Rb Groningen 111012 val bij achtervolging wanbetaler fietsenstalling; onvoldoende instructie; onvoldoende stellingname voor toelating tot levering tegenbewijs
- Meer over dit onderwerp:
Rb Groningen 111012 val bij achtervolging wanbetaler fietsenstalling;
- onvoldoende instructie; onvoldoende stellingname voor toelating tot levering tegenbewijs
- kosten niet gevorderd, veroordeling cf. staffel; € 357,00 + € 73,00 + € 300,00
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. [A] is op grond van schriftelijke arbeidsovereenkomsten in dienst van (rechtsvoorgangers van) Startbaan vanaf 15 december 2003. In ieder geval vanaf 15 december 2005 wordt [A] door Startbaan uitgeleend aan (rechtsvoorgangers van) Werkpro en is hij werkzaam als beheerder van een fietsenstalling, eerst in de Oude Boteringestraat en later in de Peperstraat.
2.2. Op 1 juli 2011 zijn vier jongens bij de fietsenstalling gekomen terwijl [A] en zijn collega daar werkzaam waren. De vier jongens kwamen een fiets halen die drie weken gestald stond en waarvoor € 25,00 betaald moest worden.
2.3. Twee van de vier jongens bleven buiten staan, een van de jongens had de fiets vast en de vierde liep in en uit. [A] heeft de uitgang van de fietsenstalling “bezet” (volgens een overgelegde CD-ROM met beelden van de bewakingscamera in ieder geval enkele minuten) om te voorkomen dat de jongen met de fiets kon vertrekken alvorens te betalen.
2.4. Toen [A] zich omdraaide om op straat te kijken op het moment dat een reinigingswagentje van de gemeente voorbij kwam, dook de jongen met de fiets achter [A] langs de straat op.
2.5. [A] heeft een sprintje getrokken om de fiets(er) te achterhalen. Hij is gevallen en heeft op drie plaatsen zijn schouder gebroken waardoor hij langdurig arbeidsongeschikt is geworden.
2.6. In zijn brief van 17 december 2011 heeft Zinnemers voor Werkpro aan de verzekeraar Univé onder meer het volgende geschreven:
Medewerkers van Stallingen krijgen instructies hoe om te gaan met lastige klanten of klanten die niet willen betalen. Instructie wordt gegeven in werkoverleg en via de een-op-een begeleiding door de projectbegeleider Stallingen. Ze krijgen instructie om nooit zaken af te dwingen. Mensen worden zo mogelijk staande gehouden. Dit gebeurt nooit met fysieke middelen. Het is niet de bedoeling klanten met gebruikmaken van fysieke middelen tegen te houden.
(…)
In principe is het de bedoeling dat de klant afrekent. De medewerker heeft niet de instructie om een klant die er van door wil gaan zonder te betalen zonder meer staande ter houden.
Het standpunt van [A]
3. Het ongeval is [A] overkomen tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. [A] heeft de instructie een fiets in de stalling te houden wanneer er niet wordt betaald door degene die de fiets komt halen. Wanneer iemand geen of onvoldoende geld heeft, krijgt die persoon van [A] te horen dat de fiets later die dag of de volgende dag gehaald kan worden, na betaling. De situatie op 1 juli 2011 was niet agressief.
Het standpunt van de stichtingen
4. Er is aan [A] instructie gegeven om geen betaling af te dwingen. Die instructie is gegeven door de leidinggevende [B]. Er bestond geen noodzaak achter de jongen met de fiets aan te rennen.
De beoordeling
5. De vraag naar de aansprakelijkheid van de stichtingen als werkgever op grond van de artikelen 7:658 en 7:611 BW wordt aan de kantonrechter als deelgeschil voorgelegd. Partijen hebben verklaard zo nodig te zullen onderhandelen nadat de kantonrechter in de aansprakelijkheidskwestie een oordeel heeft gegeven.
6. De kantonrechter is van oordeel dat het ongeval [A] is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Hij is niet zomaar gaan rennen of voor iets onbelangrijks. De reactie van [A] om een fiets(er) te grijpen die probeert te ontsnappen zonder de verschuldigde € 25,00 stallingsgeld te betalen, is begrijpelijk. Te meer omdat op de zitting is komen vast te staan dat hoofdregel is dat een fiets niet meegaat wanneer het stallingsgeld niet is betaald. Er is daarom ook geen sprake van een huis-, tuin- en keukenongeval. De handelwijze van [A] past bij wat Zinnemers voor Werkpro aan de verzekeraar schrijft:
In principe is het de bedoeling dat de klant afrekent. De medewerker heeft niet de instructie om een klant die er van door wil gaan zonder te betalen zonder meer staande ter houden.
7. Niet is komen vast te staan dat en wanneer [A] instructie heeft gekregen in een situatie als de onderhavige de boosdoener te laten lopen. Het zou dan moeten gaan om een instructie om niets te doen. Er is niet gesteld of op een andere manier gebleken dat een dergelijke instructie is herhaald en dat op de naleving is toegezien.
In dit verband passeert de kantonrechter het bewijsaanbod van de stichtingen, met de volgende motivering. Uit de brief van Zinnemers, aangehaald in rechtsoverweging 2.6., wordt een instructie om een wanbetaler met fiets te laten lopen niet genoemd. In die brief wordt anders wel duidelijk gesteld dat het de bedoeling is dat er betaald wordt voor de stalling. Verder is de kwestie op het moment van de zitting meer dan een jaar oud en is al lange tijd duidelijk dat de stichtingen het verweer voeren: de werkgever is zorgvuldig geweest want heeft afdoende instructies gegeven. Het is dan onvoldoende om op de zitting te vermelden dat daags voor de zitting Zinnemers een telefoongesprek heeft gevoerd met [B] die – in algemene termen en niet toegespitst op [A] – zou hebben gezegd instructie te hebben gegeven.
Met andere woorden: de stichtingen hebben het mogen leveren van bewijs niet verdiend door onvoldoende stellingname.
8. De kantonrechter stelt vast dat de stichtingen hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade van [A] door het ongeval op grond van artikel 7:658 BW. Bij gebreke van stellingen over buitengerechtelijke kosten en proceskosten zal de kantonrechter die vaststellen op grond van de staffels voor zaken met een onbepaald belang. De wettelijke rente gaat lopen vanaf de veertiende dag na heden. LJN BY4099