Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-Nederland 140313 val vuilnisman door gladheid; zorgplicht geschonden door geen gladheidsbestendig schoeisel te verstrekken

Rb Midden-Nederland 140313 val vuilnisman door gladheid; zorgplicht geschonden door geen gladheidsbestendig schoeisel te verstrekken;
- kosten gevorderd 24 uur x € 200,00 plus kantoorkosten en BTW; begroot en toegewezen 20 uur

2.  De feiten 

2.1.  Op 23 december 2009 is [Verzoeker] in Leusden ten val gekomen toen hij werkzaamheden verrichtte als vuilnisbelader in dienst van Sita Noord-Oost. 

2.2.  De werkzaamheden van [Verzoeker] bestonden onder meer uit het beladen van de vuilniswagen met vuilniszakken. Vanwege de winterse gladheid is [Verzoeker] tijdens het gooien van een vuilniszak ten val gekomen, waarbij hij letsel aan zijn rechter pols heeft opgelopen. 

2.3.  Ten tijde van het ongeval droeg [Verzoeker] veiligheidsschoenen (type S3, model Emma Leo), die hem in oktober 2009 door Sita ter beschikking zijn gesteld. 

2.4.  Bij brief van 14 april 2011 is Sita aansprakelijk gesteld voor het hiervoor onder 2.2. vermelde ongeval. 

2.5.  Sita heeft de aansprakelijkstelling doorgezonden aan haar verzekeraar Reaal. 

2.6.  Bij brief van 16 november 2011 heeft Reaal aansprakelijkheid afgewezen. 

3.  Het deelgeschil 

3.1.  [Verzoeker] verzoekt de kantonrechter te beslissen dat Sita volledig aansprakelijk is voor de gevolgen van het arbeidsongeval dat [Verzoeker] op 23 december 2009 is overkomen, alsmede de kosten van [Verzoeker] te begroten overeenkomstig de opgave van [Verzoeker] en te beslissen dat Sita in die kosten wordt veroordeeld. 

3.2.  [Verzoeker] baseert zijn verzoek op artikel 7:658 BW. Volgens [Verzoeker] heeft Sita niet voldaan aan de op haar rustende zorgplicht, zoals genoemd in artikel 7:658 lid 1 BW. De schoenen die [Verzoeker] in oktober 2009 heeft ontvangen zijn ‘gewone’ veiligheidsschoenen met een rubberen profielzool die niet speciaal op gladheid bij ijzel en sneeuw zijn berekend. [Verzoeker] is van mening dat Sita effectievere maatregelen had kunnen en moeten nemen. Sita had anti-glij-ijzers, overschoenen, hoesjes, snowsteps, sneeuwzolen of dergelijke moeten aanbieden. Dit is volgens [Verzoeker] een effectieve en goedkope maatregel om werknemers die bij extreme gladheid werkzaamheden moeten verrichten te beschermen. Sita heeft kennelijk na het ongeval bij haar zusterbedrijven in Zweden en Finland geïnformeerd naar extra beschermingsmiddelen tegen uitglijden, waarna Sita zogenaamde hak-spikes in haar assortiment van persoonlijke beschermingsmiddelen heeft opgenomen. Sita had dit eerder kunnen en moeten doen. 

3.3.  Sita voert gemotiveerd verweer. 

3.4.  De kantonrechter zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen. 

4.  De beoordeling 

4.1.  Tussen partijen is niet in geschil dat [Verzoeker] schade heeft geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden en dat die schade niet in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [Verzoeker]. Hetgeen partijen verdeeld houdt is derhalve de vraag of Sita haar zorgplicht ten opzichte van [Verzoeker] is nagekomen. 

4.2.  De kantonrechter stelt het volgende voorop. Artikel 7:658 lid 1 BW vereist een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen, alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (Hoge Raad 11 april 2008, NJ 2008/465). Sita is als werkgever van [Verzoeker] op grond van artikel 7:658 BW dus gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om ongevallen, die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Artikel 7:658 BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7:658 BW beoogt evenwel geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. De zorgplicht van de werkgever heeft in de eerste plaats betrekking op de plaats waar de werkzaamheden worden verricht. Maar ook als de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden op plaatsen komt die niet als ‘arbeidsplaats’ kunnen worden aangemerkt, zoals de openbare weg, kan de zorgplicht van artikel 7:658 BW meebrengen dat de werkgever maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven om te voorkomen dat de werknemer schade lijdt. Welke veiligheidsmaatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. 

