RBROT 100519 gestelde val van trap agv uitbreken trapleuning; zaak niet geschikt voor deelgeschil; geen ruimte voor nadere bewijsvoering
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 100519 gestelde val van trap agv uitbreken trapleuning; zaak niet geschikt voor deelgeschil; geen ruimte voor nadere bewijsvoering
- verzocht en begroot, niet toegewezen: 8,6 x € 225,- + 6% kantoorkosten + 21% btw = € 2.481,83
2 De vaststaande feiten
2.1.
Woman’s World is een sportschool voor vrouwen.
2.2.
[verzoekster] is per 23 oktober 2017 lid van Woman’s World.
2.3.
Woman’s World heeft op 18 februari 2019 aan [verzoekster] een brief overhandigd. In deze brief is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(..)
Op 16.02.2019 heeft een incident plaatsgevonden waarbij de leuning in de trappenhal is losgetrokken door u. Hierna heeft u zwaaiende bewegingen gemaakt naar personeel en heeft u deze agressief benaderd op het moment dat deze bezig was 2 potentiele leden rondleiding te geven. Deze potentiele leden zijn uit angst weggegaan en hebben zich niet ingeschreven op de sportschool.
Wij vinden dit een zeer ernstige zaak.
Op dit moment houden wij u verantwoordelijk voor de schade aan de armleuning en deherstelwerkzaamheden hiermee gepaard.
Tevens zit hierbij immaterieel schade voor de bedreiging die u heeft geuit naar de personeelslid. Op dit moment zijn wij in beraad om hiervan aangifte te doen bij de politie.
Wij verzoeken u het volgende bedrag per ommegaande over te maken. Bij gebreke waarvan wij een deurwaarder zullen inschakelen indien betaling niet binnen 14 dagen geschied.
Herstelwerkzaamheden en materiaal armleuning: € 130,00
Immateriële schade personeelslid € 150,00
Totaal in der minne te schikken: € 280.00
(..)
Tevens kunt u dit zien als een RODE KAART(eerste en laatste waarschuwing).
Dit betekend dat bij agressie volgende keer u van de sportschool wordt verwijderd terwijl u gehouden wordt de maandelijkse contributie te blijven betalen tot einde contract.”
3 Het verzoek
3.1.
[verzoekster] heeft verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Voor recht te verklaren dat Woman’s World aansprakelijk is voor alle door [verzoekster] geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval van 16 februari 2019;
II. de redelijke kosten ex artikel 6:96 BW van de behandeling van dit verzoek te begroten op € 2.481,83, te vermeerderen met het griffierecht van € 81,-, en Woman’s World in deze kosten te veroordelen.
3.2.
[verzoekster] heeft het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Op 16 februari 2019 heeft [verzoekster] letselschade opgelopen na een onfortuinlijke val van de trap bij Woman’s World als gevolg van het uitbreken van de trapleuning die zij vasthield om de trap op te gaan. Als gevolg van de val is de linkerschouder van [verzoekster] tegen het hekwerk gebotst, kwam haar rechterknie in hyperextensie en kwam haar rechtervoet in extensie-torsie. Op grond van artikel 6:174 lid 1 BW is Woman’s World aansprakelijk voor de schade van [verzoekster] . Volgens het Bouwbesluit moet een trap een deugdelijke leuning hebben. De leuning zat los op 16 februari 2019 en is losgekomen van de muur. De trapleuning voldeed derhalve niet aan de veiligheidseisen. Dit is een gebrek in de zin van artikel 6:174 lid 1 BW.
[verzoekster] heeft de proceskosten begroot op € 2.481,83. Dit bedrag is opgebouwd uit 8,6 uren voor de advocaat maal het uurtarief ad € 225,00, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en 21% BTW. Het bedrag dient nog te worden vermeerderd met het griffierecht van € 81,-.
4 Het verweer
Woman’s World heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van [verzoekster] moet worden afgewezen. Volgens Woman’s World is [verzoekster] niet van de trap gevallen, maar heeft [verzoekster] zelf tegen het personeel gezegd dat ze van de trap dreigde te vallen doordat de trapleuning los zat. Ze was boos hierover en heeft toen boos en dreigend gereageerd naar het personeel. [verzoekster] heeft zelf de trapleuning losgetrokken. Er is geen sprake van letselschade, want [verzoekster] heeft geen lichamelijke klachten, althans deze zijn door [verzoekster] onvoldoende onderbouwd.
5 De beoordeling
5.1.
Het onderhavige verzoek is gegrond op artikel 1019w Rv. Dat artikel biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak.
5.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het geschil tussen partijen over de aansprakelijkheid van Woman’s World zich leent voor een behandeling in een deelgeschilprocedure.
5.3.
