Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 031121 Aanrijding met zakpaal; eigenaar aansprakelijk voor onvoldoende waarschuwen voor gevaarzetting; geen ES bestuurder

RBMNE 031121 Aanrijding met zakpaal; eigenaar aansprakelijk voor onvoldoende waarschuwen voor gevaarzetting; geen ES bestuurder

Waar het in deze procedure om gaat

2.1.
[gedaagde] is de eigenaar van het bedrijventerrein ' [locatie 1] ' aan het [straatnaam 1] in [plaatsnaam] . Bij de in- en uitgang van het terrein stond sinds 2016 op het midden van het wegdek een zakpaal (ook wel poller genoemd), die het terrein fysiek afsloot voor gemotoriseerd verkeer. Het betrof een metalen paal van 60 cm hoog die in het wegdek wegzonk, door het invoeren van een code op één van de twee toegangszuilen. Het terrein was uitsluitend toegankelijk voor leveranciers en vaste bezoekers met een toegangscode.

2.2.
Op 12 januari 2018 om circa 17:50 uur was de heer [A] (hierna: [A] ) in een bedrijfswagen van het merk Mercedes Benz Vito met kenteken [kenteken] (hierna: de bedrijfswagen) onderweg naar een collega om een machine af te leveren bij een klant. Het was op dat moment donker buiten. Hij reed op de hoofdweg [straatnaam 2] in [plaatsnaam] en sloeg op de rotonde af richting de [straatnaam 3] . Op de [straatnaam 3] nam hij de tweede afslag naar links en reed hij het [locatie 2] op, waarna hij met een flauwe bocht naar links aankwam bij de in- en uitgang van het bedrijventerrein [locatie 1] . Hij zag op het bedrijventerrein vrije parkeerplaatsen. Vlak voor de afslag naar rechts, circa 3 meter voor de wegversmalling waar de zakpaal stond, is [A] gestopt en heeft hij een van het terrein afkomende auto laten passeren. Vervolgens is [A] het bedrijventerrein opgereden en daarbij in aanraking gekomen met de omhoog komende zakpaal. Daardoor is schade aan de bedrijfswagen ontstaan, waarin [A] reed.

2.3.
Allianz is de motorrijtuigenverzekeraar van de bedrijfswagen. Zij heeft de bedrijfswagen laten schouwen op 16 januari 2018 door de heer [B] (hierna: [B] ), die in zijn schaderapport van 9 februari 2018 de wagen total loss heeft verklaard. De dagwaarde is vastgesteld op € 11.245,00. Allianz heeft na aftrek van het eigen risico van € 450,00 de resterende dagwaarde van € 10.980,00 uitgekeerd aan de verzekeringnemer en € 185,95 aan kosten betaald voor het opstellen van het schaderapport.

2.4.
Partijen verschillen van mening of [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade-uitkering, het eigen risico en de kosten van het schaderapport tegenover Allianz als gesubrogeerde verzekeraar en als lasthebber van de verzekeringnemer. Volgens Allianz is onvoldoende gewaarschuwd voor het gevaar van de zakpaal, waardoor [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Volgens [gedaagde] zijn er voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen, waardoor het gevaar van de zakpaal is ondervangen. Daarnaast betwist [gedaagde] de schade en het causaal verband en vindt zij dat [A] eigen schuld heeft aan de aanrijding.

De beoordeling

Het beoordelingskader: veiligheidsmaatregelen bij gevaarzetting

3.1.
De kantonrechter dient in deze zaak te beoordelen of aan iemand die een situatie in het leven roept of laat voortbestaan die voor anderen bij niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid gevaarlijk is, de eis kan worden gesteld dat hij met het oog daarop bepaalde veiligheidsmaatregelen neemt. Daarbij dient te worden gelet op de mate van waarschijnlijkheid waarmee de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en op de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen (HR 5 november 1965, ECLI:NL:PHR:1965:AB7079). Bij deze beoordeling is doorslaggevend of te verwachten valt dat de waarschuwing of andere maatregel effectief bescherming zal bieden tegen het concrete gevaar (HR 28 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO4224).

