Rb Breda 240908 werkgever niet aansprakelijk na val op tegelpad; huis, tuin en keuken ongeval
- Meer over dit onderwerp:
Rb Breda 240908 werkgever niet aansprakelijk na val op tegelpad; huis, tuin en keuken ongeval
Vast staat, dat (benadeelde) ten val is gekomen op het
tegelpad, dat ten tijde van zijn val was gelegen in de directe
nabijheid van de directiekeet op de bouwlocatie Leidschendam. De
directiekeet heeft daar gestaan tussen februari 1999 en de zomer van
2002, BAM heeft bij antwoord enkele foto's overgelegd, die op 5
september 2000 zijn genomen en die, naar onweersproken is gesteld, ten
minste op de van belang zijnde punten, ook de situatie per datum val
weergeven. De directiekeet is aan een van de lange zijden gelegen tegen
een groenstrook, die de bouwplaats scheidt van de openbare weg. De
andere lange zijde en de 2 korte, kopse, zijden grenzen aan de
eigenlijke verharde, maar niet bestrate bouwplaats. Op de luchtfoto is
te zien, dat stijf tegen de lange zijden en de het verst van de uitrit
verwijderde korte zijde, een tegelpad ligt, bestaande uit betonnen
straattegels. Die meten, naar onweersproken is gesteld, 30 bij 30 cm.
(benadeelde) heeft ter comparitie verklaard, dat zich aan de kopse kant
geen tegelpad bevond en dat bij de ingang van de directiekeet de
toestand van het tegelpad normaal was. Maar de kantonrechter is niet
duidelijk of de ingang aan de korte of de lange zijde is en uit de
beide foto's, éio vanaf de grond zijn genomen, ontstaat toch de indruk,
dat het tegelpad "om de hoek" doorloopt. Het gaat om een smal tegelpad
en de indruk ontstaat, dat op het tegelpad aan de lange zijden en de op
de luchtfoto zichtbare korte zijde niet 2 mensen naast elkaar kunnen
lopen. Het tegelpad leidt niet ergens naar toe. Volgens BAM heeft het
tegelpad niet zozeer een loopfunctie als wel een beschermfunctie voor
de directiekeet en deze stelling is niet weersproken. Op de foto's is
te zien, dat een groot aantal personenauto's staat geparkeerd, de
meeste nabij de toegangsdeur tot de keet, haaks op genoemde
groenstrook, die voorbij de directiekeet doorloopt en na enkele
tientallen meters wordt doorbroken door een uitrit naar de openbare
weg, en enkele parallel aan de lange zijde en enkele haaks op de andere
korte zijde. Op de foto's, die vanaf de grond zijn genomen, is te zien,
dat de lange zijde van een band is voorzien.
Ter comparitie verklaart (benadeelde), dat het tegelpad aan de lange zijde, lopend in de richting van de korte zijde, die het dichtst bij de uitrit is gelegen, wat afloopt en dat aan het einde de tegels niet met een band bij elkaar worden gehouden. Daar, zo verklaart hij, zijn tegels "losgelopen" en daar is tussen de tegels ruimte ontstaan, waar hij in is gestapt. In de (openings)brief van 18 maart 2002 schrijft de toenmalige gemachtigde van (benadeelde), dat (benadeelde) op 5 juni 2001 is gevallen "op het voetpad voor de bouwkeet waar bepaalde trottoirtegels niet op hun plaats lagen." In de dagvaarding wordt gesteld, dat de tegels "niet vlakliggend" waren en BAM wijst er niet ten onrechte op, dat daar verschil tussen zit, omdat, kort gezegd, een niet vlakliggende tegel wél op zijn plaats ligt.