[verzoekster] heeft zich op het standpunt gesteld dat Woman’s World op grond van artikel 6:174 lid 1 BW aansprakelijk is. Op grond van dit artikel is de bezitter van een opstal die niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen, en daardoor gevaar voor personen of zaken oplevert, aansprakelijk, wanneer dit gevaar zich verwezenlijkt.
5.4.
Voor het vaststellen van de aansprakelijkheid zal eerst moeten worden vastgesteld wat er precies gebeurd is op 16 februari 2019. [verzoekster] heeft zich in het verzoekschrift op het standpunt gesteld dat zij van de trap is gevallen als gevolg van het uitbreken van de trapleuning. Deze zat volgens [verzoekster] al een tijdje los en hierover is door haar en andere leden al eerder geklaagd. Woman’s World heeft betwist dat de trapleuning los zat en heeft ook betwist dat er een ongeval heeft plaatsgevonden op de trap. Volgens Woman’s World dreigde [verzoekster] van de trap te vallen, werd ze hierdoor boos en heeft ze vervolgens zelf de trapleuning losgetrokken. Tijdens de zitting heeft [verzoekster] verklaard dat zij niet daadwerkelijk van de trap is gevallen, maar dat zij twee treden naar beneden is geschoten doordat de trapleuning die zij pakte los zat. Zij heeft daardoor letsel aan haar linkerschouder en haar rechtervoet en -knie opgelopen.
5.5.
De kantonrechter stelt vast dat de verhalen van partijen over wat er gebeurd is erg van elkaar verschillen. Woman’s World heeft niet alleen betwist dat er een gebrek aan de trapleuning was, maar ook dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt in de vorm van de val van [verzoekster] . Hoewel uit de verklaring van Woman’s World ter zitting zou kunnen worden afgeleid dat de trapleuning misschien al heeft losgezeten, omdat ook Woman’s World heeft erkend dat een trapleuning die goed vastzit niet zo maar kan worden losgetrokken, kan op dit moment in ieder geval nog niet worden vastgesteld dat [verzoekster] daadwerkelijk van de trap is gevallen, althans een paar treden lager terecht kwam, door een gebrekkige trapleuning en dat dus het gevaar in de zin van artikel 6:174 BW zich heeft verwezenlijkt. Om dit te kunnen vaststellen zal bewijslevering noodzakelijk zijn in de vorm van het horen van getuigen en/of een nadere (medische) onderbouwing. Naar het oordeel van de kantonrechter weegt om die reden de investering in tijd, geld en moeite die met de beslissing in dit deelgeschil gepaard zou gaan, niet op tegen het (thans ook niet bekende) belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling zou kunnen leveren. Van betekenis daarbij is dat door de benodigde bewijslevering van een snelle beslissing geen sprake zal kunnen zijn, terwijl een snelle beslissing wel het uitgangspunt is van de wettelijke deelgeschillenregeling. Voorts is ook onvoldoende duidelijk of een dergelijke beslissing de onderhandelingen zal bevorderen aangezien die nog niet daadwerkelijk op gang zijn gekomen.
5.6.
De verzochte verklaring voor recht zal gelet op het voorgaande op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.
5.7.
[verzoekster] heeft verzocht de kosten van deze deelgeschilprocedure te begroten. Ondanks de omstandigheid dat in deze beschikking het verzoek wordt afgewezen en de aansprakelijkheid (nog) niet vaststaat, volgt uit artikel 1019aa leden 1, 2 en 3 Rv en de toelichting daarop dat in een deelgeschilprocedure wel de proceskosten begroot kunnen worden (zonder dat daarbij een proceskostenveroordeling wordt uitgesproken). Dit is slechts anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, maar dat is hier niet het geval. De kantonrechter zal daarom tot begroting van de proceskosten overgaan.
5.8.
[verzoekster] heeft in het verzoekschrift toegelicht dat haar gemachtigde 8,6 uren heeft besteed aan de voorbereiding van het verzoekschrift en aan het bijwonen van de zitting. Het uurtarief is volgens [verzoekster] € 225,-, waardoor de totale advocaatkosten uitkomen op € 2.481,83 (8,6 x € 225,- + 6% kantoorkosten + 21% btw). Woman’s World heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van deze kosten. De kantonrechter acht de door [verzoekster] begrote kosten van dit deelgeschil niet onredelijk, zodat deze zoals verzocht zullen worden begroot op € 2.481,83 aan advocaatkosten en € 81,- aan griffierecht.
Omdat de kosten van deze deelgeschilprocedure slechts begroot zijn, betekent dit dat Woman’s World in deze beschikking niet tot betaling hiervan zal worden veroordeeld, zoals door [verzoekster] was verzocht. ECLI:NL:RBROT:2019:3762