3.2.
In deze zaak draait het om een verharde weg met een zakpaal ter fysieke afsluiting van een privéterrein, waarvan [gedaagde] eigenaar is en dat vanaf de openbare weg te bereiken is. Op die openbare weg bevinden zich verkeersdeelnemers, die niet steeds de nodige voorzichtigheid en oplettendheid zullen betrachten (vgl. HR 20 maart 1992, NJ 1993/547). De kantonrechter is van oordeel dat de zakpaal zonder veiligheidsmaatregelen een gevaar oplevert, in elk geval voor verkeersdeelnemers die niet de nodige voorzichtigheid en oplettendheid betrachten, omdat zij over het hoofd kunnen zien dat zij de openbare weg verlaten en het afgesloten privéterrein van [gedaagde] oprijden. Dat gevaar houdt in dat er schade kan ontstaan aan de voor- of onderkant van een voertuig, bijvoorbeeld als de weggezonken zakpaal weer omhoog komt en het voertuig zich vlak voor of boven de zakpaal bevindt. Kern van het geschil ziet daarom op de vraag of [gedaagde] voldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen om te waarschuwen en te beschermen tegen dit gevaar.

Zijn er voldoende veiligheidsmaatregelen getroffen door [gedaagde] ?

3.3.
Volgens [gedaagde] waren er voldoende veiligheidsmaatregelen aanwezig, namelijk:
- een wegversmalling richting de zakpaal door betonblokken en een zandblokkade;
- toegangszuilen met codelezer aan beide kanten van de zakpaal;
- nabijgelegen lantaarnpalen voor verlichting;
- een rood-wit gestreept geleidebaken op voet;
- ledverlichting en reflectiemateriaal op de zakpaal;
- inductielussen rondom de zakpaal.

3.4.
Allianz bestrijdt dat deze maatregelen toereikend zijn. Volgens Allianz was de situatie ter plaatse slecht verlicht en heeft [gedaagde] met deze maatregelen onvoldoende (of niet duidelijk genoeg) gewaarschuwd voor de aanwezigheid en het gevaar van de zakpaal.

3.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde] niet voldaan aan haar plicht om voldoende veiligheidsmaatregelen te treffen. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat er rondom de zakpaal nog bouwwerkzaamheden aan de gang waren tijdens de aanrijding, waardoor de situatie onoverzichtelijk was, zoals [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend. Dat verklaart de aanwezigheid van de tijdelijke betonblokken en losse berg zand op het voetpad, die samen als wegversmalling dienden. Die wegversmalling kan een verkeersdeelnemer bewegen om snelheid te verminderen, maar vormt geen geschikte maatregel om concreet te waarschuwen voor of het voorkomen van een botsing met een zakpaal. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van het rood-wit gestreepte geleidebaken op voet, dat duidt op tijdelijke wegwerkzaamheden en niet specifiek op een obstakel op de weg. Ook van de toegangszuilen gaat geen waarschuwing voor gevaar uit. Tijdens de mondelinge behandeling is aan de hand van de in het dossier aanwezige foto’s komen vast te staan dat die zuilen op afstand slecht zichtbaar zijn en geen opvallende kenmerken hebben. De zuilen zijn qua breedte en diepte namelijk smal en niet verlicht of reflecterend. Bovendien wordt de relatie tussen de zuilen en de zakpaal niet met een bord aangegeven of op een andere in het oog vallende wijze aangeduid. Daarom draagt ook deze maatregel niet bij aan een waarschuwing voor het concrete gevaar van de zakpaal.