Als onbetwist staat tussen partijen vast, dat de projectleider (projectleider) het eerst ter plaatse was, toen (benadeelde) was gevallen. Hij verklaart in zijn brief van 5 maart 2003 het volgende: "Met betrekking tot de situatie ter plaatse merk ik op dat rondom de betreffende directiekeet een tegelpad van betonnen straattegels (30x30 cm) was aangelegd. Er was weliswaar sprake van niet geheel vlakliggende tegels, maar naar mijn oordeel was er zeker geen sprake van een gevaarlijke situatie. Na het ongeval heb ik ook geen aanleiding gezien acties te ondernemen om de situatie te veranderen. Voor zover ik mij kan herinneren had betrokkene zijn auto aan de kopse kant van de directiekeet geparkeerd en is hij langs de langszijde van de keet over het tegelpad naar de ingang gelopen." Op een van de genoemde foto's is een aantekening "locatie val" geplaatst en wel nabij de hoek van de "vrije" lange zijde en de korte zijde, die het dichtst bij de uitrit ligt. Overgelegd is ook een "Ongevalsrapport (onderzoek) deel 2 (VCA 10.2.1)" d.d. 22 augustus 2001, ondertekend door de "projectleider". De handtekening onder dit ongevalsrapport lijkt sprekend op die van (projectleider) onder zijn brief van 5 maart 2003. Als toedracht volgens getroffene ((benadeelde)) staat vermeld: "Bc ben gevallen doordat er aan het begin van het voetpad dat voor de keet langsloopt een aantal tegels niet goed gelegd waren. Hierdoor ben ik gestruikeld." Als oorzaken, die volgens (hoofd)uitvoerder hebben bijgedragen/geleid tot het ongeval wordt onder het kopje "omstandigheden" in handschrift vermeld: "begin van tegelpad voor bouwkeet" en onder het kopje handeling "Groeten van collega's terwijl tegelpad wordt betreden." Als toelichting wordt handgeschreven vermeid: "In feite "eenvoudige" struikeling. Door medische achtergrond van de getroffene zijn de gevolgen veel groter."
Onweersproken wordt gesteld door BAM, dat zij nog heeft proberen te achterhalen wie die "collega's" waren, maar dat het in ieder geval geen personeelsleden waren van de onderneming, die (benadeelde) had genoemd.
Een melding aan de Arbeidsinspectie is niet gedaan en onweersproken wordt door BAM gesteld, dat een melding niet verplicht was, omdat er geen sprake is geweest van een opname in het ziekenhuis van (benadeelde) ter observatie of behandeling. Hij is, kort gezegd, niet verder gekomen dan de EHBO-afdeling en de afdeling radiologie/röntgenologie. Als onweersproken staat verder vast, dat (benadeelde) bij BAM werkzaam was als kwaliteitsmedewerker op de afdeling Kwaliteit, Arbo en Milieu (KAM), en dat hij regelmatig op de bewuste bouwlocatie kwam en zijn bevindingen over de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden en op het gebied van het milieu rapporteerde. Niet is gesteld of gebleken, dat hij in die hoedanigheid over de eventuele slechte of matige staat van het tegelpad heeft gerapporteerd.
Maar het oordeel van de kantonrechter kan op een bouwplaats een tegelpad, waarvan niet alle tegels vlak liggen, niet althans niet zonder meer, worden beschouwd als een gevaarlijke situatie. Het is naar haar aard een tijdelijk pad, het is gelegen in een omgeving, waar gewerkt wordt en het pad leidt niet, zoals de meeste paden, van A naar B. Bovendien is het terrein beperkt toegankelijk en wel voor een bepaalde categorie gebruikers: personen, betrokken bij een bouwproject, doorgaans van daarop toegesneden schoeisel en kleding voorzien. Kort gezegd: een tegelpad in de Kalverstraat of de Koopgoot zal sneller aan het criterium gevaarlijk voldoen dan een tegelpad op een bouwplaats.
Uit niets blijkt, dat iemand bij BAM vóór 5 juni 2001 aandacht heeft gevraagd voor de staat van het tegelpad. Ook (benadeelde), belast met arbeidsomstandigheden en uit dien hoofde beroepsmatig van een extra antenne op dit punt voorzien, heeft, hoewel hij regelmatig op de bouwplaats kwam, niet gerapporteerd. Niet is gesteld of gebleken, dat zich kort vóór 5 juni 2001 feiten of omstandigheden hebben voorgedaan (een wolkbreuk, een zware machine of zwaar voertuig op het tegelpad), die tot een plotselinge verslechtering van de staat van het tegelpad hebben geleid.
De projectleider heeft in het ongeval, blijkens zijn onweersproken gebleven verklaring, geen aanleiding gezien om het bewuste stuk tegelpad te herstraten.
Tegen de achtergrond van deze feiten en omstandigheden heeft (benadeelde) zijn stelling, dat BAM een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en/of heeft laten voortbestaan en dat BAM daardoor haar zorgplicht heeft geschonden, onvoldoende onderbouwd. De val moet in rechte worden gekwalificeerd als een huis-, tuin- en keukenongeval - een samenloop van omstandigheden -, waarmee de kantonrechter overigens de val en de door (benadeelde) ervaren gevolgen - bepaald niet wil bagatelliseren. De conclusie moet luiden, dat de vordering van (benadeelde) moet worden afgewezen. Piv-site