar over het gehele traject langs het Gein in de afgelopen tien jaar drie auto’s te water zijn geraakt. Het moet er daarom voor gehouden worden dat de Gemeente Abcoude ten tijde van het ongeval niet op de hoogte was van de gladheid op het Gein-Zuid.
4.6  De volgende vraag is of de Gemeente Abcoude tekort is geschoten in haar zorgplicht omdat geen waarschuwingsbord voor gladheid (J20 RVV 1990) was geplaatst aan het begin van het Gein-Zuid.
Het plaatsen van een waarschuwingsbord voor gladheid heeft als doel om de weggebruiker te attenderen op gevaar waarop hij zonder waarschuwing niet of onvoldoende bedacht is. [Eiser] hoefde niet geattendeerd te worden op het gevaar van gladheid. Uit de onder 2.2 geciteerde verklaring van [eiser] volgt immers dat hij vóór het ongeval plaatsvond reeds bedacht was op de gladheid als gevolg van de gevallen bladeren. Hij stelt zelfs om die reden zijn snelheid te hebben aangepast. Nu vaststaat dat [eiser] zich van de gladheid van de weg bewust was, kan naar het oordeel van de rechtbank in het midden gelaten worden of zich ten tijde van het ongeval aan het begin van het Gein-Zuid nu wel of niet een waarschuwingsbord voor gladheid bevond.
4.7  Resteert de vraag of de Gemeente Abcoude op de plek waar het ongeval plaatsvond meer in het algemeen maatregelen had moeten treffen als het waarschuwen voor een gevaarlijke bocht, het verlagen van de maximumsnelheid of het plaatsen van waarschuwingshekken. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] onvoldoende gesteld heeft ter onderbouwing van deze stelling. [Eiser] heeft niet gesteld dat hij werd verrast door de bocht. Evenmin heeft hij gesteld dat de bocht waar het ongeval plaatsvond ook gevaarlijk is als de weg niet glad is. De rechtbank verwerpt daarom deze stelling van [eiser].
4.8  Conclusie van het vorenstaande is dat de Gemeente Abcoude heeft voldaan aan haar zorgplicht als wegbeheerder en derhalve niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser]. [Eiser]’ vorderingen zullen daarom worden afgewezen met veroordeling van [eiser] als de in het ongelijk gesteld partij in de kosten van de procedure.
LJN AZ1716