3.6.
De ledverlichting en het reflectiemateriaal op de zakpaal, en de verlichting van de situatie ter plaatse door nabijgelegen lantaarnpalen, maken de zakpaal zichtbaar en zijn daarom in beginsel geschikte waarschuwingsmaatregelen. Vaststaat echter dat deze maatregelen tijdelijk niet werken bij het wegzinken van de zakpaal, omdat de zakpaal dan niet meer zichtbaar is. [gedaagde] heeft voor die situatie geen andere waarschuwingsmaatregelen getroffen, terwijl zij er wel rekening mee behoorde te houden dat verkeersdeelnemers onvoorzichtig en onoplettend kunnen rijden en de weggezonken zakpaal over het hoofd kunnen zien.

3.7.
Het gevaar van die situatie is ook niet ondervangen door een beschermingsmaatregel, aangezien de door [gedaagde] aangebrachte inductielussen rondom de zakpaal de botsing niet hebben voorkomen (maar alleen de zakpaal na botsing weer hebben doen zakken). De kantonrechter volgt het standpunt van [gedaagde] niet dat dit aan het rijgedrag van [A] te wijten is. Niet gebleken is namelijk dat [A] frontaal tegen de zakpaal aan gebotst is, toen de zakpaal alweer deels omhooggekomen was. [A] ontkent dat. Volgens hem kwam de zakpaal pas omhoog toen hij daar al met zijn bedrijfswagen boven stond. Een frontale botsing blijkt ook niet uit het schaderapport: de schade aan de bumper is niet gespecificeerd, de airbags zijn niet afgegaan en de schade bevindt zich hoofdzakelijk aan de onderkant van de bedrijfswagen. Voor de verklaring van [gedaagde] dat [A] zó hard heeft gereden, dat hij na een frontale botsing met de bedrijfswagen over de zakpaal heen geschoven is, waardoor de schade aan de onderzijde is ontstaan, bestaan evenmin aanknopingspunten. [A] zegt normaal te hebben opgetrokken. De verklaring van [gedaagde] dat [A] in 0,3 seconden over 3 meter een snelheid van 30 km/h moet hebben bereikt, lijkt technisch gezien onmogelijk met deze bedrijfswagen. Bovendien heeft [gedaagde] niets gesteld over de tijd die het kost voordat zakpaal weer omhoog komt. Verder staat deze verklaring haaks op haar eigen standpunt tijdens de mondelinge behandeling dat de situatie waar [A] opgesteld stond voor de zakpaal, onoverzichtelijk was, wat er juist op wijst dat [A] niet (te) snel heeft opgetrokken.

3.8.
Het treffen van aanvullende maatregelen in deze situatie was eenvoudig mogelijk, zoals het enkele meters voor de zakpaal aanbrengen van een stoplicht dat op rood springt bij het wegzinken daarvan of plaatsing van een verkeersbord met een afbeelding of met een mededeling over de aanwezigheid van een beweegbaar obstakel of dat een alleen voor bevoegden toegankelijk privéterrein wordt betreden. Gezien de aard van de schade die kan optreden zonder dergelijke maatregelen, een aanrijding waarbij personen letsel kunnen oplopen, kon dat ook worden verlangd van [gedaagde] , mede gezien de relatief beperkte kosten van het treffen van dergelijke maatregelen. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat zij destijds bewust voor een zakpaal heeft gekozen om het doorrijden van gemotoriseerd verkeerd zo afschrikwekkend mogelijk te maken ten opzichte van bijvoorbeeld een slagboom (die inmiddels op het terrein staat, omdat [gedaagde] het te duur vond om de door de aanrijding beschadigde zakpaal te vervangen).

3.9.
Voor de situatie dat de zakpaal tijdelijk weggezonken was in het wegdek heeft [gedaagde] dus onvoldoende maatregelen getroffen die naar verwachting effectief zouden waarschuwen voor of beschermen tegen het gevaar van de zakpaal, welk gevaar zich in deze zaak heeft verwezenlijkt. Dat betekent dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de aanrijding.

Voor welke schade is [gedaagde] aansprakelijk?