4.3.  Tussen partijen is niet in geschil dat [Verzoeker] ten tijde van het ongeval de door Sita ter beschikking gestelde veiligheidsschoenen droeg en dat er sprake was van gladheid door winterse weersomstandigheden. In de jurisprudentie is eerder uitgemaakt dat de omstandigheid dat de werkgever veiligheidsschoenen ter beschikking heeft gesteld, die mede ertoe dienen om uitglijden in zijn algemeenheid te voorkomen, niet mee brengt dat de werkgever zich van zijn verplichtingen heeft gekweten of dat het treffen van andere, meer effectieve, maatregelen (met hetzelfde doel) niet van hem kan worden gevergd (HR 11 april 2008, LJN BC9225). Uit het verweerschrift van Sita volgt dat de betrokken schoenen zijn getest op slipweerstand en dat de zool voldoet aan de zogenaamde SRC-criteria. Deze test betreft gemeten waarden voor slipweerstand op een met water bedekte keramieke bodem alsmede een stalen bodem met glycerol. Sita heeft niet betwist dat de schoenen niet getest zijn op slipbestendigheid bij gladheid door sneeuw of ijzel, zoals [Verzoeker] heeft gesteld. De kantonrechter is van oordeel dat hoewel [Verzoeker] veiligheidsschoenen droeg, deze onvoldoende bescherming bieden tegen uitglijden in geval van gladde, winterse weersomstandigheden, dit mede gelet op de specifieke arbeid die [Verzoeker] moest verrichten. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat het tillen en werpen van - in gewicht wisselende - vuilniszakken een fysieke beweging vergt die de kans op uitglijden bij gladheid door sneeuw of ijzel aanmerkelijk vergroot. Van de werkgever mag in zo’n geval worden verlangd dat hij gladheidsbestendig schoeisel verstrekt (of de werkzaamheden opschort; hetgeen Sita blijkens het ter zitting besprokene incidenteel ook doet op plekken waar geen gladheidsbestrijding heeft plaatsgevonden). Tijdens de mondelinge behandeling heeft Sita verklaard dat zij op reguliere basis internationaal overleg voert met haar zusterbedrijven, die (voor zover hier relevant) in Zweden en Finland zijn gevestigd, op het gebied van arbeidsomstandigheden en veiligheid. In Zweden en Finland worden in de winterperiode zogenaamde hak-spikes ingezet. De kantonrechter is van oordeel dat de kennis en ervaring met betrekking tot deze hak-spikes, gezien het jaarlijkse overleg tussen veiligheidsmanagers van Sita uit elk land, kan - en moet - worden toegerekend aan de vestiging(en) van Sita in Nederland. Verder betrekt de kantonrechter in zijn oordeel dat Sita naar aanleiding van het onderhavige ongeval (en andere ongevallen veroorzaakt door gladheid in de desbetreffende winter) en ter voorkoming daarvan in de toekomst haar zusterbedrijven in Scandinavië heeft benaderd, waarna zij is overgegaan tot het ter beschikking stellen van de hak-spikes aan haar werknemers. Gezien deze na het ongeval genomen maatregel en het hiervoor reeds genoemde internationale overleg is de kantonrechter van oordeel dat Sita deze veiligheidsmaatregel reeds voor het ongeval had moeten nemen (vergelijk HR 11 november 2005,LJN AU 3313). Het betreft hier een eenvoudig te nemen maatregel die het gevaar op valpartijen als gevolg van gladheid ook daadwerkelijk reduceert. De omstandigheid zoals Sita op dit punt aanvoert dat deze hak-spikes eerst in oktober 2011 in Nederland in het assortiment van CTA Safety, de door Sita gebruikte leverancier van persoonlijke beschermingsmiddelen, zijn opgenomen is in dit kader niet relevant. Sita had de producten immers via andere leveranciers van persoonlijke beschermingsmiddelen of via haar zusterbedrijven kunnen betrekken, ter zitting is in voldoende mate vast komen te staan dat hak-spikes als zodanig al decennia lang bestaan. Het vooroverwogene leidt de kantonrechter tot de slotsom dat Sita ten opzichte van [Verzoeker] tekortgeschoten is in de ex artikel 7:658 lid 1 BW op haar rustende zorgplicht. Dit betekent dat Sita ten opzichte van [Verzoeker] aansprakelijk is voor de gevolgen van het hem overkomen arbeidsongeval. 

4.4.  De kantonrechter dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten bij de behandeling van het verzoek te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen. Deze kosten dienen te voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. [Verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 6.101,36 en dat correspondeert met een tijdsbesteding van 24 uur tegen een uurtarief van € 200,00, te vermeerderen met kantoorkosten en BTW. Sita stelt zich op het standpunt dat een totale tijdsbesteding van 12 uren redelijk is. Naar het oordeel van de kantonrechter is een tijdsbesteding van 20 uur voor dit deelgeschil (inclusief de zitting) redelijk te noemen. Voor deze inschatting is redengevend dat de zaak overzichtelijk genoemd kan worden nu er over de feiten geen geschillen tussen partijen bestaan en de te beantwoorden rechtsvraag helder is. Tegen het gehanteerde uurtarief maakt Sita geen bezwaar. De kantonrechter begroot de kosten dan ook op 20 uur x € 200,00 is € 4.000,00, te vermeerderen met kantoorkosten en BTW alsmede met het door [Verzoeker] betaalde griffierecht van € 73,00. Sita zal, zoals gevorderd, tot betaling daarvan aan [Verzoeker] worden veroordeeld. LJN BZ5255