3.10.
Bij het begroten van de schade is het uitgangspunt dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht, waarin hij zou zijn geweest als het schadeveroorzakende feit achterwege zou zijn gebleven.

3.11.
De bij Allianz verzekerde bedrijfswagen is total loss verklaard in het schaderapport van [B] . De dagwaarde van de bedrijfswagen is vastgesteld op € 11.245,00. Allianz vordert betaling van dit bedrag als gesubrogeerde verzekeraar (voor de uitkering van € 10.980,00) en als lasthebber van de verzekerde (voor het eigen risico van € 450,00). [gedaagde] betwist de uitkering, het eigen risico en het bestaan van de lastgevingsovereenkomst. Ook bestrijdt zij de inhoud van het schaderapport, verwijt zij aan Allianz dat zij geen tegenonderzoek heeft kunnen uitvoeren en ontbreekt volgens haar het causaal verband.

3.12.
De kantonrechter zal deze standpunten van [gedaagde] passeren. Naar aanleiding van de betwisting heeft Allianz haar vorderingen nader onderbouwd door overlegging van haar brief van 19 februari 2018 aan de verzekeringnemer, waarin zij de overboeking van de uitkering met aftrek van het eigen risico bevestigt. Daarnaast heeft Allianz tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij een mondelinge lastgevingsovereenkomst met de verzekeringnemer heeft gesloten om het eigen risico te incasseren, zoals in de verzekeringspraktijk gebruikelijk is. Deze vorderingen van Allianz sluiten aan op het schadebedrag in het schaderapport van [B] , waarin specifiek terug te lezen is welke onderdelen van de bedrijfswagen beschadigd zijn geraakt door de aanrijding. Tot slot heeft Allianz een factuur overgelegd van de kosten van het schaderapport van € 185,95 (exclusief BTW). [gedaagde] heeft niets tegen deze nadere onderbouwing ingebracht, dat de kantonrechter aan de schade en vorderingen van Allianz doet twijfelen.

3.13.
Ook aan het verwijt van [gedaagde] dat zij geen tegenonderzoek naar de omvang van de schade heeft kunnen uitvoeren, zal de kantonrechter geen gevolgen verbinden, omdat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd dat zij daar niet om heeft verzocht in haar contacten met Allianz na de aanrijding. Dat lag wel voor de hand als [gedaagde] de schade en toedracht van de aanrijding nog wilde onderzoeken en ter discussie wilde stellen. Uit de e-mails tussen partijen blijkt zelfs dat [gedaagde] de schade aan de zakpaal op [A] wilde verhalen, wat voor haar een extra reden kon zijn voor een tegenonderzoek. Het uitblijven van enig verzoek daartoe blijft onder die omstandigheden daarom voor rekening van [gedaagde] , zodat de kantonrechter de betwisting van de schade die [gedaagde] hieraan koppelt, passeert.

3.14.
Wat betreft de betwisting van het causaal verband tussen de bevindingen in het schaderapport en de aanrijding, merkt de kantonrechter op dat dat verband in deze zaak in beginsel vaststaat, omdat door het onvoldoende treffen van maatregelen voor het gevaar van de zakpaal sprake is van schending van veiligheidsnormen door [gedaagde] die ertoe strekken de ingetreden schade te voorkomen. De enkele betwisting van het causaal verband treft daarom geen doel, omdat [gedaagde] niet concreet heeft onderbouwd waardoor dat verband ontbreekt.

3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat de door Allianz gevorderde schadeposten voor [gedaagde] voorzienbaar waren bij het onvoldoende treffen van de maatregelen waarop haar aansprakelijkheid berust, zodat de kantonrechter de vorderingen volledig zal toewijzen.

Is sprake van eigen schuld aan de zijde van bestuurder [A] ?

3.16.
De verplichting tot schadevergoeding kan worden verminderd als omstandigheden die voor rekening van de benadeelde komen aan de schade hebben bijgedragen. Volgens [gedaagde] bestaat hiervoor aanleiding, omdat [A] eigen schuld treft van de aanrijding. [A] hoefde niet op het terrein te zijn en wilde er gratis parkeren, heeft de zakpaal moeten zien en reed te hard. Allianz heeft dat gemotiveerd bestreden en wijst op de schriftelijke verklaringen van [A] in het dossier en de toelichting die hij tijdens de mondelinge behandeling heeft gegeven, waaruit volgt dat hem geen verwijt te maken valt.

3.17.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] de door haar gestelde feiten omtrent de eigen schuld van [A] onvoldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter verwijst hiervoor allereerst naar paragraaf 3.7 van dit vonnis, waarin is vastgesteld dat [A] niet frontaal tegen de zakpaal is aangereden en niets erop wijst dat hij te hard reed. Aan de kantonrechter is ook anderszins niet gebleken dat de aanrijding mede is veroorzaakt door een verkeersovertreding van [A] of roekeloos gedrag van zijn kant. Er zijn namelijk geen aanknopingspunten dat [A] het voor hem afgesloten terrein op is gereden om er gratis te parkeren, terwijl hij wist dat daar een zakpaal stond. [A] ontkent dat. Het ligt ook niet voor de hand, omdat hij het terrein dan ook weer zou moeten verlaten, waarvoor hij dan afhankelijk zou zijn van iemand met een toegangscode die het terrein uitrijdt, omdat [A] niet over een dergelijke code voor de toegangszuilen beschikte. Daarbij zijn in de nabije omgeving van het terrein een parkeergarage en openbare parkeerplaatsen aanwezig. Weliswaar tegen betaling, maar dat [A] daar enig bezwaar tegen had, is niet naar voren gekomen. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [A] geen (ernstige) aanrijding met een zakpaal op de koop heeft toegenomen om een paar euro aan parkeerkosten uit te sparen, door na het wegzinken van de zakpaal bij een andere auto daar met een hoge snelheid overheen proberen te rijden.

Buitengerechtelijke incassokosten, wettelijke rente en proceskosten

3.18.
Allianz heeft vergoeding gevorderd van de buitengerechtelijke incassokosten van € 889,31. Volgens [gedaagde] is deze vordering niet toewijsbaar, omdat sprake is van een vordering op grond van onrechtmatige daad, de buitengerechtelijke incassowerkzaamheden niet zijn onderbouwd en het gehanteerde tarief niet redelijk is.

3.19.
De kantonrechter stelt aan de hand van het dossier vast dat Allianz diverse buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW om de schade vergoed te krijgen. De gevorderde vergoeding sluit aan bij het tarief in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, zodat de redelijkheid daarvan in beginsel vaststaat. [gedaagde] heeft dat onvoldoende bestreden. Ook bij een buitencontractuele aansprakelijkheid is deze vergoeding toewijsbaar, zodat de kantonrechter het toewijst.

3.20.
Tegen de wettelijke rente heeft [gedaagde] als verweer gevoerd dat de ingangsdatum op 19 april 2018 niet onderbouwd is en dat de wettelijke rente al eerder moet zijn gaan lopen op het moment van het ontstaan van de schade. Uit de door Allianz overgelegde brief van 19 februari 2018 blijkt dat zij de schade op die datum heeft uitgekeerd. De factuur voor de kosten van het schaderapport dateert van 9 februari 2018. Omdat de wettelijke rente pas vanaf een later moment wordt gevorderd door Allianz, en daarmee in het voordeel van [gedaagde] is, zal de kantonrechter de wettelijke rente toewijzen vanaf 19 april 2018.

3.21.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Die kosten van Allianz worden begroot op € 83,38 voor de dagvaarding, € 499,00 voor het griffierecht en € 720,00 voor salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 360,00), derhalve in totaal € 1.302,38 ECLI:NL:RBMNE:2021:5264